woensdag 24 april 2024

IJssellinie: De Russen komen!

Een parcours uit het geschiedenisboek en een wapenschouwing die ons vijftig jaar terug leidt. Yop Segers en sparringpartner maken een battlefield tour langs de belangrijkste bezienswaardigheden van de IJssellinie. Gebouwd om de Russen tegen te houden, maar gelukkig nooit bevochten. Een vreedzame motorrit van 160 kilometer: van de IJssel over de Veluwe, via de Over-Betuwe naar de Waal. Spassieba!

Yop Segers, Chris Pennarts

Het is zaterdagmorgen. De Honda draaft sereen over de IJsseldijk richting Olst. Een anoniem dorpje in Overijssel dat lang een groot geheim heeft weten te bewaren. Achterop de buddyseat zit Iwan, mijn alter ego, die me vergezelt tijdens een inspectiereis langs de IJssellinie en andere restanten uit de Koude Oorlog. We zappen terug naar de tijd van Nikita Chroesjtsjov, Ike Eisenhouwer en John F. Kennedy, toen de wereld nog in twee machtsblokken was verdeeld: het communistische Oosten en het kapitalistische Westen. Warschaupact en NAVO hielden elkaar in de wurggreep met een gewapende vrede, die werd gevoed met beklemmende angstvisioenen en opgeklopt vijanddenken. Maar vandaag zijn Iwan en ik kompanen die dat nare verleden onder het genot van roffelende pk’s willen vergeten. Ons motto is: love and peace!

Boekweitpap

Het hartje van Olst bestaat uit een onknap winkelcentrum, maar Iwan – antagonist van de westerse consumptiemaatschappij – vindt het juist amusant om daar onze ‘vredesmars’ langs bejaard wapentuig te beginnen. De motor mag chillen op het pleintje dat met het standbeeld ‘het winkelende vrouwke’ is opgesmukt, terwijl wij op een terras een bakkie leut nuttigen. Iwan grijnst bij het aanblik van het brok brons en merkt op dat deze moeke met winkeltas wel in de smaak van kameraad Nikita zou zijn gevallen, want de communistische partijleider had een voorkeur voor ferme boezems en flinke kuiten. Hoe dan ook, het schijnt in elk geval de speekselklieren te stimuleren want behalve een tweede ’tsjasjkie kofji’ schranst Iwan op dit vroege uur ook drie porties appelgebak met slagroom naar binnen. Thuis in Rusland had hij zich tevreden moeten stellen met boekweitpap en broodkruimels.

Na een ‘da swiedanja’ hijs ik de gulzige bolsjewiek weer in het zadel. Drie kilometer verder staat de eerste bezichtiging op het programma. Aan weerskanten van de Puinweg liggen restanten van tankkazematten. Een exemplaar heeft zelfs nog een koepel waaruit een vervaarlijke mitrailleurloop priemt. ‘Stoj!’ gilt Iwan opeens en reikt zijn beide armen omhoog alsof hij onder schot wordt gehouden. Enkele fietsverslaafde vutters – van die mensen die de Koude Oorlog aan den lijve hebben meegemaakt – krijgen zowat een beroerte en je hoort ze verschrikt denken: ‘wat doet die kerel met die malle pet toch vreemd; zeker iemand van het krankzinnigengesticht, we kunnen maar beter snel doortrappen.’ Wat verderop zie je op terpen in weilanden en in het talud van de IJsseldijk meer bunkers zich breed maken. Telkens wanneer we zo’n kazemat in het vizier krijgen, playbackt Iwan mitrailleursalvo’s, alsof hij zijn Kalasjnikov AK47 nog steeds wil leegschieten op die arme zandhazen.

Etalagepoppen

Op het erf van het landgoed De Haere liggen verscholen in geboomte een bataljonscommandopost en een noodhospitaal. De eerste bunker met twee meter dikke muren was een versterkte telefooncentrale vanwaar infanteriesoldaten hun orders kregen. Iets minder fors zijn de betonnen gewelven van de voormalige geneeskundige hulppost. Daarin bevonden zich behandel- en operatiekamers met röntgenapparatuur en in de ziekenzaal konden 36 soldaten worden verpleegd. Lange tijd wisten inwoners van Olst niet waarvoor deze bunkers hadden gediend, want Defensie stootte ze pas in 1993 af. Tegenwoordig runnen vrijwilligers er een museum over de IJssellinie en beide kazematten zijn opengesteld voor bezoekers.

Tijdens onze rondleiding begint Iwan weer te ginnegappen: ‘Priekrasna, als we in Rusland hadden geweten dat jullie soldaten van die puntige borstjes hadden, was het hele Sovjetleger beslist deze kant opgekomen.’ De bolsjewiek wijst op de in uniformen gestoken etalagepoppen die op brancards in de ziekenboeg gewonde soldaten mimen. Rap geeft een onthutste gids uitleg en vertelt dat het museum tot op heden alleen vrouwelijke etalagepoppen (met priemende bustes en sexy lipstick) op de kop heeft weten te tikken. Het gnuiven houdt aan totdat we buiten het zojuist opgeknapte inlaatwerk in de IJsseldijk aanschouwen, dat er voor moest zorgen dat het omliggende boerenland blank kwam te staan. De sluis met vijf openingen lag eerst verborgen onder het dijklichaam, maar nu zijn delen weer blootgelegd en in oorspronkelijke staat hersteld.

Badpak en bikini

Je kunt op en rond het landgoed een drie kwartier durende wandelroute langs overgebleven bunkers ondernemen, maar Iwan is niet zo’n marcheerder. Dus zet de veerpont ons kwiek over naar de westelijke IJsseloever. Daar aan gene zijde vind je onder Welsum opnieuw resten van militaire installaties: een als landbouwschuur gecamoufleerde commandobunker voor de luchtdoelartillerie, verscheidene tankkazematten, een geasfalteerde overlaat, het betonnen landhoofd van de mobiele stuw en de haven waarin ooit een caisson en een zandzuiger afgemeerd lagen. Jammer voor Iwan zijn de restanten in de uiterwaarden niet per motor bereikbaar zodat de benenwagen toch uitkomst moet bieden. De voormalige haven is nu een plas waarin duikers oefenen. Leuk, maar onze kozak had hier toch liever vrouwelijk schoon in badpak en bikini zien zwemmen.

Even later spreken we de pk’s weer aan en brengen zwierige dijken ons naar het dorp Wilp. Vervolgens doorkruisen we het Appense Bos en de Veluwe om de Nederrijn bij Arnhem te bereiken. Onderwijl is Iwan verbluft over het grote aantal oorlogsmonumenten in Nederland. Bijvoorbeeld op onze route het Ereveld Loenen, waar verspreid over zeventien hectare bos slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog – militairen, verzetstrijders, Engelandvaarders en mannen die de Arbeitseinsatz niet overleefden – zijn begraven. Of tegenover uitspanning De Woeste Hoeve, het gedenkteken ter nagedachtenis van de 117 gevangenen die de Duitsers hier fusilleerden na de aanslag op Rauter.

Walhalla

Ook de vele legerkampen zijn voor de Rus een verrassing. Op de Kop van Deelen staan tientallen betonnen bunkers en hangars die in 1940 door de Duitsers zijn gebouwd voor het Fliegerhorst Deelen. De gebouwen van de Luftwaffe zijn onherkenbaar vermomd als boerderijen en hebben nepventers en plaatstalen luiken. Het militaire complex is gerenoveerd en tegenwoordig wonen achter de dikke muren probleemjongeren in leefgroepen. Wat verderop tref je in een S-bocht het museum van de vliegbasis Deelen aan. Bezoekers kunnen daar ook het verhaal horen toen Deelen na de oorlog een legerdump was waar meer dan 35.000 voertuigen stonden gestald. Het stond bekend als de ‘grootste parkeerplaats van Europa’. De luchtmacht heeft Deelen inmiddels verlaten, maar geregeld oefent de Luchtmobiele Brigade er nog.

Aan de Koningsweg stoppen we bij een immense kluit beton dat ooit de codenaam ‘Diogenes’ droeg. In deze gigabunker – die 60 bij 40 meter meet, met een hoogte van 16 meter en 3 meter dikke muren en plafonds – herbergden de Duitsers vanaf 1943 hun vluchtleidingscentrum. Nu is het een depot van het rijksarchief waarin, naar verluidt, geheimen van alle naoorlogse kabinetten worden bewaard. De Veluwe is nog steeds bezaaid met legerkazernes. Zij hadden vroeger de taak om de Russen die de IJssellinie desondanks toch hadden doorbroken, de pas af te snijden. Maar de Koude Oorlog is voorbij, zodat vele kazernes hun bestaansrecht hebben verloren en te koop staan. Nu zijn deze verlaten kampementen een walhalla voor projectontwikkelaars.

Radio Moskou

In Oosterbeek dalen we over beboste heuvels, onderdeel van een stuwwal uit de ijstijd, naar de Rijnoever af. Daarna toeren we langs de Westerbouwing en door het Benedendorp, plekken waar tijdens de Slag om Arnhem heftig werd gevochten. Maar onze queeste blijft natuurlijk de IJssellinie. Restanten van de mobiele stuw in de Nederrijn vinden we aan stuurboordzijde, op het voormalige KEMA-terrein dat nu tot businesspark is gepromoveerd. Je vindt er tankkazematten, een haven met dukdalven en twee commandobunkers. Een beter beeld krijg je aan overzijde van de Rijn, in de uiterwaardpolder Meinerswijk. Daar drentelen Iwan en ik over een tweehonderd meter lange pijlerdam die het water in de uiterwaard moest opstuwen. Verder herinneren in beton gestorte Shermantanks, geasfalteerde spoeldijken en enkele inlaatsluizen aan de IJssellinie.

Maar ook de gerestaureerde steenfabriek in Meinerswijk had een militaire functie. Tijdens crisistijd bivakkeerden infanteristen op het bedrijfsterrein, terwijl in de ringoven munitie lag opgeslagen. De fabriek verhulde dus militaire activiteiten en dat was precies de bedoeling. Over geheimhouding gesproken, fotograferen was bij de stuwen strikt verboden. Zelfs als soldaten van elkaar kiekjes maakten ter herinnering aan de dienstplicht, werden hun films in beslag genomen. Ook patrouilleerden militairen met motorboten op het water om te verhinderen dat (water)toeristen foto’s schoten. Verder gold overal een stopverbod en mocht je in de buurt nergens je boot afmeren. Dit wekt bij Iwan weer de lachlust op. Hij vertelt dat Moskou volledig op de hoogte was van de IJssellinie.  Uit de Nederlandstalige uitzendingen van Radio Moskou bleek dat zelfs bekend was wie bij de bouw ervan betrokken was. Zo werden arbeiders met naam en toenaam genoemd en enigszins demotiverend toegesproken.

Cohiba sigaar

De geneugten van Nijmegen zijn voor straks. Dus maken we een omtrekkende beweging door de bekoorlijke Over-Betuwe: via Driel, langs de gekanaliseerde Linge naar Doornenburg. Daar beheerst een robuuste burcht de omgeving en op de splitsing van Waal en Pannerdens Kanaal prijkt het 19de eeuwse Fort Pannerden. De kazematten rondom dit sperfort hebben nog enkele jaren een rol gespeeld bij de IJssellinie. Daarna is de Waaldijk richting Lent een zinderende sliert bochten; Iwan vindt de reeks riviergezichten in elk geval prachtig. In de buitenpolder Bemmelse Waard rijden we over twee langgerekte overlaten, waarover het overtollige water vroeger langs de stuw kon wegstromen. Vijf kilometer verder komen we uit bij het zogeheten Fort boven Lent. Ook een oude versterking die in kader van de IJssellinie een nieuw leven kreeg als opslag van materieel en brandstof en als hulpcommandopost voor de zoeklichten.

De Waalbrug, die trouwens ook door rivierkazematten werd bewaakt, brengt ons tot slot naar de zuidoever van de Waal. Voor de IJssellinie duiken we nog eventjes de Ooijpolder in, want het mooie weer nodigt uit te blijven motorrijden. Alleen het noordelijkste stukje polder, daar waar het landhoofd van de stuw zich bevond, zou na inundatie droog blijven. Dit gebied kwam ongeveer overeen met het terrein van een steenfabriek die nu verdwenen is en dat door zoeklichtterpen, bunkers en geschutstellingen werd omzoomd. Sommige zijn nu nog te bewonderen. Zo ook aan de rivieroever het betonnen geraamte van het landhoofd, waarop Iwan zich parmantig installeert om de dag uit te wuiven met het opsteken van een heerlijke Cohiba. De grootste beproeving doorstond de IJssellinie trouwens tijdens de Cubaanse raketcrisis in 1962, toen alle installaties in opperste staat van paraatheid werden gebracht.

Waterlinie

In 1949 maakte het Nederlands opperbevel plannen om het Rode Leger voor de ‘achterdeur’ van het Westland tegen te houden. Men kwam tot de conclusie dat een waterlinie – een beproefd recept uit het verleden – hiervoor het beste antwoord bood. Door omvangrijke inundaties kon het verdedigingspotentieel van de IJssel worden benut. Daartoe moesten bij Nijmegen, Arnhem en Deventer stuwen in respectievelijk Waal, Nederrijn en IJssel worden geplaatst. De rivieren zouden met varende en afzinkbare caissons worden afgesloten zodat al het water richting de IJsselvallei stroomde. Door het afsluiten zou een gebied – van de Ooijpolder ten oosten van Nijmegen tot aan de monding van de IJssel in het IJsselmeer – met een lengte van 120 km en een gemiddelde breedte van 5 km – onder water komen te staan. Een adequate barrière om de Russische opmars een halt toe te roepen. In geval van inundatie moesten trouwens wel bijna een half miljoen mensen elders hun heil zoeken.

Caissons

De stuwen bestonden uit twee doorlaatsluizen in de uiterwaarden. Bij oorlogsdreiging zouden daartussen een stalen caisson worden gevaren en daarna worden afgezonken. Zo’n caisson was samengesteld uit aan elkaar gekoppelde pontons die gereed lagen in belendende havens. Vervolgens gingen de kleppen van de caisson dicht en werden ook de schuiven van de doorlaatsluizen omlaag gelaten. Om de druk van het aanzwellende water te weerstaan, moest bovenstrooms grote hoeveelheden zand worden opgespoten; daarvoor waren in de havens zandzuigers gemeerd. Aan de andere zijde, stroomaf, kon de stabiliteit van de caisson verbeterd worden met behulp van tot zinken gebrachte binnenvaartschepen. In 1953 was de IJssellinie gereed.

Bunkers

De stuwen waren kwetsbaar en werden daarom omringd door omvangrijke verdedigingswerken: bij Olst alleen al meer dan zestig bunkers en kazematten. Luchtdoelgeschut en vierlingmitrailleurs moesten – geholpen door zoeklichten en, later ook radar – bombardementen en luchtlandingen verhinderen. En tegen een infanterieaanval werden op strategische punten, langs de wegen die naar de stuwen leidden, kazematten met antitankgeschut en mitrailleurs gebouwd. Om budgettaire redenen – Nederland was na de oorlog erg armlastig – maakte men gebruik van Amerikaanse Sherman en Canadese Ram tanks waarmee nog tegen de Duitsers was gevochten. Die werden, ontdaan van motor en rupsbanden, simpelweg in beton gegoten. Dichterbij de stuwen werden verder nog commandobunkers voor luchtafweer en grondverdediging en in Nijmegen en Olst ook hospitaalbunkers opgetrokken.

Ontmanteling

Nadat Duitsland in 1955 een NAVO-land werd, schoof de verdediging van West-Europa geleidelijk naar het oosten op. Het rode gevaar zou al bij de Weser en Fulda, en later zelfs bij de Elbe gestopt of vertraagd worden. Het aanhouden van de IJssellinie als reservelinie werd daarna als te kostbaar gezien en in 1964 besloot Den Haag de IJssellinie te ontmantelen.

Jan Kruithof
Jan Kruithof
Rijdt al heel lang motor. Is niet zo geïnteresseerd in de motor zelf, maar wel in wat-ie kan. Sterke voorkeur voor allroads, maar hypernakeds zijn ook niet te versmaden. En natuurlijk classics vanwege de techniek én de aaibaarheid. Rijdt zo'n 40.000 km per jaar. Heeft drie motoren, waarvan één woon-werk. Bezit zelf geen auto.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen