donderdag 3 juli 2025

25 jaar zonder Joey Dunlop: de ongeëvenaarde straatracer

Joey Dunlop wordt door velen gezien als een van de beste straatracers die de wereld ooit gekend heeft. Hij heeft maar liefst vijf wereldtitels in de Formula One-wegraceklasse op zijn naam staan en daarnaast won hij 26 TT-races op het eiland Man. Het is dit jaar 25 jaar geleden dat de ‘King of the Roads’ op 2 juli 2000 verongelukte tijdens een stratenrace in Estland. In juni 2000, een maand voor zijn dood, boekte Joey zijn laatste TT-overwinningen op het eiland Man. Hij deed dat op 48-jarige leeftijd in zijn eigen, onnavolgbare stijl, want het was een heuse hattrick. Dit was niet zijn eerste hattrick, maar tragisch genoeg wel zijn laatste. Met Joey Dunlop verloor de motorsport een heel aardig en bijzonder kleurrijk mens.

William Joseph Dunlop zag het levenslicht om 08:00 in de ochtend op maandag 25 februari 1952, in een kleine cottage zonder stromend water in het Noord-Ierse gehucht Unshinagh, vlakbij het stadje Dunloy in County Antrim. Na zijn zus Helen was hij het tweede kind van zijn moeder May en vader Willie, die werkte als automonteur. Uiteindelijk zou hij nog drie zussen krijgen: Virginia, Linda en Margaret, en twee broers: Jim en Robert. Volgens vader Willie was het gezin ‘niet het armste gezin van het land, maar veel scheelde het niet’. Alle kinderen in het gezin Dunlop werden genoemd naar hun tweede naam. Joey was vernoemd naar zijn oom Joe, dat verbasterde naar Joey.

Na zijn middelbare school ging Joey bij zijn oom werken als schoonmaker van vrachtwagens. Hij verdiende toen twee Engelse ponden per week. Joey was erg stil, had nooit veel te zeggen en leek altijd verlegen. In 1969 reed hij zijn eerste straatrace. Dat was in Maghaberry met een 199 cc Triumph Tiger Cub. Niet echt een motor om races mee te winnen, maar voor Joey goed genoeg om in de middenmoot te eindigen. Bovendien wakkerde het een passie aan die hem nooit meer zou verlaten. Hij raakte verknocht aan de motorsport en reed zijn eerste wegrace in 1970 op een afgesloten circuit, dus geen stratencircuit. In de 200cc ‘Handicap’-klasse van de Temple 100 eindigde hij opnieuw in de middenmoot met zijn Triumph.

Het laatste TT-podium van Joey in 2000.

Vissersboot

Begin jaren ‘70 werden Joey’s resultaten beter. Hij kocht een Suzuki T200, een luchtgekoelde 200 cc tweecilinder tweetakt. Het was geen racer en ook geen sportief wegmodel, maar hij leverde wel meer vermogen dan de Triumph. In 1973 vond hij zijn eerste sponsor en kreeg hij de beschikking over een 350 cc Aermacchi-HD Ala d’Oro productieracer. Maar de eencilinder viertakt Aermacchi-HD kon de Yamaha tweetakt productieracers, die bereden werden door topcoureurs zoals Tom Herron, moeilijk partij geven. In 1973 nam Joey deel aan twee van de meest prestigieuze Ierse races, de North West 200 en de Grand Prix van Ulster. Joey viel uit in de ‘200’ en in de GP van Ulster moest hij het opnemen tegen grootheden zoals Mick Grant, Charlie Williams en John Williams. Joey eindigde als negentiende en was de eerste rijder die finishte op een viertakt. Dat jaar reed Joey vrijwel ieder weekend een wegrace en hij nam ook voor het eerst deel aan een race op het eiland Man. In Jurby reed hij drie races, waarin hij eenmaal tweede en tweemaal derde werd. De tocht naar het eiland Man in de Ierse Zee werd met een vissersboot van een kennis ondernomen. Vanaf dat moment zou dat Joey’s vaste transportmiddel zijn naar en van het eiland Man.

In 1974 begon de racerij voor Joey serieus te worden dankzij een 350 cc Yamaha tweecilinder tweetakt productieracer die ter beschikking gesteld werd door zijn sponsor Danny McCook. Met de Yamaha kwamen betere resultaten binnen handbereik. Ondanks dat McCook de machine betaald had, viel het voor Joey en zijn vrienden niet mee om de financiën op tafel te leggen voor de brandstof, het onderhoud, de banden en de inschrijfgelden. Gelukkig kwam er wel meer prijzengeld binnen, want Dunlop boekte mooie resultaten.

Joey Dunlop ging, maar terug kwam hij niet

Yamsel

In 1975 besloten de broers John, Martin en Noel Rea om Joey te sponsoren. De gebroeders Rea hadden een groot transportbedrijf – Rea Distribution – en ze waren met hun Rea Racing Team geen onbekenden in de Ierse motorsportwereld. Al vele jaren sponsorden zij veelbelovende talenten en Joey was het trio in 1974 opgevallen, omdat hij de door Rea gesponsorde coureur Gordon Bell meerdere malen verslagen had. Joey kreeg de beschikking over een Yamaha TZ350. Het seizoen begon erg goed met een derde plaats in Croft in Noordoost-Engeland, toen Joey achter Roger Marshall en Kork Ballington als derde wist te finishen. Ballington zou in 1978 en 1979 wereldkampioen worden in zowel de 250cc- als de 350cc-klasse. John Rea zag een groot potentieel in Joey en besloot lopende het seizoen om een nieuwe TZ350 met Seeley-frame voor hem te kopen. Dat Seeley-frame was stijver dan dat van Yamaha en dankzij zijn iets langere wielbasis was deze ‘Yamsel’ wat beter geschikt voor de hobbelige Ierse stratencircuits. John Rea werd als een vader voor Joey en realiseerde zich dat betrouwbaar materieel vaak het enige was wat een overwinning voor Joey in de weg stond. In 1975 gaf hij Joey een nieuwe 350 Yamsel en daarmee volgden grote overwinningen in de Temple 100, de Leinster 200 en de Carrowdore 100. Uiteindelijk kreeg Joey in 1975 en 1976 de beschikking over drie wegracers: een 250-, 350- en 351cc ‘500’. Ze werden allemaal aangedreven door Yamaha-motorblokken in Seeley-frames. Later kregen deze Yamsels nog uitbreiding met de Yamaha TZ700 van Pat Mahoney. Ook deze machtige viercilinder tweetakt wegracer werd niet lang daarna voorzien van een Seeley-frame.

De broers (vlnr) Jim, Joey en Robert Dunlop.

Armoy Armada

Joey begon internationale aandacht te krijgen en zijn populariteit groeide hard in die jaren. Al snel kreeg hij een trouwe schare fans die meereisde naar elke race waar hij aan de start verscheen. Joey en zijn kompanen werden bekend als de ‘Armoy Armada’. In 1977 werd de Armoy Armada een officiële supportersclub met als thuishonk de ‘Railway Tavern’, een pub in het dorpje Ballymoney. Deze pub zou later overgenomen worden door Joey, en vandaag de dag runt zijn familie het nog steeds. Joey was altijd bezig met zijn motoren en het racen zelf en had bijna geen inkomen. Soms leefde het gezin Dunlop langere tijd alleen op melk en cornflakes. Joey gaf niet veel om zijn uiterlijk en zijn kleren waren altijd besmeurd met olie en vet. Als hij bij iemand even snel op bezoek ging, dan ging hij nooit op een stoel zitten, bang om de bekleding vuil te maken. Voor zijn supportersclub was dit alles reden om zoveel mogelijk geld in te zamelen. Als het bier rijkelijk vloeide op de clubavonden kwam het weleens voor dat een brood geveild werd, snee voor snee…

Ford Cortina

Het seizoen 1976 begon goed met een derde plaats in de 350cc-klasse van de North West 200. Maar dat jaar stond vooral in het teken van de TT op het eiland Man. Joey was met zijn 24 jaar al een soort van veteraan op de straatracecircuits, maar het TT-circuit vond hij toch overweldigend. Hij twijfelde of hij ooit het ruim zestig kilometer lange ‘Mountain Circuit’ goed genoeg zou leren kennen. Dat was inderdaad niet gemakkelijk. Het telt namelijk meer dan 260 bochten, variërend van flauwe knikken tot zelfs een paar heuse haarspeldbochten bergop. Het circuit is een echt stratencircuit, voorzien van lantaarnpalen, stoepranden, muurtjes en heggen. De toprijders in de zware klassen raffelen dit ontzettend moeilijke circuit af met een gemiddelde snelheid van ver boven de 200 km/u en halen topsnelheden van meer dan 300 km/u. Er wordt gestart met intervallen, dus je weet niet hoe je concurrenten het doen op het lange circuit. Joey’s eerste trainingsrondje op het eiland verliep meer dan moeizaam. Hij besloot een rijder te volgen die hem de weg zou wijzen. Maar bij Ballacraine, zo’n twaalf kilometer na de start, was hij hem al kwijtgeraakt. Hij wachtte op een aantal andere coureurs waarvan hij het tempo wel bij kon houden en volbracht in hun kielzog zijn eerste ronde.

Joey was overdonderd door de moeilijkheidsgraad en besloot ’s nachts het circuit in een Ford Cortina te verkennen. Dat had hij ook in Ierland veel gedaan als hij een nieuw circuit leerde kennen. Het daglicht leidt af van dingen die niets met de baan te maken hebben. In het licht van de koplampen zie je waar het echt om gaat; het circuit en wat er direct naast ligt. Bovendien zijn alle oneffenheden veel beter zichtbaar. In de Ford werd het circuit in het holst van de nacht verkend. De remtrommels raakten daarbij vaak roodgloeiend, waar Joey op zijn beurt graag gebruik maakte om zijn sigaret mee aan te steken. Zijn eerste TT eindigde Joey als zestiende. Ondanks de wat natte en mistige weersomstandigheden behaalde Joey een gemiddelde snelheid van 160 km/u tijdens zijn openingsronde, gevolgd door zijn snelste ronde met 161,64 km/u. Uiteindelijk zou hij een gemiddelde racesnelheid na de vijf ronden tellende race neerzetten van 160,66 km/u. Joey ging ook van start in de Senior TT, waarin hij als achttiende eindigde op zijn 354 cc Yamsel. In de 250cc Lightweight TT, de Production TT en de Classic TT viel hij uit door mechanische problemen. Joey leek herboren na de TT. Bijna iedere race waarin hij de rest van het seizoen van start ging, won hij.

Echte wegracer Michael Dunlop is ‘bereid om harder te sterven’

In 1977 ging het zelfs nog beter. Na een serie overwinningen op de Ierse straten- en reguliere wegracecircuits kwam zijn droom uit: Joey won zijn eerste TT op het eiland Man, de Jubilee Classic TT. Hij deed het met een gemiddelde snelheid van 175,2 km/u. Met zijn Yamaha TZ750, uitgerust met een Seeley-frame dat voor een Suzuki gebouwd was, versloeg Joey de Engelsman George Fogarty, vader van de latere Superbike-wereldkampioen Carl Fogarty. Joey’s prestatie bleef niet onopgemerkt. Hij werd destijds gezien als de beste motorcoureur van Ierland. Joey zette tijdens de Jubilee Classic TT ook de snelste ronde neer met een gemiddelde snelheid van 178,5 km/u.

De successen volgden elkaar snel op en tijdens het raceseizoen van 1980 ondertekende Joey zijn eerste fabriekscontract, bij Suzuki UK. Joey werd ingehuurd als tijdelijke ondersteuning voor Graeme Crosby in de nog resterende races voor het Formula One-wereldkampioenschap en het Engelse nationale kampioenschap in dezelfde F1-klasse. Aan het einde van het seizoen boden zowel Suzuki als Honda Britain hem een langlopend contract aan. Joey koos voor Honda, want zij betaalden hem zeven keer zoveel. Joey eindigde in 1981 als derde in het F1-wereldkampioenschap, achter winnaar Graeme Crosby op Suzuki en Honda-teamgenoot ‘Rocket’ Ron Haslam. Maar tussen 1982 en 1986 was het Joey die het WK F1 vijf jaar achter elkaar op zijn naam schreef. In 1987 eindigde hij als tweede achter Virginio Ferrari op een Bimota YB4-R en een jaar later werd hij ook tweede, achter Carl Fogarty op een Honda RC30.

Doorzakken

Op dat moment verlegde Joey zijn focus naar het eiland Man. Vanaf zijn debuut in 1976 tot zijn laatste race in 2000 won hij in totaal 26 TT-races. Lange tijd was dit een record, tot zijn neef Michael dit verbrak. Joey is ook een van de weinigen die drie TT’s in één week wist te winnen, wat hij deed in 1985, 1988 en 2000. Het scheelde overigens erg weinig of Joey had niet deelgenomen aan de TT van 1985. Hij maakte de oversteek tussen Noord-Ierland en het eiland Man zoals altijd met een vissersboot van een vriend van hem. Tijdens de oversteek dat jaar zonk de boot in ruw weer op de Ierse zee. Joey was net karbonaden voor zijn kompanen aan het bakken toen de ‘Tornamona’ verging. Acht motorfietsen verdwenen met het schip in de golven van de Strangford Lough, maar Joey en zijn kornuiten wisten zich tijdig te redden. Ze werden korte tijd later opgepikt door de kustwacht. De volgende dag gingen vrienden van Joey, die duiker waren, op zoek naar het gezonken schip om de acht motorfietsen te bergen die aan boord waren. Het lukte ze alle acht de fietsen op het droge te krijgen, samen met een speciale grote benzinetank die Joey wilde gebruiken op zijn Honda 250-wegracer voor de 250cc Junior TT. Een race die hij overigens won. Daarnaast won Joey dat jaar ook nog de Senior TT en de F1-race op het eiland Man. In het WK F1 won hij ook de races in Nederland (Assen), Portugal, Spanje, Duitsland en de Grand Prix van Ulster. Joey werd daarmee in 1985 wereldkampioen F1 en scoorde dat seizoen in totaal negentig punten. Dat was maar liefst veertig meer dan de nummer twee in het kampioenschap.

In 1988 was er aanmerkelijk minder geld beschikbaar bij Honda Britain en dat had ook gevolgen voor Joey. Hij moest het doen zonder fabrieksfiets maar met een standaard Honda RC30 die voorzien was van een HRC-racekit. Het maakte Joey niet veel uit, want zijn vrienden wisten wel raad met de racer. Wel leende HRC monteur Nick Goodison uit aan Joey. Goodison verhuisde van de klinisch schone sleutelruimtes van het HRC Rothmans Honda-team naar Joey’s oude schuur in Ballymoney. Tussen de zwangere katten moest Goodison voortaan zijn werk doen en hij maakte simpelweg deel uit van Joey’s huishouden. Het was erg wennen voor Goodison. Hij stond versteld van Joey’s populariteit en zijn ‘crew’, die inmiddels onder de bijnaam Clampitts door het leven ging. Zij waren allen vrienden van Joey. De een was lasser, de andere spuiter, er was iemand die kon toveren met een draaibank en iemand die wonderen verrichte met een freesbank. Allemaal stonden ze direct klaar als Joey hen nodig had – voor een ‘pint’ deden ze alles. Goodison moest wennen aan het levensritme van Joey en zijn kompanen. Flink doorzakken was heel gewoon en de volgende ochtend vroeg gingen ze gewoon weer aan het werk. Of naar een race, alsof er niets gebeurd was. En was hij wat verse racezuigers kwijt die net uit Japan van de Honda Racing Corporation binnengekomen waren, dan was de kans groot dat Joey’s kinderen ermee in de zandbak aan het spelen waren. Het gebeurde meerdere keren dat HRC-zendingen met exotische raceonderdelen als speelgoed behandeld werden of simpelweg geruild werden door Joey’s kinderen voor wat snoep. Goodison vond het ongelooflijk. Succes had het allemaal wel dat jaar. Voor de tweede keer in zijn carrière scoorde Joey een hattrick op het eiland Man dat jaar. Hij won de F1 TT, de 250cc Junior TT en de Senior TT. De laatste won hij met een gemiddelde snelheid van 188,90 km/u. Het was zijn dertiende TT-overwinning. Daarnaast werd hij vijfde in de Production Class B TT op een Honda RC30, en elfde op een Honda CBR600 in de Production Class C TT.

Crashes

Tijdens zijn leven maakte Joey twee echt zware crashes mee. In 1989 op het Engelse circuit van Brands Hatch tijdens de Eurolantic Series op Goede Vrijdag 24 maart. Deze crash maakte een einde aan zijn seizoen, want hij brak zijn heup en pols. Tijdens de prijsuitreiking van de TT op het eiland Man liet Honda Britain-baas Bob McMillan de menigte weten dat Joey kon rekenen op racemachines voor de TT ‘zolang als hij wil racen’. Door deze crash kon Joey ook niet deelnemen aan het F1-wereldkampioenschap. Het was het laatste jaar van dit kampioenschap, want het wereldkampioenschap Superbike had het zware viertaktracestokje sinds 1988 overgenomen, waardoor de belangstelling voor de F1 snel afnam. In 1990 werd nog wel geprobeerd een alternatieve F1-serie op te zetten, de Formula One World Cup. Carl Fogarty won dit kampioenschap, Joey werd tweede.

Zijn tweede en laatste zware crash kreeg Joey begin mei 1998 tijdens de Tandragee 100. Hij brak zijn schaambeen, linkerhand en linkersleutelbeen. Ook verloor hij een stukje van een vinger. Hij miste hierdoor de F1 TT op het eiland Man en zette in de Senior TT zijn Honda na drie ronden al aan de kant. Het was simpelweg te pijnlijk om door te gaan. Maar tevergeefs was de TT dat jaar voor Joey absoluut niet. Honda vierde haar vijftigste verjaardag en Joey beloonde de steun die hij altijd van de fabriek had ontvangen met een overwinning in de 250cc Lightweight TT. In de 125cc Ultra Lightweight TT eindigde hij als negende. Zijn broer Robert won de race.

Joey in 1990.

Joey was altijd bang geweest voor het raceseizoen van 2000, want het was zijn 31e raceseizoen. Zijn hele leven was hij bijgelovig als het om het getal 31 ging. Zo liet hij ooit zijn Ford Cortina van een ander kenteken voorzien omdat het getal 31 erop stond. Toen hij alle cijfers van het nieuwe kenteken bij elkaar optelde, kwam hij weer op 31 uit. Hij besloot daarop de Cortina maar te verkopen. De TT van 2000 zou heel bijzonder worden voor de toen 48-jarige Joey. Honda gaf hem de beschikking over het World Superbike V-twin-motorblok van de wegracer van Honda-fabriekscoureur Aaron Slight. Honda-directeur Kawashima vloog speciaal over uit Japan om de verrichtingen van Joey te volgen en hij kreeg ondersteuning van HRC-toptechnici en twee ingenieurs van Showa die speciale voor- en achtervering met zich meebrachten. Aaron Slights monteur Simon Greer maakte ook deel uit van Joey’s technische ondersteuning op het eiland Man. Het zou niet tevergeefs zijn, want op zijn HRC Honda VTR SP-1 won Joey de F1 TT met een recordsnelheid van 194,71 km/u. Joey zou deze recordsnelheid nooit meer verbeteren.

Het bleef niet bij deze overwinning, want Joey won ook de 250cc Lightweight TT en de 125cc Ultra Lightweight TT. Hij bracht hiermee zijn totale aantal TT-overwinningen op het ongelooflijke aantal van 26. Hij kreeg hiervoor het prestigieuze ‘Manx Sword of the State’ uitgereikt. Joey had maar liefst twaalf TT-overwinningen meer behaald dan zijn idool Mike Hailwood. Maar daar bleef het niet bij. In de Junior TT werd hij nog derde en in de Senior TT eindigde hij ook als derde. In de laatste ronde zette Joey zelfs een nieuw persoonlijk record neer met een gemiddelde snelheid van maar liefst 199,35 km/u. Het zou zijn laatste raceronde ooit op het eiland Man zijn.

Begrafenis

Een maand later, op 2 juli 2000, verloor Joey op het stratencircuit van ‘Pirita-Kose-Kloostrimetsa’ bij de stad Tallinn in Estland zijn leven. Dit circuit was net geen zes kilometer lang en liep deels door een bos. Joey crashte tijdens de derde ronde van de regenachtige 125cc-race. Ooggetuigen verklaarden dat de achterkant van zijn racer uitbrak op een vlak en erg nat gedeelte van het circuit in de laatste bocht voor start/finish. Joey wist de machine weer in het gareel te krijgen, maar kon niet op de baan blijven. Hij raasde het bos in en werd van de machine geworpen. De Honda botste tegen twee bomen en brak in tweeën. De brokstukken die in het rond vlogen, verwondden twee toeschouwers licht. Joey werd hard tegen een boom geslingerd en was op slag dood.

Het was een ongelooflijke schok die niet alleen in de motorwereld met enorme droefheid ontvangen werd. Zijn dood werd wereldnieuws. Op 7 juli 2000 werd Joey begraven op de begraafplaats van de Garryduff Presbyterian Church. Dezelfde kerk waar hij samen met zijn vrouw Linda een paar jaar eerder zijn huwelijksgelofte had herhaald. Joey was met haar getrouwd op 22 september 1972. Linda was zijn jeugdliefde en ze kregen vijf kinderen: Donna, Gary, Joanne, Julie en Richard. Ruim 50.000 fans stroomden toe om Joey de laatste eer te bewijzen. De King of the Roads, Yer Maun, was niet meer. Een van de populairste wegracers ooit was de motorwereld ontvallen, na 31 wonderlijke raceseizoenen.

Joey Dunlop leeft nog steeds voort in de harten van velen. Zijn pub in Ballymoney wordt nog door zijn dochter gerund en is een bedevaartsoord geworden voor vele fans. Zij kunnen ook de Joey Dunlop Memorial Garden in Ballymoney bezoeken, voorzien van een fraai, levensgroot bronzen beeld van Joey op de VTR SP-1, gemaakt door beeldhouwster Amanda Barton. Net zo’n beeld is ook naast de ‘Bungalow’-bocht op de Snaefell-sectie van het Mountain Circuit op het eiland Man te vinden. Nog steeds wordt de Joey Dunlop Cup ieder jaar uitgereikt aan de meest succesvolle rijder van de TT. Een passend eerbetoon.

Gele helm, zwarte striping

Eind jaren ’60 reed Joey Dunlop met een zilvergrijs gekleurde pothelm, met op de voorzijde het nagetekende en ingekleurde blad van een plataan. Eigenlijk was het de bedoeling dat er een hederablad op de helm getekend zou worden. Het Engelse woord voor de hedera klimopplant is ‘ivy’. Joey was namelijk een groot fan van Bill Ivy, destijds een beroemd Yamaha-coureur. Maar het natekenen van dat hederablad op de helm wilde maar niet lukken. Samen met een aantal vrienden was Joey op een dag tot 04:00 ’s ochtends bezig om het blad netjes op de helm ingetekend te krijgen. Het wilde niet lukken, dus besloten de vrienden het blad van een plataan bij het huis te plukken, die op de helm te leggen, de omtrekken na te tekenen en in te kleuren. In 1971 kocht Joey een gele jethelm. Later zou hij van een Suzuki-dealer uit Ballymena, John Boyd, een gele Boeri-helm cadeau krijgen. Deze helm was voorzien van zwarte striping. Een gele helm met de zwarte striping zou Joey voortaan trouw blijven dragen.

Foto’s: Archives A. Herl, Dunlop family, John Tennant, Stephen Davison

Bijgelovig
Joey was erg bijgelovig. Met het nummer 31 wilde hij niets te maken hebben. Wrang genoeg overleed hij in zijn 31e raceseizoen. Ook moest hij altijd iets roods dragen onder zijn raceoverall, meestal een rood T-shirt. En hij wilde nooit dat zijn foto afgedrukt werd op de kaft van een programmaboekje, want dat gaf ongeluk.
Joey Dunlop’s successen
5 Formula One-wereldtitels
26 TT-overwinningen
18 TT Formula One-overwinningen
13 North West 200-overwinningen
24 Grand Prix van Ulster-overwinningen
31 Southern 100-overwinningen
11 Isle of Man Steam Packet Co. Race-overwinningen
117 Ierse nationale wegraceoverwinningen

Overzicht TT-overwinningen

Jaar Klasse(n)
1977 Jubilee TT
1980 Classic TT
1983 Formula One
1984 Formula One
1985 Formula One, Junior, Senior
1986 Formula One
1987 Formula One, Senior
1988 Formula One, Junior, Senior
1992 125cc
1993 125cc
1994 125cc, Junior
1995 Lightweight, Senior
1996 125cc, 250cc
1997 250cc
1998 250cc
2000 Formula One, 250cc, 125cc
Overige palmares
In 1984 werd Joey Dunlop als eerste Ier gekozen tot Man of the Year door het Engelse motorblad Motor Cycle News. In hetzelfde jaar en in 1985 werd hij door de Ierse kranten gekozen als Motorsport Star of the Year. In 1986 kreeg hij een MBE (Member in the Order of the British Empire) toegekend voor zijn verdiensten in de motorsport. Tien jaar later kwam daar een OBE (Officer in the Order of the British Empire) vanwege zijn humanitaire missies naar Roemeense weeshuizen. Tussen de raceseizoenen in zamelde Joey geld in en kocht medicijnen, kleding en voedsel. Met zijn vrachtwagen die hij voor de racerij gebruikte, bracht hij de spullen vervolgens in zijn eentje naar Oost-Europa. In 1993 kreeg Joey de zilveren FIM-medaille voor de prestaties behaald tijdens zijn racecarrière.
Motormerken waar Joey Dunlop mee geracet heeft
Triumph, Suzuki, Aermacchi-HD, Yamaha, Yamaha-Seeley, Benelli

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen