donderdag 25 april 2024

Duitsland: Borkum en Norderney

Borkum en Norderney zijn de enige Duitse Waddeneilanden waar je met motor mag komen. En toch doe je dat nooit. Laat staan in de winter. Dus gaan we toch. Omdat het makkelijk kan.

Jan Dirk Onrust

We kennen meer mensen die naar de Zuidpool of Groenland zijn geweest dan naar de Duitse Waddeneilanden. Waarom worden ze gemeden? Misschien liggen ze niet ver genoeg. En de concurrentie van de Nederlandse Wadden is meedogenloos. Bovendien barst het op onze eilanden van de Duitse toeristen. Dat is toch niet voor niets? Zouden ze soms een beetje tweederangs zijn? Nou, nee, alles behalve, verklappen we alvast. Maar anders zijn wel.

Op de kaart valt al direct op dat ze heel veel kleiner zijn dan de Nederlandse. Borkum en Norderney bijvoorbeeld zijn speldenknoppen, nog kleiner dan Schiermonnikoog. Maar je mag er wel met de motor komen. Ter plekke kun je op beide eilanden hooguit een kilometer of 15 heen en weer rijden. Dat betekent dat we het deze winterrit eens lekker rustig aan gaan doen. Na het pak slaag dat we tijdens de vorige wintertocht over de Schotse Highlands (zie Promotor 2-2008) kregen, mocht dat wel eens.

Een kleine omweg

Er gaan twee veerboten naar Borkum. Een vanuit het Groningse Eemshaven, de ander vanuit het Duitse Emden. De eerste vertrekt ’s winters om 12.00 uur ’s middags, de tweede om 16.45 uur. Dus als je vooraf nog een lekker ritje wil maken, pak je de boot vanuit Emden. Daarom rijden wij door de ochtendspits van de Randstad eerst naar Alkmaar. En daarvandaan naar de kust, waar voorbij Groet de lange leegte van de Kop van Noord-Holland begint. Een beetje een omweg, maar na het hectische gedoe van de Randstad is het een lekker open stuk, waar je de zee ruikt en voor het eerst de nabijheid van de Wadden voelt.

Heerlijk winterweer is het. Nog net geen 10 graden en een wolkenloze hemel met alleen wat verwaaide chemtrails. Zo vinden we zelfs de Afsluitdijk nog lekker. Via Harlingen, Holwerd en Lauwersoog en de bochtige Wad- en Marenroute bereiken we de Duitse grens. ’s Zomers heb je hier doorlopend fietsers en kunstenaars met een Renault 4 voor je wielen, nu kunnen we ongestoord doorpezen. Het is licht, weids en zo simpel als maar kan, maar ik heb vandaag al meer genoten dan de hele winterreis van vorig jaar door het natte, duistere Schotland.

Varen op de Eems

Het laatste stuk over een provinciale weg naar Emden is nogal saai, maar het stadje (51.000 inw.) zelf maakt het goed. De levendige, ooit Nederlandse stad heeft 150 km aan kanalen, een aardige binnenstad en een forse haven, waar de Noorse gaspijpleiding aankomt en een groot deel van de Duitse auto-export wordt verscheept. Maar de topattractie is natuurlijk de boot naar Borkum, vlak naast de Volkwagen Passat-fabriek. Bij het vallen van de avond vaart het bescheiden schip de Dollard en Eems op. De temperatuur is gezakt naar een graad of drie, maar we blijven op het buitendek. Gewoon omdat de brede, stille Eems met ondergaande zon zo prachtig is. En zo krijg je een paar kilometer over de grens toch het gevoel ver weg te drijven. Nadat een reeks spoedtelefoontjes over kantoorperikelen binnen is gekomen, besluiten dat de gsm geen ontvangst meer heeft. Bevrijd varen we de duisternis in.

Witte kuurpaleizen

Borkum ligt niet boven Duits grondgebied, maar boven Groningen. Alleen omdat de middellijn van de Eems schuin de Waddenzee inloopt, hebben ze ook de grenslijn schuin mogen trekken. Vanwege die formaliteit heeft het voormalige piraten- en walvisjagernest een heel ander karakter dan de Nederlandse Waddeneilanden. Het eerste bewijsstuk daarvan vinden we in de haven. Hier begint namelijk een spoorlijntje van een kilometer of acht dat je (gratis) naar het hart van het enige plaatsje brengt. Dit plaatsje – Borkum Stadt dus – telt slechts 5.000 inwoners, maar heeft niets van de kleinschaligheid van onze Waddendorpen. Kasten van huizen staan er en nog veel grotere hotels. Het komt omdat het toerisme hier al halverwege de negentiende eeuw op gang kwam. Vandaar ook die spoorlijn. Terwijl ze op Texel en Terschelling nog in schapenhuiden rondliepen, werden hier witte kuurpaleizen neergezet voor de elite. Veel oude grandeur dus, die wel wat aan Scheveningen doet denken, maar dan zonder mensen. De grotere hotels zijn gesloten, een aantal bars en restaurants zijn nog wel open, maar tamelijk uitgestorven. In het oubollige visrestaurant Delfter Stuben zijn we enige gasten en de enige eilandkroeg waar nog een beetje gezelligheid te vinden valt, is de Seekiste, beide in de Bismarckstrasse – de horecastraat van Borkum. Is dat erg? Ach, nee. We vinden het prima zo.

Zonnende zeehonden

Valt er nog wat te zien op Borkum? Maar natuurlijk. Het meest kenmerkend gebouw van het eiland is nu eens niet een vuurtoren, maar het Musikpavillon aan het strand. Je vindt het in elke Borkumgids of -brochure. ’s Zomers worden in dit koepeltje concerten gegeven – meestal Mozart, gespeeld door Wiener Schrammelkram of iets dergelijks. Nu dient het als opslagruimte voor strandstoelen. Maar je begint nu een beetje te begrijpen waarom er zoveel Duitsers op onze eilanden zitten. Borkum is een beetje bekakt, Texel is budget. Er bevindt zich dan ook maar één camping op het vroegere piratennest.

Achter het paviljoen rijst de statige witte skyline van Borkum op, die in de winterzon bijna surrealistisch oogt. Maar het mooiste zie je als je de andere kant op kijkt: naar de zee. Een kilometertje voor het strand heeft zich een grote zandbank gevormd waarop een paar honderd zeehonden liggen te zonnen. Hier mogen we helaas niet komen, ook al lijken we door onze helmmuts zelf sprekend op een zeehond.

Zware winterkost

Buiten Borkum Stadt lopen enkel prachtige weggetjes. Alles heb je hier. Duinen, mooie vergezichten en bochten. Maar na vijf kilometer houdt het op. We zijn dan bij café-restaurant Ostland. En dat ligt ver genoeg van de beschaafde mensen af om een beetje de rol van motorhonk van Borkum te spelen. Vol trots toont eigenaar Christoph ons de tot hooihotel omgebouwde koeienstal. Daarna schotelt hij ons echte Borkumse winterkost voor: een potje groene kool met piepers, varkensbuik en worst.

Als we op de motor stappen, stijgt er een hels kabaal op dat de bezoekers van het caféterras verschrikt en geërgerd in onze richting doet kijken. ‘Tjonge, wat ligt dat wintervoer zwaar op de maag,’ zegt Jan verontschuldigend.

Wasser & Wellness

Omdat we vijf kilometer weg een beetje weinig vinden, besluiten we een reeks Verboten te negeren en rijden door een stiltegebied nog een kilometer of vier door. We passeren een moeras met Schotse Hooglanders en eindigen bij een uitkijkpunt bovenop een duin. Bij nadere beschouwing blijkt dat een bunker te zijn. En mogelijk zelfs van ze evil professor Werner von Braun, die hier in de jaren dertig met raketten experimenteerde. Maar het uitzicht over het wilde duingebied is mooi. ‘Halen we de boot nog vandaag?’ vraagt Jan. Nee dus en dat is goed nieuws voor de Seekiste, onze tijdelijke stamkroeg. En voor het Gezeitenland – een groots Wasser & Wellness-centrum met zwembaden, sauna, massage, zonneterras en pizza’s.

Tip! Gooi nooit het retourkaartje van de boot weg. En doe je dat toch: van de haven naar de prullenbak van Hotel Weisse Düne en weer terug kost ruim een kwartier. Dat was in ons geval net genoeg om de boot van 7.30 te halen.

Wegklootschieten

Naast Borkum ligt Juist, maar daar mag je alleen met paard en wagen rijden, dus dat slaan we over. Norderney, samen met Borkum het enige Duitse Waddeneiland waar je met de motor mag komen, is het volgende doel. We rijden er naartoe via een kleine omweg langs de kustdijk, een ritje van 50 km. Vlak boerenland met niet al te rechte wegen en met een paar lieve dorpjes. Beetje zoals Groningen, maar dan nog iets rustiger. Zo rustig dat de weg deze morgen wordt gebruikt voor een wedstrijd klootschieten. Of ‘bosseln’ zoals de Ostfriezen zeggen. Bij ons valt wegklootschieten onder het gedoogbeleid, net als de verkoop van softdrugs en tippelzones. Hier is het legaal. Ze vallen toch best wel mee, die oosterburen van ons.

Lekkerste hamburger ooit

De boot brengt ons in een klein uur van Norddeich naar Norderney. Hoewel in oppervlak kleiner dan Borkum, lijkt het eiland door de langgerekte vorm groter. Er valt wat meer te rijden en er wonen iets meer mensen (6000). Kortom, Norderney heeft gewoon wat meer. We merken het meteen al bij aankomst. Het plaatsje heeft vele kleine straatjes, een echt – motorvrij – centrum met een bloeiende middenstand en er loopt veel meer volk rond. Niet alleen oude gebakjes, maar ook jongeren. Als je niet beter zou weten, zou je bijna denken dat je in een gezellig IJsselmeerstadje terecht bent gekomen, inclusief Hollandse patattenten. Maar toch heeft het ook allure. Daar zorgen de classicistische kuurhotels aan de strandpromenade voor en een paar hippe tentjes, zoals de Milchbar am Meer, waar je tussen de hipmensen op een designsofa naar de zee kunt kijken. Ook grotestads modern: de kleine Ess Bar in het centrum. We noemen hem even want hier halen we de lekkerste hamburger ooit. De kok is er een kwartier mee bezig, maar dan heb je ook wat. Yep, Norderney valt bij de eerste kennismaking al helemaal goed..

Te lui om te lopen

Een flinke toertocht buiten de stad kun je hier niet maken natuurlijk. Het hele wegennet heb je in een half uurtje op en neer gereden. Maar de weggetjes gaan wel dwars door het wilde duingebied en niet erlangs, zoals in Nederland. En dat is leuk rijden, met hier en daar zelfs een paar spannende bochtjes. Dus dat doen we een keer of vier. En daar tussendoor hangen we op een terras of liggen we als een zeehond op het Noordzeestrand.

Het strand op de oostelijke helft van Norderney is minstens een halve kilometer breed. Maar stukken drijfhout, touw en aangespoelde drankflessen tref je hier tot ver achter de duinen nog aan. Kennelijk mag de Noordzee van de Duitse Rijkswaterstaat hier zijn gang gaan, waardoor de duinen niet zo keurig op een rijtje staan als bij ons. Grillige vormen hebben ze en diepe inhammen, met erachter meertjes en duinriviertjes. Het lijkt verdorie wel puur natuur hier. Ook loop je hier niet om de haverklap tegen prikkeldraad, prullenbakken en verbodsborden aan. En dan ligt er aan het eind ook nog een gestrande kotter weg te roesten. Prachtig allemaal. Helaas zijn we veel te lui om er naartoe te lopen. Het is hoog tijd weer een terras op te zoeken. En daarna willen we nog een uurtje of twee dobberen in het golfbad van het trendy bade:haus Norderney.

Drinken en schransen

Oké, het komt er eigenlijk op neer dat we onze jaarlijkse wintertocht vooral luierend, drinkend en schransend hebben doorgebracht. Dat krijg je nou als je naar twee kleine eilanden gaat die vlak om de hoek liggen. Kilo’s zijn we er van aangekomen. En we kunnen ze iedereen aanraden.

[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/TRK-Wadden-001.GPX”]

 

Jan Kruithof
Jan Kruithof
Rijdt al heel lang motor. Is niet zo geïnteresseerd in de motor zelf, maar wel in wat-ie kan. Sterke voorkeur voor allroads, maar hypernakeds zijn ook niet te versmaden. En natuurlijk classics vanwege de techniek én de aaibaarheid. Rijdt zo'n 40.000 km per jaar. Heeft drie motoren, waarvan één woon-werk. Bezit zelf geen auto.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen