donderdag 28 maart 2024

Italië: Ligurië op z’n mooist

Rond het duizend jaar oude vorstendom Seborga vind je nog stiekeme witte plekken op de kaart. Die vragen erom om ontdekt te worden. Geen straf, via de adembenemende bergwegen en passen in het achterland van de Italiaanse bloemenkust.

[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/italie-ligurie.gpx”]

Tekst en foto’s Klaus H. Daams

‘Nee maar, er zit nog echt iemand in,’ denk ik bij het tolhokje, wanneer we bij Arma di Taggia de autostrada eindelijk verlaten en de forse tolheffing van 23,90 euro voor de laatste etappe voldoen. Nee, niet gewoon door een creditcard in een van de alom aanwezige automaten te schuiven, maar heel ouderwets: we overhándigen de pecunia. Een volgende gelegenheid om de bevolking van nabij te leren kennen zou het nabijgelegen zandstrand kunnen bieden, maar dat komt later nog wel. In plaats daarvan dompelen we ons onder in wat motorrijders aan Bella Italia altijd zo leuk vinden: het gekrioel en gewriemel van Vespa’s en Piaggio’s, die vanwege de smalle wegen al bij voorbaat met ingeklapte spiegels rijden, de vanaf zee hoog de bergen in slingerende weg (hier is het de 548 waar we al enorm veel zin van krijgen) en tenslotte aan het eind van een lange reis een uitstekende pizzeria aan een dorpsplein. Lekker zeg.

Zo’n plaats is bijvoorbeeld La Stua aan de Piazza Marconi in Badalucco. Met als omlijsting twee heroïsche gedenktekens vieren 37 kinderen samen met hun ouders en leraren de eerste dag van hun drie maanden durende zomervakantie – zie ze met z’n allen zitten aan de lange tafels. Ook al is het vak Engels even met verlof, Julio en Franco hebben inmiddels genoeg kennis opgedaan voor een beetje smalltalk met die rare snoeshaan van een biker. Die hoort eerst een brutaal ‘Fuck Bayern’ en krijgt ten afscheid nog een grappig ‘Ciao Santa Klaus’ mee. Ach, mijn favoriete voetbalclub kan wel een Italiaans plaagstootje hebben…

Warmlopen

Wij rijden vanuit ons ‘trainingskamp’ Badalucco voor ons eerste oefenritje door het achterland van de bloemenkust. De smalle en bochtige wegen zijn, anders dan de Via del Sale, niet bedekt met steenslag, maar geasfalteerd, hoewel er af en toe kuilen in zitten waaruit het groen omhoog schiet. Al even volhardend als deze sprieten is de firma Honda, want vanaf 2013 importeert ze de CB 1100 officieel in Europa. En de handzame neoklassieker doet zijn ding even mooi als goed. Hij dribbelt lichtvoetig over het smalle speelveld zoals Kagawa en Okudera in hun beste tijden; écht offroad-rijden zou vooral de verchroomde bochtstukken van de vier-in-lijn natuurlijk niet goed bekomen.

Warmlopen bij een aangename 22 graden op de 548 naar Molini di Triora en jezelf daar de vraag stellen naar wie de bal gaat: rechts naar Passo Teglia of steil omhoog, linea recta af op het hoog boven de Argentina-vallei gelegen, schilderachtige maar tegelijk morbide heksendorp Triora? Wat het eerst komt, het eerst maalt: onze wedstrijd duurt langer dan negentig minuten! Waar ooit talloze vrouwen en meisjes door de inquisitie het leven lieten, verkopen ze tegenwoordig – in eendrachtige samenwerking met lieftallige elfen – heksen met wrattige neuzen, net als in de Harz, of kun je heksencongressen bezoeken. En over tien dagen begint, als een soort ode aan de levensvreugde, het Triora Fantasy Mistery Fest. Maar zo lang willen we niet wachten en dus slingeren we terug naar Molini di Triora, bij culinaire durfals bekend om zijn slakkenfeest, en bestormen de Passo Teglia.

Het onopvallende bergweggetje, dat pas voor de Giro d’Italia 2001 werd geasfalteerd, oogt dan wel niet zo imposant als de aanbeden sterren van de Dolomieten-divisie, maar wat doet het ertoe als je – zonder gekheid – een panorama tot aan de Franse Zee-Alpen, het uitzicht op tapijten van gele brem, de diepe ravijnen en steile, gekartelde rotsen pal onder je slechts hoeft te delen met de alweer wijsneuzige grassprieten. Eén minpuntje misschien: het slechte bereik. Want stel nou dat je schatje thuis je om de een of andere futiliteit opeens hoognodig moet spreken? Niks aan de hand, het is bepaald geen straf dat ritje weer naar beneden te maken.

Strijdplan

Na de pashoogte een T-splitsing zonder borden: links bosrijk bergafwaarts tot Rezzo, vitaminebommetjes van een overvloedige kersenboom langs de weg en ten slotte in Pieve di Teco eerst een snufje sacrale cultuur in de vorm van de classicistische koepel van de San Giovanni Battista, en dan een profane koffiepauze op de Piazza Cavour. Wanneer een net als wij niet meer zo piepjonge meneer zijn 350 cc Beta Sport Enduro aantrapt, is dat voor ons het teken om weer op te stappen. Zelfs de onroad-junkies die wij zijn krijgen op weg naar de Colle San Bartolomeo, inclusief een uitstapje naar Cartari en het rustieke Siglioli, af en toe takken tegen de helm gezwiept – wat vermoedelijk niets is vergeleken met de florale contacten van de Beta-coureur die we ergens ver beneden ons in de plantenwereld horen ploegen.

Al weer een tijdje uitgejakkerd is het vehikel dat vlak voor Montalto Ligure zijn laatste rustplaats heeft gevonden: een ondefinieerbaar karkas dat van al zijn organen is beroofd en de voor de rest vermoedelijk eveneens nutteloos geworden ruïne van een garage nog de air geeft van een pittoresk autoparadijs. Dan heeft Ristorante Il Ponte in Badalucco wel wat meer uitstraling. Hier krijg je als afsluiting van je dag prima tagliatelle met flinke garnalen voor een schappelijke acht euro vijftig. Ach, dan vergeet je even de benzine en tol voor de lange rit er naartoe.

Om te voorkomen dat je tochtjes door het Ligurische bergland er later uitzien als het computermodel van de afgelegde meters op het voetbalveld, een onontwarbaar woud van patronen dus, kan een zorgvuldig uitgedokterd strijdplan alleen maar nuttig zijn. Nog helemaal niet zo simpel met alle opties die je hebt. De tweede dag begint echter optimaal. We verlaten Badalucco in zuidelijke richting en klimmen rechts naar Vignai. Weldra glijdt de rode CB als een bloedlichaampje door de groen vertakte longen van het dichte bos. Korte stop bij de aftakking naar de Monte Ceppo – we kunnen de verleiding weerstaan! – en niet veel later een langere, gedwongen pauze. Een bosbrand misschien? De brandblusser staat in elk geval paraat naast de dikke Audi van Mister Belangrijk, die de doortocht naar Bajardo blokkeert. ‘Due motos’ horen we hem zeggen in zijn mobilofoon, waarna er vijftien minuten lang niets gebeurt. Tot een aanzwellend en onheilspellend gebrul de stilte verbreekt en plotseling een hete Skoda Fabia Super 2000 in een powerslide de bocht om giert. Een slinger aan het stuur en weg is ie. Training voor de rally van San Remo van volgend jaar? Het verklaart in elk geval de waanzinnige rem- en driftsporen op de wegen rondom de Passo Ghimbegna.

Palmen

Even afkoelen in Bajardo, onder de luifels van de Osteria Ra Culeta. Zo kleurloos sommige gevels hier zijn, zo kakelbont zijn de blouses van de gezellig keuvelende en koffie drinkende dames en de shirts van de wielrenners die voor een siësta aan komen peddelen. Maar eens kijken of onze bleke huid niet ook een kleurtje kan krijgen met een zachte zweem van zonnebrand. Omhoog en omlaag dan maar naar San Remo aan Zee, via Ceriana of langs de Monte Bignone. Op de kaart zien de beide trajecten er appetijtelijk krullerig uit. We kiezen ‘de witte route’ via Ceriana.

San Remo, gevierde ster van de Riviera dei Fiori, de bloemenkust. Kassen zo groot als voetbalvelden en palmen zo hoog dat ze de wolken uit de lucht zouden kunnen vegen, wat bij drieduizend zonne-uren per jaar maar zelden nodig is. Hier de fraai gestuukte gebouwen uit de belle époque, daar de scooterjeugd in korte broeken en wapperende rokjes. En wat doe je als noch een zwembroek voor het strand, noch een stropdas en colbertje voor het casino van San Remo bij je hebt en met je tankrugzak omgegord uit wandelen gaat? Een bezoekje aan de Gelateria Smeraldo! Heerlijk huisgemaakt ijs, vanaf het balkon van het onder Mussolini gebouwde koele betonblok een blik op zandstrand en zwembaai. En van Roberto Salese, 32 jaar lang verzekeringsagent in Duitsland, die de overstap heeft gemaakt naar pachter van een ijssalon, de vraag of we misschien iemand kennen die zijn zo goed als nieuwe Ducati ST4 voor 3500 euro (vraagprijs) wil kopen.

Seborga

Een enkele niet-Italiaan zegt het misschien iets: het vorstendom Seborga. Het na de afrit Bordighera via een doodlopende weg te bereiken nest in de bergen heeft maar drie keer zoveel inwoners als een ST4 paardenkrachten, werd in 954 voor het eerst als ‘Castrum Sepulcri’ geboekstaafd en kreeg in 1079 de status vorstendom van het Heilige Roomse Rijk; in 1729 werd het dorp aan de Savooiaarden verkocht, in 1861 werd het deel van het nieuw gestichte koninkrijk Italië en in 1946 van de huidige Italiaanse republiek. In de officiële documenten zou Seborga echter altijd over het hoofd gezien en nooit expliciet genoemd zijn – en het zou dus ook geen deel gaan uitmaken van het moderne Italië, maar een zelfstandig vorstendom zijn gebleven. Dat althans was met een knipoog de lezing van bloemenkweker Giorgio Carbone, die in de jaren zestig de geschiedenis van zijn dorp als een pietje-precies had uitgezocht en later tot vorst Giorgio de Eerste werd gekozen. Sinds het overlijden van de nijvere regent, die voor een eigen munt en volkslied, eigen paspoorten en postzegels zorgde – wat de rest van Italië met een milde glimlach bezag –, zwaait diens opvolger Marcello Menegatto de scepter. Hij heeft plannen voor een golfbaan en een luxe hotel. Tja, niet elke dwerg heet nou eenmaal Monaco, is een belastingparadijs en heeft de ruimte voor een GP-circuit. Dan moet je de reclametrom op een andere manier roeren.

Wie zijn steven naar het in 1993 (weer) tot vorstendom uitgeroepen Seborga wendt, heeft geen last van files. Aan de ‘staatsgrens’ een verweesd douanehokje – of het voor de gedeserteerde wachtpost te heet was of dat hij te weinig salaris kreeg, kan niemand ons vertellen. Meer informatie biedt al meteen de eerste souvenirwinkel in het dorp, annex kantoor van de bevlogen minister van Cultuur Serra Maria Carmela, die geduldig probeert ons de betekenis van de blauw-witte strepen op de vlag van Seborga uit te leggen. Zouden de steegjes rond de parochiekerk en het palazzo hun verhalen óók nog eens vertellen, dan zouden we er nu nog ronddwalen. En konden we onze rit terug naar Badalucco wel vergeten, waar dankzij een energieke eindspurt via Dolceaqua en Colle di Langan – het groen-geel-witte gekronkel op de kaart mag voor zichzelf spreken – ruimschoots tijd overschiet voor een ritje tussen het verlichte godshuis Santa Maria Assunta e San Giorgio en de sfeervolle bar La Banca del Vino. Afstijgen, en pas morgen weer opstappen.

Nattigheid

‘Motorrijders komen echter nu pas op toeren, want het volgende traject voert al snel als ongeplaveide strada bianca naar de top van de Monte Saccarello, de hoogste berg van Ligurië.’ Wie laat op de avond vlijtig de reisgids bestudeert, weet waar het de volgende dag naartoe gaat: richting Monesi di Mendatica. Een extra blik op de weer-app was echter geen overbodige luxe geweest. Na een eet- en drinkpauze bij Ponti di Pornassio in de genoeglijke La Locanda dello Scoiattolo (ernaast staat ook nog de biker-uitspanning La Genzianella) zijn niet alleen de geparkeerde Enduro’s verdwenen, maar ook het blauw aan de hemel. In plaats daarvan hardnekkig grijs in combinatie met veel nattigheid, zodat onze viercilinders al snel onder de modder zitten. Bovendien siert een rood-wit verbodsbord, zo groot als een gezinspizza, de toegangsweg tot de 2200 meter hoge Saccarello, waarvandaan je trouwens ook de Via del Sale kunt bereiken. Dat biedt een kans om eindelijk eens het edele, enigszins kleverige goedje te proeven waar Ligurië zo vaak om geprezen wordt.

Rossella en Franco, onze verhuurders, exploiteren aan de rand van Badalucco de florerende firma Roi en maken uit de kleine, maar goed renderende Taggiasca-olijven niet alleen de overal in Europa onderscheiden spijsolie, maar ook diverse cosmetische producten. Na een rondleiding door de fabriek volgt een geurige degustatie en pijnigen we onze hersens welke flessen en potjes we voor het thuisfront moeten meenemen.

Dan is de keuze in de aangekondigde Osteria Cian de Bià makkelijker: die is er niet, je eet wat de pot schaft. En dat is niet weinig, mamma mia! We noteren tien gangen: 1. ham, besprenkeld met olijfolie, bestrooid met fijn geraspte harde kaas; 2. gefrituurde aubergines; 3. tartaar; 4. crème van groente met mais, ei en schijfjes wortel (onwillekeurig komt Monty Python voorbij: ‘Maar we zijn nog niet eens begonnen!’); 5. kalfsham met mosterdcrème en kappertjes plus look met tonijn (dat stond al op ons te wachten); 6. stokvis (is dat wel wat voor mij?); 7. ravioli van spinazie met parmezaan (in de ruimte naast ons klinken meer dan zeven stemmen door elkaar); 8. gnocchi (moet je ’s zien hoeveel broden er nog op het buffet staan); 9. konijn, aardappeltjes en een plak gebraden kalfsvlees in bouillon (hoofdgerecht); 10. vanillepudding, geflambeerd met een flinke scheut sterkedrank, gekarameliseerd met siroop. Als de ober vraagt of hij nog iets voor ons kan betekenen, moeten we vlak voor we uit elkaar barsten aan Goethe denken, die op zijn sterfbed zou hebben verzucht: ‘O, die heerlijke Italiaanse wijn die ik nu niet meer kan drinken…’. Een waardige afsluiter.

INFO

Een met bochtige bergweggetjes doorsneden gebied tussen de Italiaanse Rivièra en de Ligurische Alpen, tussen Remmidemmi bij San Remo en pittoreske dorpen als het vorstendom Seborga: belíssima!

HEENREIS

Wie haast heeft, moet door de tolplichtige snelwegappel heen bijten en kan vanaf München via de Brennerpas – of vanaf Freiburg bijvoorbeeld door Zwitserland en door de Gotthardtunnel – naar Milaan rijden; daarvandaan verder via Genua en Imperia richting Ventimiglia tot aan de verlossende afrit, in dit geval Arma di Taggia. Op de snelheidsmeter staat daarna ongeveer 800 c.q. 660 kilometer méér. Natuurlijk vind je juist op de route door de Alpen veel alternatieven, zodat je op de heenreis het profiel aan de zijkanten van je banden eens heerlijk over het asfalt kunt rossen.

OVERNACHTEN

In tegenstelling tot de badplaatsen aan de kust is de keuze aan accommodaties in de dorpen van het achterland tamelijk beperkt. Wij verbleven – comfortabel en op loopafstand van cafés en restaurants – in een smaakvol ingericht appartement van Agriturismo L’Adagio, Regione Ortai (te bereiken via de kleine stenen boogbrug bij de kapel), I-18010 Badalucco (IM), tel. 0039-3357226309, www.ladagio.it, mini-suite 90 euro.

Redactie
Redactie
De redactie van Motor.nl bestaat uit alle redactieleden van MOTO73 en Promotor. Redacteuren Marien Cahuzak, Jan Kruithof, Maikel Sneek en diverse freelancers zijn dagelijks actief voor Motor.nl.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen