vrijdag 19 september 2025

Hans de Wit racet al 60 jaar met een licentie: ‘Racen heeft me gevormd, ik kan echt een klapje hebben’

Hans de Wit racet in 2025 voor zijn 60e – en tevens laatste – jaar met een licentie. Daarmee is hij de eerste rijder ter wereld die zo lang onafgebroken actief is in de wegracesport. De 79-jarige technicus uit Bergen op Zoom komt tegenwoordig uit in de IHRO, die vaak samen met de NK Classics rijdt. De Wit is voor velen herkenbaar aan zijn iconische König-motor, die hij al ruim 50 jaar bezit en waarmee hij zelfs op het eiland Man heeft geracet. Helemaal stoppen zit er echter niet in: “Volgend jaar blijf ik gewoon demo’s rijden.”

In juni bezocht MOTO73 Hans de Wit in Gramsbergen, waar hij een dag later een demonstratie zou geven met zijn König 500cc-productieracer. In het zonnetje vertelde hij uitgebreid – en nog altijd vol passie – over de wegracesport. Want racen moet wel héél bijzonder zijn als je het al 60 jaar met plezier doet.

1985: de tweede wereldtitel van Streuer en Schnieders

De Wit: “Het racen heeft mij gevormd. Het zit in mijn bloed en genen. Je krijgt er meer doorzettingsvermogen van en leert beter omgaan met tegenslagen. Het vormt je op een fantastische manier; je kunt echt wel een klapje hebben. Mijn vrouw is daarbij ook heel belangrijk geweest. Zij moet wel achter je staan, anders is het gauw gedaan. We zijn 50 jaar getrouwd en ze is al die jaren mee geweest. We worden ouder en alles gaat wat moeizamer, maar thuiszitten is ook niet alles.”

“Eigenlijk begon het al in 1964. Je kon toen meedoen aan een opstartdag van de KNMV, mits je lid was en een motorrijbewijs had. Ik heb toen meegedaan met mijn straatmotor. Dat ging hartstikke mooi en ik zag het helemaal zitten. Ik was 19 jaar en heb daarna een racelicentie aangevraagd. Vervolgens kocht ik een Matchless 350cc – een voormalig legermotorfiets – en maakte die klaar om mee te racen. Dat ding liep hard! In die tijd waren er trouwens nog niet veel wedstrijden, hoor – dat waren er maar een stuk of vijf.”

Op 79-jarige leeftijd reed Hans de Wit in 2025 nog ‘gewoon’ mee in de races van de NK Classics/IHRO op de Varsselring in Hengelo (GLD).

Je maakte de motoren altijd zelf klaar?

“Ik ben mijn hele leven motorfiets- en ook nog automonteur geweest. Eigenlijk heb ik altijd gesleuteld en dat doe ik nog steeds. Het is mijn passie, het zit in mijn vingers. Na de Matchless en AJS heb ik rond 1970 een Norton Manx 500cc gekocht – een hele snelle. Die heb ik nog steeds. Het is een van de beste Engelse racers die ooit gebouwd zijn, en voor de gewone man nog betaalbaar. Met die motor heb ik ook mijn eerste race gewonnen bij de Nationalen in Tolbert. Op dat moment reed ik bij de NNB. Toen die in 1981 werd opgeheven, ben ik teruggegaan naar de KNMV. Ik was destijds naar de NNB overgestapt omdat zij toen veel meer races organiseerden.”

Maar je bent toch vooral bekend om jouw König?

“Vader en zoon Hiller hadden König, en toen ik dat geluid hoorde, móést ik zo’n motor hebben. König was op dat moment volop in ontwikkeling; ze waren in 1968 in Berlijn met een raceafdeling begonnen. Ik verkocht – behalve de Norton Manx – alles wat ik had, want die motor kostte me toch zo’n 10.000 gulden. En dat was in die tijd serieus geld. Voor dat bedrag kon je ook een Yamaha 350cc met een kit kopen, waarmee je óók in de 500cc-klasse kon rijden. Dan wist je zeker dat je de finish zou halen.”

Icoon Kenny Roberts junior: uit de schaduw van je vader

Vanaf wanneer ben je met de König gaan racen?

“Ik ben de motor in de winter van 1970 op 1971 gaan ophalen in de fabriek bij Kim Newcombe – die later (1973) nog bijna 500cc-wereldkampioen werd met een König. Ik denk dat er maar zo’n tien of elf van deze motoren zijn verkocht, en dat ik de enige originele heb die momenteel nog rijdt. Eind 1971 ben ik met de motor gaan rijden en wisselde dat toen af met de Norton Manx. Het ging eigenlijk meteen al goed, maar pas eind jaren 70 begon ik echt te winnen. Ik heb toen in Mettet gewonnen, ondanks dat ik achteraan moest starten. Het blok was tijdens de trainingen kapotgelopen, maar in de race liep de König als een kogel. Mettet was destijds razendsnel, en ik reed het hele peloton voorbij en won de race. Later heb ik ook in Chimay gewonnen.”

Ben je ook kampioen geworden?

“Nee, dat niet. Daar was ik net niet goed genoeg voor en ik had er net te veel trammelant voor, denk aan financieel, om het beste materiaal te kunnen krijgen. In de jaren 80 heb ik tussendoor nog tien jaar gereden met een Suzuki RG500 in het Nederlands kampioenschap. Die RG’s waren fantastische machines, maar de ontsteking ging nog weleens spontaan kapot. Dan liepen er gelijk twee zuigers vast. Ik weet nog een keer in Assen… Ik was net door de Nationale Bocht en zat op het rechte stuk, vol in de zesde versnelling, toen de motor vastliep. Ik reed 280 km/u. Bij Post 12 vloog ik de lucht in, ging drie keer over de kop en kwam uiteindelijk neer in het gras bij Post 13. Achteraf had ik eigenlijk helemaal niks, alleen een lichte hersenschudding. Maar ik had wél geluk dat er een ziekenauto stond. Want op het moment dat ze mijn helm afnamen, was ik zo blauw als een smurf. Ik had een vrij klein gebit en dat was tegen mijn luchtpijp geslagen – ik kreeg geen lucht meer. Gelukkig zagen ze dat snel en kreeg ik meteen zuurstof toegediend. Toen was het gelukkig snel opgelost.”

Ben je veel gecrasht?

“Ik heb wel een aantal flinke smakkers gemaakt. De zwaarste was in 1971, tijdens de 24 uur van Oss. Samen met Jan de Laat reden we voor het Motorpaleis. Het ging fantastisch, want in de avonduren lagen we al een ronde voor op de rest – terwijl er ook snelle Italianen meededen. Achteraan het circuit was het licht uitgevallen. Ik had zelf nog wel een extra lamp op de motor, maar op het laatste moment zag ik iemand midden op de weg liggen. Ik kon deze rijder niet meer ontwijken en reed er vol overheen. De man heeft het helaas niet overleefd. Ik kwam zelf ook met hoge snelheid ten val en schampte met mijn gezicht langs een boom. Ik droeg toen nog een pothelm; met een moderne helm – die veel groter is – had ik waarschijnlijk mijn nek gebroken. Alles in mijn gezicht lag open. Het monster van Frankenstein was vergeleken met mij nog een knappe jongen. Ze hebben nog redelijk wat kunnen herstellen, maar je kunt de schade aan mijn gezicht nog steeds goed zien.”

Een heftig ongeluk met een dodelijk slachtoffer. Heb je daar lang last van gehad?

“Het is inmiddels 54 jaar geleden, maar ik zie het beeld van die man die op de weg lag nog altijd zo voor me. Gelukkig heb ik er zelf niet heel veel mentale problemen aan overgehouden. We kennen allemaal de risico’s van de sport – zeker in die tijd. Later dat jaar heb ik zo snel mogelijk weer een race gereden, want ik wilde niet dat het in mijn hoofd ging zitten.”

Wat was het hoogtepunt in 60 jaar racen?

“Dat was op het eiland Man. In 2013 heb ik daar meegedaan aan de Manx Grand Prix met mijn König. Ik ging mee met een Belgisch team. Het gedoe was dat tweetakten van de Engelsen niet mochten meedoen in de classics klasse, waardoor ik werd ingedeeld bij de oude 750cc-motoren. Maar dat interesseerde me niks, want ik wilde daar gewoon een keer rijden!”

En hoe was het?

“Echt fantastisch! Het behoort tot de mooiste weken van mijn leven. Ik ben zelf een liefhebber van stratencircuits en het eiland Man heeft het mooiste stratencircuit ter wereld. De baan is 60 kilometer lang en je moet zo’n 200 bochten passeren. De meningen zijn natuurlijk verdeeld, want er zijn daar veel mensen om het leven gekomen – ook toeschouwers, tijdens ‘Mad Sunday’, wanneer iedereen de baan op mag. Maar ik heb er een hele week lang, iedere avond, kunnen trainen. De König liep toen ook goed. Alleen heb ik de race uiteindelijk niet kunnen rijden. Tijdens een sessie schoot de koppelingskabel los. Dat mag natuurlijk niet gebeuren, maar het gebeurde net toen. En mijn blok was opgeblazen. Om mee te mogen doen aan de race moest je vijf geklokte ronden hebben gereden. Ik had er maar vier. Toch heb ik enorm genoten. Een jaar later ben ik niet teruggegaan, omdat mijn vrouw het sowieso al geen goed idee vond dat ik daar reed.”

Tegenwoordig race je bij de IHRO, dat ook vaak samen rijdt met de NK Classics. Dit jaar stond je bijvoorbeeld nog aan de start in Hengelo GLD. Wat vinden ze ervan dat je als 79-jarige nog steeds meedoet?

“Ik race al jaren bij de IHRO. We rijden met motoren van vóór 1972, en ze moeten voorzien zijn van trommelremmen. In het begin behoorde ik tot de snelsten en heb ik ook races gewonnen in Mettet en Chimay. Zo’n tien jaar geleden begon ik elk jaar iets langzamer te worden. Ik ben nu 79 jaar, en de meesten kijken daar met bewondering naar. Er zullen ongetwijfeld ook mensen zijn die het afkeuren, maar die laten dat meestal niet merken. Dit is sowieso het laatste jaar dat ik nog mag racen, want in 2026 krijg ik geen startbewijs meer.”

Wat vind je daarvan?

“Als 80-jarige hoor je eigenlijk ook niet meer in zo’n snel veld thuis. Dus in die zin is het misschien maar beter zo, al zal het vast ook wel een beetje zeer doen. Maar stoppen doe ik niet, want ik blijf demo’s rijden. Voor mijzelf is dat waarschijnlijk ook beter, want dan kan ik mijn eigen tempo rijden. Helemaal stoppen lukt me niet. Zolang het kan, blijf ik rijden – hopelijk nog een jaar of vijf, en dan misschien stilletjes afbouwen. Na 60 jaar is het gewoon een onderdeel van mijn leven geworden. Iemand had wat onderzoek gedaan en vertelde me dat het nog nooit is voorgekomen dat iemand ter wereld 60 jaar onafgebroken met een racelicentie heeft gereden. Mooi toch?!”

Absoluut. Wat maakt de racerij voor jou zo mooi?

“Naast de motoren is het sociale aspect ook heel belangrijk. In al die jaren leer je ontzettend veel mensen kennen, al zijn er ook veel rijders uit mijn beginjaren inmiddels overleden. Bij deze sport is het altijd leuk en gezellig tijdens de evenementen. Het is een sport waar iedereen met plezier naartoe gaat en er is eigenlijk nooit onenigheid. Dat zie je bij andere sporten – denk aan voetbal – nog weleens anders. Mensen komen gewoon even een praatje met je maken in de paddock. Dat vind ik fantastisch.”

Ben je in de jaren nooit bang geweest dat er iets mis zou gaan?

“Ik besef heel goed dat ik ontzettend veel geluk heb gehad. Ik heb wel een aantal flinke smakkers gemaakt, maar het is gelukkig altijd weer goed gekomen. Voordat ik ga racen, krijgen mijn vrouw en mijn dochter – die ook vaak mee is – altijd een kus. Niet dat ik er constant bij stilsta, maar er kan altijd iets gebeuren, zelfs bij een demo. In al die jaren heb ik het helaas ook vaak helemaal mis zien gaan. Ik ben nooit een agressieve rijder geweest en heb altijd mijn hoofd gebruikt, maar een ongeluk zit in een klein hoekje. Als je deze sport dan 60 jaar kunt volhouden, dan mag je jezelf een gelukkig man noemen.”

Wat gaat er in de toekomst met de König gebeuren?

“Ik was destijds verliefd op het geluid van deze motor en dat ben ik nog steeds. En ik niet alleen, veel meer mensen zijn er gek op. Het is bovendien de laatste viercilinder 500cc-tweetakt waar nog mee geracet wordt. Onderdelen zijn bijna niet meer te krijgen. De König-fabriek bestaat al lang niet meer – dat is allemaal over en uit. Maar ik heb twee reserveblokken en kan veel zelf maken. De König én de Norton Manx blijven tot mijn dood bij mij. Daarna gaan ze naar mijn kinderen. Zij weten wat ze waard zijn en wat ze ermee moeten doen. Mijn kinderen Jeroen, Sonja en Evelien gingen al vanaf hun geboorte mee naar de races – zij zullen wel over de motoren waken!”

König streed voor de 500cc-wereldtitel
In het roerige GP-seizoen van 1973 schreef Kim Newcombe geschiedenis – én tragiek. De Nieuw-Zeelander reed op een zelfontwikkelde viercilinder König (net als Hans de Wit), oorspronkelijk een buitenboordmotor, en wist daarmee het gevestigde machtshuis MV Agusta aan het wankelen te brengen. Het seizoen kende ook een donkere schaduw. In mei kwam de op dat moment leidende 500cc-rijder Jarno Saarinen om het leven – net als Renzo Pasolini – tijdens een zware crash in de 250cc-race tijdens de Grand Prix op Monza. Een moment dat de motorsport diep raakte. Het Yamaha-fabrieksteam trok zich terug, en MV Agusta-rijders Phil Read en met name Giacomo Agostini kampten met technische problemen. Beide coureurs boycotten bovendien, vanwege veiligheidsoverwegingen, de GP’s op het Eiland Man en in Joegoslavië. Newcombe bleef intussen constante topresultaten boeken – waaronder een Grand Prix overwinning in Joegoslavië – en was na de TT van Assen nog steeds volop in gevecht met Read voor de 500cc-wereldtitel. Uiteindelijk bleek Read te sterk, maar Newcombe zou wel vóór Agostini als tweede eindigen in het wereldkampioenschap. Helaas maakte de Nieuw-Zeelander dat zelf niet meer mee. Nog vóór de laatste Grand Prix werd verreden, verongelukte Newcombe tijdens een internationale race op Silverstone – op precies die plek waar hij voorafgaand aan het evenement al had aangegeven dat er meer strobalen geplaatst hadden moeten worden. Zijn verzoek werd afgewezen. Uitgerekend daar crashte de König-rijder en botste hij tegen een betonnen muur.
Kim Newcombe (11) op een König, voor Phil Read (3) op een MV Agusta.

Foto’s: Henk Teerink, archief MOTO73

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen