dinsdag 23 april 2024

Frankrijk: Lotharingen

Gold Lotharingen door zijn kolen- en staalgebieden eens als grijze muis, nu is de industriecultuur salonfähig met schitterende steden als Metz of Nancy. Industriemoe?Het uitgestrekte akkerland rondom bieden ideale vluchtwegen in de groene natuur.

Klaus Daams

De hoogovens van Lorfonte en Richemont worden met potlood onderstreept. Niets tegen de mooie vakwerkdorpen of heuvels van de Vogezen, die in de reisgids eveneens worden beschreven, maar bij een reportage onder het motto : « Het avontuur werk – en natuur- in het kolenbekken om de Carreau Wendel-mijn » neemt de ansichtkaart-idylle nu eenmaal de tweede plaats in. Dus nog het hoofdstuk over de ijzer- en staalindustrie van Lotharingen aangekruist, voordat het boek tenslotte in de koffer van de Ulysses verdwijnt.

Op deze motor snel ik een paar uur later op de A1 door de Eifel richting Saarland. De vrijdagavondzon dompelt het vette wormachtige bochtstuk in een gouden gloed. De mijn (La Mine) en het industriemuseum Carreau Wendel, ook wel Wendel-Vuillemin genoemd, ligt direct achter de Duits-Franse grens in Petite-Rosselle- kan echter wegens het ontbreken van een fotografeervergunning pas na het weekeind bezoek van het Amerikaanse staal krijgen.

Genoeg tijd dus om met de brullende Buell de koeien in de wei te laten galopperen; of om ontspannen te kanoën op de liefelijke Nied, heel vreedzaam. Dat het in deze streek niet altijd vreedzaam toeging- Verdun is maar honderd kilometer verwijderd – en dat het noordelijke deel van Lotharingen en de hele Elzas eens tot het Duitse rijk behoorden, mag als bekend worden verondersteld en is hier niet het thema.

Hackenberg, het grootste fort in de Maginotlinie, de kastelen van Malbrouck en Sierck-les-Bains als ook Rodemarck, een van de misschien mooiste dorpen van Frankrijk, behoren tot de „musts“ voor iedere toerist. Dat geldt minder voor de hoogst omstreden en in het liefelijke Moezellandschap overal zichtbare atoomcentrale Cattenom met zijn vier machtige koelwatertorens, waaruit iedere minuut donkere wolken in de lucht ontsnappen.

Tijd om een logeeradres te zoeken. Alle hotels – en dat zijn er niet veel in dit niemandsland dicht aan de Luxemburgse grens – zijn vol. Geen wonder, morgen is het Pinksteren. Eerder van gisteren lijkt Aumetz, dat eruitziet als een uitgestorven, spookachtig stadje na de goldrush en waar de schachttoren van een stilgelegde mijn als een galg in de nachtelijke hemel oprijst. Er zit niets anders op dan naar Thionville te vluchten. In ieder geval een goede gelegenheid om op de bewegingsgolf van de Ulysses door het centrum te surfen totdat Odysseus eindelijk in het Hotel du Parc een zacht bed vindt. En daarna direct doorgestart naar het volksfeest op het Place de la Liberté, dat aan de Cranger kermis in het Roergebied herinnert.

Vrije tijd en werken, je afbeulen en je ontspannen- een verbintenis, waarin de meeste mensen gelukkig, of in ieder geval tevreden zullen zijn geweest. Voor de Kumpels in Lotharingen hield deze band tot het jaar 2004, toen voor de kolenmijnbouw het laatste uur sloeg. Tot dat jaar heeft men in ruim honderd jaar tijds bijna drie miljard ton minette gedolven, oölitisch ijzererts met een gering ijzergehalte, dat over een lengte van 120 kilometer van Haye tot naar Luxemburg in het gesteente van het Moezelgebergte te vinden is. De resultaten van de veredeling kunnen nu nog bewonderd worden aan de Eiffeltoren, waarvoor de staalfabrieken van Pompey 7300 ton materiaal hebben geleverd.

De crisis, onder meer veroorzaakt door concurrentie van hoger ijzerhoudend importerts, wist men te pareren door het productieassortiment uit te breiden en ook door investeringen in nieuwe technologieën, met het gevolg dat het Lotharingse staal thans op de wereldmarkt iedere concurrentie kann aangaan. Hoe dat er concreet uitziet, kan men goed bestuderen in de Vallée de la Fesch bij Thionville, waar het Arcelor-concern, wereldwijd nummer twee in de productie van staal, letterlijk hoog van de toren blaast. Omdat bij het traditionele hoogovenprocédé bij het winnen van een ton ruw ijzer ook 1,5 ton kooldioxide, de klimaatkiller bij uitstek, vrijkomt, hebben Europese ondernemingen de Ulcos (Ultra Low Co² Steelmaking) in het leven geroepen. Streven is om de emissies met 30 tot 70 % te verminderen.

Willen wij naar het openluchtmuseum van ijzerertsmijnen (Ecomusée des Mines de Fer) van Neufchef, ongeveer 10 kilometer ten zuidwesten van Thionville bij Hayange- of maken wij liever een rit de hemelsblauwe zondagmorgen in? Geen moeilijke keus. Maar voordat de als Enduro gecamoufleerde streetfighter met zijn achter traliewerk gevatte dubbele schijnwerpers als een gloeiende tweelingslans in de armada van insecten te keer gaat, eerst nog een ronde Hayange. Uit de functionele sculptuur van een staalfabriek- waar overigens de rails voor de TGV worden gemaakt – rijzen de drie somberbruine torens als raketbases op. Direct daarnaast bloeit een waar mijnwerkershuisjes- en volkstuintjes-idylle, en in de schaduw van de A30, die over de stad heen gelegd is, beloven de ongeschminkte beige-grijze gevels van de discotheek Decibel en van Club Privé Syracus ondanks of juist dankzij al deze triestigheid een leven vol kleur. De Underground Tattoo Studio in de rue de Verdun is in ieder geval in staat om deze kleurigheid op kunstige wijze en levenslang aan te brengen. En nu alleen nog XB12X in Barricade Orange.

Eerst naar de Moezel, dan naar het natuurpark om het meer van Madine, dat is grofweg het plan. Langzamerhand wordt het werkelijk mooi en typisch Frans.De hitparade dreunt uit de open bars en uit de over de rotondes cirkelende Clio’s en Co, die overluid worden begeleid door DJ’s met zomaar even 14000 lettergrepen per minuut. En er middentussen in de blues van de Buell, ondersteund door het luide zoemen van de ventilator voor de achtercilinder.

Plotseling moet er scherp geremd worden in Ars-sur-Moselle, waar op de stoep een zilveren unicum voor een excurs aanleiding geeft: „De kunst om samen met motors oud te worden“. De Peugeot Moto Comfort 250 van 1955 is de trots van Robert Buniet, die juist met zijn vriend René Maguin in een vakgesprek op niveau is gewikkeld. Dat zij evenwel voor de vreemdeling uit Amiland graag onderbreken. In de garage van monsieur Maguin, hij is 75 en was 30 jaar lang verkoper bij Simca en Peugeot, sluimeren schatten als een Moby Sport 125 en een Motobecane 125 met handschakeling, en alle hebben er minstens een halve eeuw op zitten. In de schappen diverse blikken met vloeibaar lood, daarnaast een verzameling van motorhelmen uit de tijd. Op een vervuld leven, au revoir en bonne route!

Een paar kilometer in het zondagmiddagsverkeer langs de Moezel, en dan rechts af het dal in van de Rupt de Mad. Vijfde gang, 2500 toeren- dat is voorlopig genoeg. Nauwelijks nog verkeer, in plaats daarvan meer akkers, meer koren, meer hemel, langzamerhand ook meer toeren op de teller. Wie daarmee niet tevreden is, kan zich aan het lac de Madine vermaken, een meer van 1100 ha, compleet met camping en een infrastructuur die bij het vrijetijdsleven hoort. Of op de 375 meter hoge Butte de Montsec, waar een Amerikaans monument, goed gecamoufleerd als een antieke tempel, aan de Eerste Wereldoorloig herinnert. De ruïnes van Grand zijn ongetwijfeld voor historisch geinteresseerden een hoog genot. In de thermen van deze eertijds Romeinse stad werd de god van de geneeskunst, Apollo Grannus, vereerd. Daarnaast bood een amfitheater dat 17000 toeschouwers kon bevatten gelegenheid bij gladiatorengevechten te schreeuwen of te kermen. Op een krachtige speerworp afstand van Grand verwijderd staat in Domrémy-la-Pucelle het geboortehuis van Jeanne d’Arc, Franse nationale heilige en zeker de beroemdste Lotharingse.

‘Vous cherchez quelque chose?’, aldus onderbreekt mij charmant een autorijdster bij het bestuderen van de kaart op de kruising van D 12 en D 908. Wat ik zoek? Een zo ideaal mogelijke motorroute voor de avonduren. Weliswaar leert de ervaring dat zich deze het best zonder vreemde hulp laat vinden. Het enigszins heuvelachtige landschap heeft, met lichte overdrijving, de naam van Klein Lotharings Zwitserland gekregen. „Eric’s Land“ zou ook goed passen. Alsof de Buell door de maker zelf juist voor dit land is ontworpen, schreeuwt zij als een bronstig hert op de smalle departementswegen en in het dal van de Esch, maakt plotselinge wendingen als een haas en laat de nozem van weleer weer opleven. Maar goed dat er voor de laat-pubertaire escapade geen getuigen zijn. Eenvoudigweg even voor het plezier van het horen twee of drie gangen terugschakelen en dan weer gas geven, zodat aan de rand van de weg de korenhalmen op de wind heen en weer schudden.

Wie daarna een kaars voor Eric zou willen opsteken, kan dat in de voormalige abdij der Premonstratensers in Pont-à-Mousson doen. Het kloostercomplex ligt direct aan de Moezel en is zetel van het Europese centrum voor sacrale kunst. Alternatief kan men bij Blenod in Jezainville een zwaar-industriële gedenkpauze inlassen: een fabriksareaal met buizen als tentakels van een reuzenkreeft, daarin flakkerend vuur als het oranjekleurige oog van een cycloop. In het mooie centrum van het Moezelstadje interesseren dan eerlijk gezegd alleen nog maar een filet canard en drie Kronembourg van het vat.

Pinkstermaandag. ‘Kerkdienst’ op Eurosport met de MotoGP van Mugello. Inmiddels brengt in Lotharingen Petrus regenwolken naar de startplaats. Een ideale dag voor een uitstapje naar het motormuseum in Amneville- of naar de kunst- en Jugendstilmetropool Nancy, waar op het werkelijk schitterende Place Stanislas de grote zonneschermen van de straatcafés bij ieder weertype beschutting bieden. Het barokke ensemble is te danken aan de Poolse koning Stanislaus Leszczynski, die, in zijn eigen land onttroond, tengevolge van de heerlijke machinaties van de 18de-eeuwse huwelijkspolitiek hertog van Lotharingen werd en daar dertig jaar lang als bouwmeester furore maakte.

Genoeg bezinning op deze feestdag. Met koers zuidoost weg uit Nancy, voorbij aan St.Nicolas-de-Port met zijn laatgotische basilica en het Franse brouwerijmuseum – beide staan vandaag niet als eerste opgesteld- naar Dombasle-sur-Meurthe. Een idyllische plaats: vissers en joggers bevolken de oever van de rivier, muscleshirt en mastiff worden er uitgelaten. Daarachter „Solvay Carbonate France“, de belangrijkste sodafabriek van Frankrijk met kalkovens die tot de grootste der wereld behoren. 1,4 miljoen ton steenzout wordt jaarlijks op het in de buurt gelegen plateau van Haracourt gewonnen en in Dombasle verwerkt.

Vrije vaart ten oosten van de Moezel tussen Nancy en Metz in een dicht geknoopt net van smalle landwegen. Bij Velaine-sous-Amance kwinkelieren vogels, koeien herkauwen bij Sivry en aan de hemel bewegen zich steeds wisselende wolkenformaties. Aan de D 44 bij Serrières rijzen als twee-eiige tweelingen een stalen elektriciteitsmast en een ijzeren kruis aan de weg op in de inmiddels bijna vlekkeloos blauwe hemel. In de vrije ruimte onder de Gekruisigde spant een spin met even dodelijke als esthetische precisie haar net uit. Arbeid en natuur. Het „staaldraden“ producerende insect als wapendier van de streek? Zelfs voor Frankrijk waarschijnlijk iets te revolutionair. Reeds sedert 1430 is het Lotharingse kruis, met de karakteristieke twee balken, het wapen van het land. In de Tweede Wereldoorlog werd dit kruis symbool van het Franse Verzet en van de regering-in-ballingschap onder Charles de Gaulle.

Bij Eply geurt het landelijk, de scenerie herinnert sterk aan de Niederrhein, om precies te zijn aan de Duffelt, tussen Nijmegen en Kleef. Daar hebben jaren geleden vindingrijke cineasten de mensen verteld, dat zij gehoord hadden, dat zich in de buurt het paradijs zou bevinden; of zij wisten waar precies? Uiteraard was er geen Niederrheiner die niet dadelijk een gedetailleerde beschrijving wist te geven. In het landelijke Lotharingen zal het waarschijnlijk niet anders zijn; en de witte runderen van Raucourt zijn natuurlijk betoverde prinsessen.

Hoe mooi het ook zou zijn geweest: een gezellig landhotel lag in de afgelopen uren niet aan de weg. Dus alsnog naar Metz, de hoofdstad van Lotharingen. Met zijn vele oude kerken, burgerhuizen en bruggen, een mengeling van middeleeuws flair en modern leven. En boven alles uit steekt de gotische kathedraal St. Etienne met glazen ramen van Marc Chagall. Als dan ook nog de 13000 lampen en spots de lichtmetropool dompelen in een knus en warm schijnsel, wordt gegarandeerd zelfs de grootste anti-romanticus zwak.Voor de profane dingen des levens zorgt het centraal gelegen hotel Kyriad, met ondergrondse garage en vis-à-vis het kebab-restaurant Berfin- met de beste döner van de stad, zoals de man aan het draaispit trots verkondigt.

‘Dat daar is de frees van een freesmachine, waarmee ondergronds de steenkool gewonnen wordt; de hele machine is 13 meter lang en weegt 83 ton’, legt de gids Roland Heckel op het terrein van de Carreau Wendel Mijn uit. Zoals vele Lotharingers in de grensstreek spreekt hij Duits. Begonnen is de winning van steenkool reeds in 1856 in deze mijn, die overigens genoemd is naar de Franse fabrikantendynastie de Wendel, die de mijn in hun imperium inlijfden en tot een wereldonderneming uitbouwden. Nadat het Lotharingse kolenbekken afwisselend dan weer tot het Duitse Rijk, dan weer tot Frankrijk behoorde, kwam Wendel na 1945 aan de staat. Een grondige modernisering had plaats en de productiecapaciteit werd in vergelijking met de vooroorlogse situatie verdrievoudigd. Zijn bloeitijd bereikte de mijn in de jaren zestig met een maximale productie van 10.000 ton steenkool per dag.

Ter vergelijking: In de Ensdorf-mijn in het Saarland, een van de acht overgebleven Duitse mijnen, worden dagelijks 24.000 ton steenkool gewonnen. Toen in 1986 de toegankelijke steenkoolvoorraden uitgeput waren, sloot Wendel na 130 jaar. En opende zijn poorten weer in 2001, nu als industriemuseum van de staat, waar, uniek in Frankrijk, de voor het grootste deel bewaard gebleven machinerieën voor het winnen van steenkool een realistische blik in het werk zowel boven- als ondergronds toelaten. Kortom, hoogst indrukwekkend.

Wasinstallaties, schachttorens, machinehallen, kolentransportlokomotieven- alles is er nog, als had een reus overhaast zijn speelplaats verlaten. Of alsof een neutronenbom is ingeslagen, want van de uiteindelijk nog 2800 mijnwerkers zijn er maar weinige over: 50 vullen de oude schachten met beton, acht werken in het museum. Alleen wat gras en onkruid proberen zich heel voorzichtig te vermeerderen. Onverwoestbaar is ook een oude rode tractor, die uit een of andere poort als een tor aan het licht krabbelt. Twee uur duurt de rondleiding, aan het eind waarvan de Ulysses 1200 nog verrassend gezelschap krijgt: Bij de ingangspoort van Wendel duikt plotseling een Shadow 125 op, in het zadel en nauwelijke terug te kennen Jean Claude Weyland, de 60-jarige bestuurder van de tractor. Hij cruist regelrecht zijn vrije tijd binnen. ‘Glück auf!’.

Bezienwaardigheden

  • Mijnbouwmuseum Carreau Wendel, Petite-Rosselle, tel. +33 (0)3 87870854, www.la-mine.fr
  • IJzerertsmuseum Aumetz, Aumetz, tel. +33 (0)3 82919626/82857655, www.musee-minesdefer-lorraine.com
  • IJzerertsmuseum Neufchef, Neufchef, tel.+ 33 (0)3 82857655, www.musee-minesdefer-lorraine.com
  • Niet te vergeten de Völkinger Hütte, een ikoon van de zware industrie; www.voelkinger-huette.org
  • Niet in een museum, maar op muren en op huisgevels kunnen in Algrange, Fameck, Florange, Hayange, Knutange, Nilvange en Yuts (alle bij Thionville) muurschilderingen van Greg Gawra bewonderd worden, een hommage aan de wereld van de kleine man tijdens de industrialisering van Lotharingen.

[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/TRK-0208_lotharingen.GPX”]

Jan Kruithof
Jan Kruithof
Rijdt al heel lang motor. Is niet zo geïnteresseerd in de motor zelf, maar wel in wat-ie kan. Sterke voorkeur voor allroads, maar hypernakeds zijn ook niet te versmaden. En natuurlijk classics vanwege de techniek én de aaibaarheid. Rijdt zo'n 40.000 km per jaar. Heeft drie motoren, waarvan één woon-werk. Bezit zelf geen auto.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen