donderdag 28 maart 2024

Baja California, Mexico: Zingend door de woestijn

‘Als militairen je paspoort vragen nóóit direct naar je binnenzak grijpen, want dan schieten ze je voor je kop,’ zegt de oude Amerikaan. ‘En geef je paspoort nooit af, want dan moet je het voor een vermogen terugkopen. En pas op voor vrachtwagenchauffeurs. Ze rijden je plat zonder met hun ogen te knipperen.’

Al bij het ophalen van de motoren in Los Angeles hebben we de eerste waarschuwingen voor Baja California te pakken. Het Mexicaanse schiereiland onder Californië is in Amerikaanse ogen een poel des verderfs waar drugdealers en clowns de macht in handen hebben. Een soort Nederland vinden ze het dus, maar dan erger.

Toerisme: de Grote Mooie Bergenrit door 7 landen

Er zit iets in. Baja California is al ruim een eeuw de vrijplaats voor Amerikaanse gokkers, drinkers, malloten en hoerenlopers. Grensplaats Tijuana (1,4 miljoen inwoners) werd er tijdens de drooglegging groot door en geldt tegenwoordig hét centrum voor drugs en prostitutie. Geen verrassing dat de Mexicaanse regering het complete politiecorps doorlicht op banden met de maffia. Ook niet verbazingwekkend: de Amerikaanse verzekeringen dekken niets wat de Mexicaanse grens oversteekt. En dan was er ook nog iets met een woestijn vol ratelslangen en schorpioenen.

Tegen deze romantische achtergrond vertrekken we op een zonnige winterdag met tien motoren, een volgauto en een gitaar uit Los Angeles. De groep bestaat uit Bennie Jolink en zijn roadie Pattu, een RTL-cameraploeg, wat vrienden en journalisten.

Een kruis met plastic bloemen

De meeste groepsleden rijden op een BMW GS 1200. Om een beetje te wennen doen we het kalmpjes aan. Maar je hebt er altijd iemand bij die zich wil bewijzen. In dit geval is het De Sigaar. Keihard scheurt hij de groep voorbij om deze even later op te wachten. Dat gaat goed tot we bij vlak voor de grens, zoals afgesproken, een afslag naar een alternatieve overgang nemen. We rijden Mexico binnen voor we het weten, maar Sigaar zijn we kwijt. Maar ach, die komt zo wel weer langs scheuren, denken we optimistisch en we rijden de kustweg op naar Ensenada, dat 100 km verderop ligt.

Het asfalt van de Mex1 is prima, maar toch heeft de 1600 km lange weg een slechte reputatie. Het duurt dan ook niet lang voordat we daar de eerste stille getuige van zien. Een kruisje in de berm met plastic bloemen erbij. De komende dagen zullen er nog vele honderden volgen, alsof het kilometerpaaltjes zijn. Het probleem? De weg – uit 1973 – is te smal voor vrachtwagens en bussen. Vooral in het donker gaat het daarom fout. Ook omdat loslopend vee dan naar het warme asfalt trekt. Reisgidsen raden dan ook sterk af om hier in het donker te rijden. Stilstaan moet je na zonsondergang ook al niet doen, want dat trekt struikrovers aan. En wat plonst daar rechts van ons in de oceaan? Precies, de zon.

Wanneer we het hotel in Ensenada hebben gevonden, belt Sigaar op. Vanaf de grens. Waar of we nou eigenlijk wel niet zijn. In het pikkedonker vertrekt ie. ‘Als hij niet op een koe klapt, hoeven we in elk geval niet meer naar een pispaal te zoeken,’ zegt een collega.

Alle griezelverhalen hebben hun uitwerking kennelijk niet gemist, want Sigaar komt volledig overstuur in het hotel aan. En op dat moment ontdek ik een bloedspoor dat van mijn kamer naar het zwembad loopt. Welkom in Baja.

De morgenzon maakt alles onschuldiger. Zeeleeuwen stoeien in de haven, de eerste cruiseboottoeristen hebben op een terras plaatsgenomen, een gemeentewerker snoeit een bloemperkje en de bloeddruppels blijken rode verfspatten te zijn. Ensenada lijkt een redelijk nette en welvarende stad. De poel des verderfs is een beetje aan ons voorbij gegaan (meer dan een hoer en een paar dronken Amerikanen hebben we niet gezien), want na Ensenada eindigt de vrije zone voor Amerikanen – het gebied waar ze zonder paspoort kunnen feesten en beesten.

Na de partyzone gaan we de natuur in. Nog geen echte woestijn, maar bergachtig gebied met veel groen. De tekenen van armoede nemen toe. Kleine huisjes, vaak met een tuin vol autowrakken, halflege winkeltjes, en heel veel kinderen – meestal te dik. Het oogt soms wat grimmig, maar de mensen zelf maken allerminst een grimmige indruk. Met onze kekke Europese motorpakken en motoren zijn we vermoedelijk vreemde snuiters, maar waar je ook stopt klinkt een hartelijk ‘hola, amigo’.  

Een film, een droom

Na San Quintin neemt de Mex1 een aanloop langs de kustlijn om de Desierto Central in te gaan. In El Rosario, het laatste plaatsje voor de woestijn, vullen we de nog lang niet lege tanks tot het randje. Het eerstvolgende tankstation ligt namelijk 320 km verderop. Redt de GS dat wel? Ja, moet makkelijk kunnen. Maar als ik daarna heel erg lekker in de eerste bochten van de woestijn hang, voel ik het dilemma. Of eigenlijk niet. Ik zou wel gek zijn om hier verstandig te gaan rijden. De Desierto Central is namelijk een film, een droom. Een woud van keien en cactussen, sommige zo hoog als een huis, met erachter paarse tafelbergen. Overal waar je kijkt, ontdek je vreemde rotsformaties, bijzondere planten, spelonken en paden die je de woestijn in willen lokken. Wat van veraf een dooie boel lijkt, blijkt van dichtbij een bron van leven en geheimzinnigheid te zijn. En daar mag je dan met je motor doorheen karren bij een temperatuur van een graad of 25. Onecht. Bij elk bord dat waarschuwt voor een Curva Peligrosa draai ik het gas nog eens flink open.

Ergens halverwege druppelen de groepsleden binnen bij een cafeetje/autosloperij/ex-tankstation. Omringd door stinkende autoslopers en zwerfhonden tref ik een vervuilde Amerikaan die om een dollar vraagt. Hij is de weg kwijt. Iets meer dan dat zelfs. Hij vertelt over zijn ontmoetingen met Howard Hughes, Bill Gates, Mae West en John Lennon. En over de uitvindingen die hij heeft gedaan. Het buigbare rietje. De hybridemotor. De stofzuiger zonder zak.

‘Je had erg rijk kunnen zijn,’ zeg ik.

‘Absoluut! Maar ik heb nooit het patent kunnen aanvragen.’

‘Waarom niet?’

Hij kijkt naar de grond en zucht. ‘Omdat ik mijn naam niet weet.’ In de woestijn hoopt hij die op een dag te ontdekken. 

Wij hebben meer geluk. Tegen het eind van de middag bereiken alle GS’en het tankstation bij Guerrero Negro. De grootste mazzelaar heeft slechts 1 mijl over op de countdownteller.

Walvissen kijken

In veel plaatsen langs de Pacific Coast tot aan Alaska toe kunnen toeristen met bootjes mee om walvissen te bekijken. Maar Guerrero Negro overtreft ze allemaal. Want hier ligt de Laguna Ojo de Liebre, een ondiepe binnenzee, waar een populatie grijze walvissen al sinds de oerknal paren en paaien. In het voorjaar zwemmen ze naar Alaska, maar nu, in de winter dobberen er duizenden in het extreem zoute water van lagune.

Dat moeten we zien. Voor vijftig dollar de man gaan we met twee motorboten op jacht. Na vijf minuten zien we de eerste walvis uit het water plonsen. Helaas doet hij dat een kilometer van ons vandaan. Maar de gids is geen eco-watje, dus blaast hij onmiddellijk naar de plek waar het beest bovenkwam. Niets meer te zien. We jakkeren op de volgende af. Ook weg. En op de volgende. Zo zigzaggen we een uur lang de hele lagune over. Maar steeds als we dichtbij dreigen te komen, zijn de beesten weg. ‘Misschien moeten we pesos in het water gooien,’ zegt een Amerikaan. ‘Misschien moeten we die herriemotor afzetten,’ zegt een Achterhoeker. Even dreigt er een anti-walvisstemming aan boord te ontstaan. Maar dan opeens is het raak. Vlak langs de boot komen een moeder en een kind naar de oppervlakte om te ademen. ‘Hrrrrrrrggghh,’ horen we. Nu we zien dat de walvis een stuk groter is dan ons tienpersoonsbootje, keert het respect terug. Niettemin klinkt het verzoek een pepermuntje voor de frisse adem in het water te werpen.

Duivelsvissen werden ze vroeger door walvisjagers genoemd, omdat ze zich niet bepaald zonder slag of stoot lieten vangen. Maar van toeristen krijgen ze geen slecht humeur. Nadat de eerste zich hebben laten zien, volgen vele anderen.

Met roodverbrande koppen rijden we tegen het eind van de middag de Desierto del Vizcaino in, het meest verlaten stuk van Baja. Deze woestijn is minder begroeid, vlakker en eindelozer dan de vorige. De weg loopt dan ook vrijwel recht naar San Ignacio, een oase 130 km verderop. Met de laagstaande zon erbij glijden we vanzelf een trage rocksong binnen. On a dark desert highway, cool wind in my hair. Warm smell of colitas rising up through the air. Ja, Baja kan relaxed zijn, maar een onheilspellende ondertoon blijft. Daar zorgen de  autowrakken en vele kruizen langs de weg wel voor. Niet dat we daar echt voorzichtig van worden. Daarvoor is de weg veel te goed voor en de politie te afwezig. Dat wordt dus knallen. De groep breekt in stukken en samen met Jolink en vijf anderen rij ik een uurtje later San Ignacio binnen, een stadje in een groene oase aan een glasheldere lagune. Het is het eerste zoete water dat we zien.

Zuid-IJsland: In de ban van de Ring

De wereld is klein

San Ignacio biedt nog een primeur. Bij het terras voor het hotel zien we de eerste blonde vrouw sinds Los Angeles. Allemaal kijken we naar haar en zij kijkt naar ons. Dan roept ze haar man erbij, een grote cowboy die uit een Chevy pick-up klimt. Ze overleggen even en dan stappen ze op ons af. Terwijl we niet eens iets schunnigs hebben geroepen.

‘Zie je nou wel?’ roept ze als ze vlak voor onze Achterhoekers staat. ‘Dit is Normaal!’

‘Nou briekt mien de klomp,’ zegt de cowboy. ‘Mijn hele dashboardkastje ligt vol met Normaal cd’s!’

Het blijkt een Nederlands emigrantenpaar uit Californië te zijn. Oorspronkelijk komen ze uit Steenwijk. ‘Nou moe!’ roept een motorrijder. ‘Daar heb ik nog in de gevangenis gezeten!’

Ja, de wereld is klein. En de grootste toevalligheid weten we dan nog niet eens.

Maar waar blijft de rest van de groep toch, vragen we ons af als we de tweede Pacifico – voor Corona halen we de neus op – opentrekken. We zijn dan wel bloedsnelle asfalttijgers, maar zo groot kan onze voorsprong nooit zijn geweest. Dan komt de Sigaar aangescheurd. Als hij de helm van zijn hoofd heeft gerukt, komt er een bezorgd hoofd tevoorschijn: ‘De Lange heeft een ongeluk gehad.’

Na een lang recht stuk blijkt hij een flauwe bocht naar links te hebben gemist. Hij stuiterde door de berm en raakte een betonpaaltje. Een cilinderkop van de GS ving de grootste klap op, de knie van de Lange de rest. Het kon veel erger, maar we zullen toch snel medische hulp moeten zoeken. Nu dringt pas echt door hoe eenzaam en afgelegen we hier zitten.  

Maar Het Opperwezen zag dit natuurlijk allang aankomen. Daarom besloot Hij een engeltje naar het hart van de woestijn te sturen in de gedaante van een fan van Normaal. Jazeker, onze blonde Nederlandse/Amerikaanse blijkt verpleegster te zijn in een ziekenhuis in – what’s in a name – Los Angeles. Kapotte knieën zijn dagelijkse kost voor haar. En ze heeft nog een compleet eerste-hulppakket bij zich ook. Een uurtje later heeft de Lange de eerste pijnstillers achter de kiezen en een verband om zijn knie. Maar verder rijden kan niet en morgen zal materiaalwagen hem naar het vliegveld brengen. Toch mogen we San Ignacio wel omdopen in Santa Truus.

Baja California

Een stem als een orkaan

Nu we toch onder goddelijke bescherming staan, kunnen we ook rustig gaan eten bij het typisch Mexicaanse restaurantje vlak achter de grote kerk –  uit 1786 en de mooiste van Baja California, maar dit terzijde. Toda, zoals het schuurtje heet, heeft plastic tuinstoelen, wiebelende tafels, tl-verlichting en een tweepitsfornuis in een keuken te grootte van een kast. Maar wat de moeder en oma van de ober hieruit weten te toveren is onwaarschijnlijk. Grote schalen vol vis, kreeft, burrito’s, groenten, pasteitjes, taco’s, gepofte aardappels, vleesgerechten en salades komen er vandaan en alles smaakt bijzonder goed. Jolink is razendenthousiast en vindt dat Michelin snel een ster op het schuurtje moet timmeren. Als de muur dat tenminste houdt.

Als op zondagmorgen vroeg de eerste kerkgangers zich verzamelen op het dorpsplein van de woestijnoase, doorbreken twee mannen op een bankje de rust met vrolijke texmex gitaarklanken en tweestemmig gezang:

t wurt tied dat wi-j weer es goat dansen
dat is al zo lange gelee

Die taal hebben ze in San Ignacio nog nooit gehoord. Maar fascinerend vinden ze het wel, die man met een stem als een orkaan. Sommige maken danspasjes en na het lied stijgt een verlegen applausje op. Het is het begin van weer een prachtige dag in de woestijn.

Een woud van cactussen

Als we een trio vulkanen (Tres Virgines) zijn gepasseerd, wacht een fabelachtige bochtenpartij van 11 km lang over gitzwart superasfalt, de Devil’s Grade, met aan het eind de Zee van Cortez. Ik wil zou de pas eigenlijk nog eens op en neer willen rijden, maar de kustweg langs het diepblauwe water trekt nog sterker. Hier keert de beschaving  enigszins terug. Op de stranden staan lange rijden Amerikaanse campers, tegen de bergen zijn luxe villa’s geplakt en er ligt een aardig stadje, Santa Rosalia, ooit gesticht door Franse mijnbouwers. Maar het meest valt de bijzondere vegetatie op. Cactussen aan zee, als een dicht bos opeengepakt. De bergen worden hierdoor wat zachter en groener. Maar wees gerust, dat is Baja, lieflijk zal het nergens worden. En het barst er van de curvas peligrosas.

De groep versnippert tot duo’s. Zo kunnen we ons eigen tempo rijden en stoppen wanneer we willen. Het betekent dat ik samen met mijn reisgezel geweldig lekker aan het rijden ben. Maar ook dat we veel medelijden met Bennie en zijn roadie krijgen. Voor een paar minuten televisie moeten zij achter de camera-auto aantuffen en doen alsof ze lekker rijden. Worden ze daar niet een beetje moe van? ‘Nee, daar worden we stapelhoorndol van!’ antwoord Bennie desgevraagd. Daarom passeren we de rockers een keer of vijf per dag in een bochtig gedeelte, liefst met groot snelheidsverschil. Dan kunnen ze in elk geval zien hoe anderen genieten. Dat is wel het minste dat we kunnen doen.

De kustroute biedt 250 km lang de kans om onze diensten te bewijzen. Maar als de Mex1 daarna het binnenland ingaat wordt hij zo recht als de Afsluitdijk en een keer of tien zo lang. In dit vlakke landbouwgebied beleven we toch nog een momentje van lichte opwinding wanneer we drie mannen in de berm bij een auto zien gebaren. ‘Hulp! Ach en wee! Ons voertuig functioneert niet meer!’ Ze spelen het zo overdreven en zo onwaarschijnlijk dat we concluderen dat het hier een poging tot overval betreft. Maar als dit een voorbeeld van de criminaliteit is, hebben we vooralsnog weinig te vrezen. Dat deden we toch al niet. Baja kan ondanks zijn wildwest reputatie nooit echt een vrijstaat voor criminelen zijn. Je kunt er geen kant op. De Mex1 is bijna de enige echte weg en om de paar honderd kilometer vormen zwaar bewapende soldaten een roadblock.

De ober heeft een zus

Aan het eind van de middag bereiken we de Zee van Cortez weer. Hier ligt La Paz (170.000 inw.) aan een prachtige baai. De hoofdstad van zuidelijk Baja werd eind jaren veertig ontdekt door John Wayne en Bing Crosby. Oké, de stad is natuurlijk veel ouder, maar pas toen bekend werd als favoriete bestemming van filmsterren, kwamen de toeristen. Wayne en zijn vrienden zouden hier zijn gekomen om te vissen. Maar de stad biedt wel iets meer dan dat. Mooie stranden, een fameuze zonsondergang, winkeltjes, restaurants en vooral een lekkere, luie boulevard. Hier duiken we een hotel in om daarna de hele warme avond lang van het ene naar het andere boulevardterras te slenteren. We eten, we drinken, we krijgen Jolink weer aan het zingen en een ober heeft nog een uitgaanstip voor ons. ‘Here isse my sister,’ zegt hij als hij een foto van een paaldanseres uitdeelt. ‘She very nice. She in club with her friends. You can go if you like.’ Maar wij maken hem snel duidelijk dat wij hier niets mede te maken wensen te hebben. Beduusd legen wij ons glaasje Fanta, keren terug naar ons hotel, waar wij na het uitspreken van het avondgebed om tien uur onder de wol kruipen. Immers, wij moeten vroeg uit de veren, want morgen wacht ons een lange dag!

Oké, zo ging het misschien niet helemaal, maar we begrijpen nu in elk geval waarom filmsterren hier hun hengeltje kwamen uitwerpen. Toch is La Paz niet echt een woeste en wilde toeristenfuik. Daarvoor moet je in Cabo San Lucas zijn.

Hotel California

Dat beroemd bezoek het toerisme aanjaagt, weten ze in Todos Santos – 80 km zuidelijker – inmiddels net zo goed als in La Paz. Hier staat namelijk het Hotel California, waarover de wereldhit van de Eagles zou gaan. En dat heeft sinds de jaren tachtig tienduizenden toeristen voor een paar uurtjes naar het kunstenaarsplaatsje aan de Pacific gelokt.

Toch is er een verschil met het La Paz van John Wayne en, laten we zeggen, café De Tol in Zelhem van Normaal: de Eagles zijn nooit in Hotel California geweest. Ze hadden er zelfs nog nooit van gehoord en op de albumhoes staat het Beverly Hills Hotel in Los Angeles. Maar dat alles heeft de mythe niet gesloopt. Dat komt misschien omdat deze plek zo goed aansluit bij de ondergangssfeer van de tekst. Door de stemmige Mexicaanse kleuren, de dure inrichting en de grote hoeveelheden drank doet het hotel aan een nachtclub denken. En dat ligt dan in een stoffig plaatsje aan de rand van de woestenij. Voor de romanticus een prachtplaats om nooit meer te vertrekken en alcoholist te worden. This could be heaven or this could be hell. Dus we blijven gewoon vinden dat dit het Hotel California van de Eagles is. Bovendien werd hier onlangs wel degelijk een echte rockster gesignaleerd. Hij kwam uit Hummelo en hij reed op een BMW GS 1200.

Baja California

Mrs. Haverkamp, mrs. Haverkamp

Direct onder Todos Santos passeren we de Kreeftkeerkring. Paradijselijke stranden tonen  direct aan dat we nu officieel in de tropen zijn. Om bij de echt mooie stukken te komen, moet je van het asfalt af en tussen de cactussen door de zandpaden op, maar dan heb je ook wat. Het ene Bounty-reclame decor na het andere. En nog totaal verlaten ook.

Maar op de zuidpunt van Baja California is het afgelopen met de rust, want hier ligt Cabo San Lucas. Dit voormalige vissersplaatje heeft zich in dertig jaar tijd ontwikkeld tot het Tijuana van het zuiden. De economie draait hier dus grotendeels op het vermaken van Amerikaanse toeristen. Daarom vind je hier veel Amerikaans: van een Harley-dealer tot het hardrockcafé van Sammy Hagar, burgerketens, een luxe shopping mall, golfresorts, chique restaurants en cafés. En daartussen is nog plaats voor allerlei Mexicaanse restaurantjes, schimmige cantina’s, nachtclubs, straatventers, hoeren, mariachi orkesten en dansende senorita’s.

De feestelijke smeltkroes wordt vanavond verrijkt met een derde culturele stroming: die van de Achterhoek. We zoeken een strandrestaurant op waar Bennie en zijn meezingende roadie Pattu hun akoestische hoemparock ten gehore kunnen brengen. Het gezang en de cameraploeg wekken al snel de nieuwsgierigheid van Amerikaanse toeristen. Ze maken foto’s, proberen mee te zingen en willen weten waar de teksten over gaan. Tussen het meezingen door, doen wij de simultaanvertaling. Mrs. Haverkamp, mrs. Haverkamp. Heidi, your mountains are the world, same theme. Mother, I’ve lost my beer. En natuurlijk: To hell with law and order, and morality, oh Ali.

‘Is that song about Baja California?’

It certainly is.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen