Nederlandse overwinningen in de TT zijn zeldzaam, héél zeldzaam. Enkel Wil Hartog, Jack Middelburg, Paul Lodewijkx, Egbert Streuer, Bernard Schnieders en Hans Spaan hebben het Wilhelmus laten klinken op Grand Prix-niveau in Assen. Toch zijn er talloze andere unieke en soms bijna vergeten Nederlandse TT-momenten. Momenten waarop alles perfect samenviel, of juist nét niet. Prestaties die minstens zo indrukwekkend waren als een Grand Prix-zege. Ter ere van het 100-jarig bestaan van de TT in Assen sprak Moto73 met acht Nederlanders die een bijzonder TT-verhaal te vertellen hebben.
Henk van Kessel werd in 1974 wereldkampioen 50cc. De voormalig coureur uit Mill is – ruim vijftig jaar later – nog steeds de laatste Nederlandse solocoureur die een wereldtitel behaalde in de Grand Prix. Van Kessel won zeven GP’s, maar nooit in Assen. Al was hij er wel meerdere keren dichtbij met onder andere twee podiumplaatsen. Samen met Van Kessel doken we in zijn TT-verhalen.
Eerbetoon aan Henk van Kessel: leven tussen start en finish
Henk, je reed je eerste TT van Assen in 1971. Kun je je dat nog goed herinneren?
‘Ik was op dat moment pas voor het tweede jaar internationaal coureur. Ik was begonnen bij de NMB en daar kampioen geworden – dat noemden ze vroeger de ‘zwarte bond’. In 1969 ben ik overgestapt naar de KNMV, anders kon ik nooit grote internationale wedstrijden rijden. Dan is het natuurlijk bijzonder om je eerste Grand Prix te mogen rijden. Ik weet niet meer of het tijdens mijn eerste of tweede TT was, maar toen ben ik in het ziekenhuis beland. Ik had vrij goed getraind, maar in Meeuwenmeer ging het mis. Ik had niets gebroken, maar moest wel voor controle mee. Naderhand is dat gelukkig nooit meer gebeurd.’
In 1974 werd je coureur bij Van Veen Kreidler, het team dat met Jan de Vries in 1971 en 1973 de 50cc-wereldtitel had behaald. Hoe kwam je daar terecht?
‘Vanaf 1973 ben ik alle GP’s gaan rijden. Dat ging best aardig met mijn eigen Kreidler en ik scoorde twee podiumplaatsen. Jan de Vries stopte eind 1973. Toen is het balletje gaan rollen en kwam Van Veen bij mij terecht. Waarom bij mij? Niet alleen omdat ik een van de beteren was, maar ook omdat ik altijd al met Kreidler had gereden. Dat was voor Van Veen enorm belangrijk.’
Het seizoen 1974 ging geweldig. Je won zes races en werd 50cc-wereldkampioen. Maar in Assen werd je tweede. Steekt dat nog?
‘Nee, dat heeft mij nooit achtervolgd. Je ziet het vaker: renners die hun thuisrace rijden, hebben het daar niet altijd makkelijk. In 1974 was Assen achteraf gezien wel de beste kans om er te winnen, omdat ik toen echt heel goed materiaal had. Dat zag je ook in de andere races, die heb ik bijna allemaal gewonnen. In Assen merkte ik al vroeg in de race dat ik wat vermogen tekortkwam. Ik was niet het type dat dan koste wat kost alles op alles zette, met het risico op een valpartij. Herbert Rittberger reed weg en ik werd tweede. Een week later liep de motor wél goed op Spa-Francorchamps, maar werd ik opnieuw tweede. Ik reed aan de leiding, maar kreeg op het pitbord door dat het de laatste ronde was, terwijl er in werkelijkheid nog twee te gaan waren. Natuurlijk is het jammer dat ik Assen nooit gewonnen heb – want wie wil dat nou niet? Winnen voor zoveel publiek.’
Naast de 50cc bij Van Veen Kreidler reed je in 1974 ook nog met een eigen motor in de 125cc. Hoe ging dat?
‘In 1974 reed ik naast de 50cc ook als privérijder in de 125cc. Dat kon toen nog prima naast elkaar bestaan. Alleen mocht ik bij Van Veen nooit de motor van binnen bekijken, omdat ze natuurlijk bang waren dat ik – of anderen – hun technische geheimen in handen zouden krijgen. In de 50cc was ik toen dus echt alleen coureur, terwijl ik als privérijder in de 125cc juist veel zelf deed aan de ontwikkeling van de motor. Vanaf 1975 reed ik in de 125cc-klasse met een eigenbouwmotor onder de naam ‘Condor’, gebaseerd op een Bridgestone 125cc-racer van Jos Schurgers. Ook heb ik nog een paar jaar in de 250cc gereden. Er zijn zelfs een aantal seizoenen geweest waarin ik in drie raceklassen tegelijk uitkwam.’

Na je wereldtitel in 1974 zou je denken dat de kansen voor het oprapen lagen, maar een jaar later was je als regerend wereldkampioen weer privérijder. Dat moet voor jongere lezers onbegrijpelijk zijn.
‘Ja, dat was ook een enorme teleurstelling. Het voelde destijds zelfs een beetje als een afgang. Eerst word je wereldkampioen, en een jaar later haal je hooguit een top-vijf resultaat. Het team Van Veen Kreidler stopte eind 1974 als officieel team en liet daarna tegen betaling andere coureurs op de machines rijden. Van Veen heeft mij nog wel de kans gegeven om de motor over te nemen, maar de financiële middelen had ik simpelweg niet. Dus moest ik opnieuw zelf een motor kopen, maar die was lang niet zo snel als de Van Veen Kreidler. De originele motor werd uiteindelijk geleased door de Spaanse motorbond voor Ángel Nieto. Een tweede machine ging naar de Belg Julien van Zeebroeck.’
Heb je nog aanbiedingen gehad van andere fabrikanten?
‘Nee. We zijn wel op zoek gegaan naar meer sponsoring en dat is gedeeltelijk gelukt, maar niet voldoende om de motor van Van Veen te kunnen kopen. Zo dicht liggen winst en verlies soms bij elkaar. Niet alleen op het circuit, maar dus ook qua financieel en materiaal. Als je tegenwoordig wereldkampioen wordt, is dat natuurlijk een heel ander verhaal. Maar ik spiegel mij daar niet aan. Het was een andere tijd en dat is gewoon niet te vergelijken, op geen enkel vlak eigenlijk. Alleen het rijden zelf nog een beetje, al is dat door de komst van elektronica ook flink veranderd.’
Waren er nog meer TT’s waarin je dicht bij een zege was?
‘In 1976 heb ik in de 125cc nog een paar ronden aan kop gelegen, maar toen ben ik uitgevallen met een kapotte motor. In 1979 reed ik tweede in de 50cc en toen viel ik ook uit. Als ik had mogen kiezen, had ik liever in de 125cc gewonnen, omdat de concurrentie daar groter was en er meer fabrieksteams aan de start stonden. In 1976 had een zege in de 125cc er misschien ingezeten. Ik reed toen met onze eigenbouwmotor – de Condor – en eindigde dat jaar als vierde in het wereldkampioenschap.’
100 Jaar TT Assen – Jurgen van den Goorbergh: ‘Met beter materiaal had ik op het podium gestaan’
Je vergeet 1981 nog, toen eindigde je voor de tweede keer op het TT-podium met een tweede plaats in de 50cc.
‘Ja, maar in die race had ik geen kans op de overwinning. Die tweede plaats was, gezien het materiaal waar ik toen mee reed, misschien wel mijn grootste prestatie tijdens de TT Assen. Ik had dat jaar ook een beetje geluk: Stefan Dörflinger ging in de laatste ronde onderuit, waardoor ik van de derde naar de tweede plek opschoof. Maar hoe je een resultaat precies hebt behaald, dat weten de meeste mensen later toch niet meer.’
Als je dan tweede werd in de TT van Assen, hoe vierde je zo’n knappe prestatie?
‘Dat deden we eigenlijk niet. We gingen gewoon weer over tot de orde van de dag, want een week later stond er alweer een volgende race op het programma en daar moest alles nog voor klaargemaakt worden. In het jaar dat ik wereldkampioen werd, kon ik de titel al binnenhalen in Imatra, maar toen ging het mis. Na allerlei gedoe op de grid moest ik als laatste starten in de regen. Ik wilde snel naar voren komen en crashte. Bij de volgende race in Brno kon het opnieuw, maar ik had geen champagne of wat dan ook meegenomen. Ik wilde het noodlot niet tarten. Maar daar lukte het wel: ik won de race én het wereldkampioenschap. “Mister TT” Jaap Timmer heeft dat later vaak herhaald: de champagne van Henk bestond uit Fanta in Brno. Terug in Nederland hebben we de wereldtitel wél gevierd. Ik werd vanaf de grens – zo’n 17 kilometer van Mill – al opgewacht. Dat was echt heel mooi!’

Naast de 50cc, 125cc en 250cc heb je ook nog drie keer in de 80cc gereden. Je werd zelfs nog een keer vijfde toen je al 39 jaar was.
‘Dat was in de regen in 1985 en een jaar later reed ik mijn laatste TT in Assen. In 1985 werd ik in Le Mans ook nog eens derde. Het kwam toen al niet vaak meer voor dat oudere coureurs op het GP-podium stonden. Ik eindigde achter Nieto en Dörflinger. We hebben toen met z’n drieën uitgerekend dat we samen achttien wereldtitels op het podium hadden staan.’
Wat voor gevoel had je bij de TT van Assen?
‘Er hing altijd wel een bepaalde spanning. Niet vervelend, een gezonde spanning. Ik nam in Assen geen extra risico’s; voor mij was die wedstrijd hetzelfde als in het buitenland. Ik wist: als ik mijn vaste patroon aanhield, presteerde ik het best. Alleen de duwstart was altijd spannend – slaat de motor aan of niet? Dat was wel een dingetje. Ik heb altijd met veel plezier op Assen gereden. Het was een van de smalste circuits in het GP-circus. Qua breedte leek het bijna op een stratencircuit. Dat het zo smal was, werkte in mijn voordeel. Ik heb trouwens altijd wel met een klein beetje reserve gereden, zelfs in de Grand Prix.’
Waarom?
‘Dat leer je op de stratencircuits vanzelf. Daar staan dikke bomen langs de weg en daar wil je echt niet in de fout gaan. Maar ook de permanente circuits waren vroeger veel minder veilig dan tegenwoordig. Het kleinste paaltje kan al funest zijn. En dat hoeft echt niet met 200 kilometer per uur. Dat ik altijd met een beetje reserve reed is er op de een of andere manier gewoon ingeslopen. Ik heb twintig jaar geracet en in die tijd maakte je bijna elk seizoen wel twee of drie dodelijke ongelukken mee. Daar was ik mij heel bewust van. Maar dat heb je natuurlijk niet altijd zelf in de hand. Een motor kan bijvoorbeeld ook ineens vastlopen. Als ik tijdens een race merkte dat het niet ging, dan deed ik het gewoon niet. Dat is ook één van de redenen waarom ik zo weinig gebroken heb.’
Ruim vijftig jaar na je wereldtitel ben je nog steeds de laatste solorijder die dat in de Grand Prix heeft gepresteerd. Word je daar nog vaak aan herinnerd?
‘Dat wordt nog wel regelmatig benoemd, maar het wordt toch wel eens tijd dat daar verandering in komt. Vorig jaar had het gekund met Collin Veijer. Het blijft lastig qua faciliteiten in Nederland, je ziet dat veel jonge rijders al snel naar Spanje gaan. Ik volg nog steeds alle races en dat zal ik ook wel blijven doen. En elk jaar ga ik nog met plezier naar de TT Assen. Er zijn weinig voormalig coureurs in de GP-paddock waar ik zelf nog tegen geracet heb. Ik denk dat Jorge Martínez de enige is. Maar ik vermoed dat hij me niet meer zou herkennen, als coureur had ik namelijk nog een flinke bos haar. Maar goed, alles verandert. En dat geldt niet alleen voor de motorsport.’
Foto’s: Henk Keulemans, Asse Klein
Dominante wereldtitel |
In 1974 was Van Veen Kreidler oppermachtig in de 50cc-klasse met coureurs Henk van Kessel en Julien van Zeebroeck. Jan de Vries was gestopt, maar bood als werknemer Van Veen nog wel technische ondersteuning aan het team. Ángel Nieto reed dat jaar niet in de 50cc. Van Kessel kende een bijna foutloos seizoen. Er stonden tien GP’s op de kalender, maar door een staking verschenen er in Duitsland nauwelijks coureurs aan de start. Van Kessel won de eerste twee GP’s, gevolgd door twee tweede plaatsen in Assen en België. Op Spa-Francorchamps leek hij opnieuw te zegevieren, maar vanuit de pits werd een ronde te vroeg aangegeven dat het de laatste ronde was. Na een overwinning in Zweden kon Van Kessel al vier races voor het einde van het seizoen wereldkampioen worden in Imatra. Daar ging hij onderuit in de regen; zijn enige fout dat jaar. In Brno stelde hij alsnog de wereldtitel veilig met een overtuigende overwinning. Als kersvers kampioen schreef hij ook de laatste twee races van het seizoen in Joegoslavië en Spanje op zijn naam. |
Wist je dat… |
Henk van Kessel heeft bij zijn woning in Mill een ruimte ingericht vol motoren, bekers, foto’s en allerlei materialen uit zijn racetijd. Een prachtig museum waar de passie voor motorsport nog altijd van de muren spat. Ook sleutelt Henk op 78-jarige leeftijd nog steeds met plezier aan oude motoren. |
TT-resultaten van Henk van Kessel
Jaar | Klasse | Positie |
---|---|---|
1971 | 50cc | DNF |
1972 | 50cc | DNF |
1973 | 50cc & 125cc | DNF & P10 |
1974 | 50cc & 125cc | P2 & DNF |
1975 | 50cc & 125cc | P10 & DNF |
1976 | 125cc & 250cc | DNF & P16 |
1977 | 125cc & 250cc | DNF & DNQ |
1978 | 50cc & 125cc | P16 & P9 |
1979 | 50cc & 125cc | DNF & P9 |
1980 | 50cc & 125cc | P7 & P8 |
1981 | 50cc & 125cc | P2 & P14 |
1982 | 50cc & 125cc | DNF & DNF |
1983 | 125cc | P14 |
1984 | 125cc | P8 |
1985 | 80cc | P5 |
1986 | 80cc | P11 |