Walvisolie was eeuwenlang een belangrijke brandstof. Nederlandse schepen voeren naar de noordelijke ijszeeën om walvissen te vangen en hun spek uit te koken tot traan. In Noord-Holland en Friesland zijn daar nog sporen van te vinden.
De motorbanden roffelen over de keien van het oer-Hollandse dorpje Jisp, waarvan de groen-witte houten huisjes liggen ingeklemd tussen water en weideland. Er waait een frisse bries. Een paar eeuwen geleden was dat wel anders. De Jisper traankokerijen verspreidden een verpestende stank, maar de traanolie bracht Jisp ook grote rijkdom. In 1637 telde het kleine Jisp maar liefst negen traankokerijen. Voor de Zaanstreek was de walvisvaart een eeuw lang economisch enorm belangrijk. Daar werden de meeste schepen gebouwd, daar werd de meeste traan gekookt.
Omsloten door de polders Schermer en Wormer herinnert in het volgende pittoreske Hollandse plaatsje De Rijp op het eerste gezicht niets aan het roemruchte zeevaartverleden. Maar schijn bedriegt.
Toertocht Nederland: van laag naar hoog
‘Wij wonen in een land druipend van walvistraan,’ schreven Betje Wolff en Aagje Deken rond 1780. Cafetaria De Walvis en de tentoonstelling in museum In ‘t Houten Huis houden de herinnering levend aan de tijd dat schepen uit de Rijper haven ter walvis voeren.
De dijkweg langs het IJsselmeer van Hoorn naar Enkhuizen blijft een onklopbare topper. Fijn dat we daar op de motor weer gebruik van mogen maken. Al blijft het oppassen voor roedels fietsers die de beschikbare ruimte schaamteloos voor zich opeisen. Ook de walvisvaarders hadden last van kapers op de kust. In 1693 vond de noordelijkste zeeslag uit de geschiedenis plaats, waarbij Franse oorlogsschepen Nederlandse walvisvaarders bij Spitsbergen in de pan hakten. Een eeuw later waren het de Engelsen die de Nederlandse walvisvaarders te grazen namen.
Waar ooit honderden zeilen bolden in de wind, klieft nu de Markerwaarddijk dwars door de voormalige Zuiderzee.
Serie kunstwerken
Op de andere oever liggen de voormalige eilanden Urk en Schokland omsloten door de polderklei. De Nederlandse walvisvaarders stichtten op een eiland bij Spitsbergen een nederzetting waar ze het spek van de gevangen walvissen in grote ketels inkookten tot traan. De officiële naam van dat eiland was Amsterdam, maar het kreeg op Mokumse wijze al snel de bijnaam Smeerenburg, vanwege de stank van de traankokerijen en het rottende walvisvlees.
Na de rechte lijnen van de polders slingert de route in Friesland langs de kust naar Stavoren. Daar doemt de walvis op in de vorm van een van de Elf Fonteinen, een serie kunstwerken in de elf Friese steden. Het gevaarte met opengesperde bek ligt op het havenpleintje, toepasselijk achter de kraam van de Staverse Vishandel. Stavoren had een eigen traankokerij, achter de Koebrug over de Stadsgracht. De straatnaam De Traan Kokerij herinnert daar nog aan.
In Molkwerum is in de voormalige koekbakkerij een museum gevestigd. Auke Brult vertelt er over de plaatselijke geschiedenis. Molkwerum had nauwe banden met Amsterdam, waar het onder andere gepekeld zwanenvlees aan leverde. Mannen van Molkwerum waren betrouwbare bemanningsleden op Amsterdamse handelsschepen naar de Oostzee. En op de walvisvaart. Op de museumzolder prijkt in een oud boekje de foto van een man met een lange witte baard. Reid Franckena heette de laatste walvisvaarder van Molkwerum. Zijn dagboek is helaas verloren gegaan.
Maar op camping ’t Séleantsje houdt restaurant Piacco de herinnering aan de walvisvaart in ere. Piacco was in het plaatselijk dialect het woord voor de walvistraan waarmee de vissers hun netten en wollen pijen insmeerden om ze waterdicht te maken. ‘Piakezen’ werden de vissers van Molkwerum in andere dorpen genoemd. En dat is natuurlijk een geuzennaam.
Exacte kopie
Voort over de smalle Zeedijk. Na Piaam draait de traanroute het binnenland in. Hier neemt landbouw het even over van de scheepvaart. Het ruikt er naar koemest in plaats van naar vis. Maar in Holwerd ruikt het alweer naar zee. Uit het haventje vaart de veerboot naar Ameland, de gemeente met het hoogste aantal motorrijders per inwoner. En nog een weetje: van Ameland kwamen veel commandeurs, zoals de gezagvoerders op de walvisvaart heetten. Daarom werd er hier in de Waddenzee in 1993 een beeld van een walvis onthuld. Na een aanvaring met de veerboot kwamen kop en staart van de walvis aan wal, waar ze in een metselwerk op de pier zijn verwerkt.
Je ziet ’m niet, maar je ruikt ’m wel. Achter de zeedijk klotst de Waddenzee. In de Harlinger haven, voorbij restaurant Jonas, ligt het Elf Fonteinen-beeld van een walvis dat op gezette tijden een waterstraal produceert. Aan de andere kant van de haven duikt opnieuw… een zwaan op in het walvisverhaal. De Witte Swaen is een exacte kopie van het schip waarmee Willem Barentsz in 1596 naar de noord voer en in het ijs kwam vast te zitten, waarna hij en de bemanning in het Behouden Huys op Nova Zembla moesten overwinteren.
Weer klieft een asfaltbaan door de zee. Na de Afsluitdijk ligt Den Oever, de grootste aanvoerhaven van garnalen in Europa. Garnalen zijn geen walvissen, maar alle vissers lopen risico’s op zee. In de haven staat een monument voor de omgekomen vissers van Wieringen. De walvisvaarders voeren in het voorjaar naar de noordelijke ijszeeën. In september of oktober voeren ze met hun buit terug, als ze tenminste niet zoals Willem Barentsz in het ijs vast kwamen te zitten dat hun schepen kraakte. Op land en ijsschotsen loerden ijsberen en als een geharpoeneerde walvis naar de diepte dook kon hij de bemanning van de harpoeneersloep meetrekken, een ijzige dood tegemoet. Of hij sloeg met zijn staart sloep en bemanning aan flinters.

Ongekende expansie
De volgende walvis zwemt in Huisduinen de toer binnen. Het beeld in de schaduw van vuurtoren Lange Jaap herinnert eraan dat Huisduinen en het buurdorp Den Helder maar liefst 383 commandeurs leverden. Meer dan de helft van de werkende bevolking vond in de zeventiende en achttiende eeuw werk in de walvisvaart als matroos, harpoenier, speksnijder, stuurman of commandeur.
De Westfriese Omringdijk staat samen met de IJsselmeerdijk onwrikbaar in de Hollandse motorwegen top drie geklonken. Alleen klotst hier geen water meer tegenaan. Op kaarten uit de zeventiende eeuw blijkt dat Noord-Holland vroeger véél meer water bevatte, voordat het werd drooggemalen. Dan is het ook duidelijk waarom scheepsbouw en walvisvaart hier zo konden floreren. Van 1642 tot ongeveer 1661 heeft de walvisvaart in ons land een expansie beleefd die in zo’n kort tijdsbestek nooit eerder was voorgekomen.
In het zeeaquarium van Bergen aan Zee hebben ze geen walvis. Daar konden ze natuurlijk geen passende kom voor vinden. Maar op de rotonde ervoor prijkt dan toch het grote zeezoogdier, verstrengeld met een mensfiguur. Het is duidelijk dat de oude vertelling van Jonas en de Walvis door de kunstenaar luister is bijgezet. Het beeld vormt een passend besluit van deze traantocht.
Walvisvaart in Nederland |
Eind zestiende eeuw ondernam de Nederlandse schipper Willem Barentsz verschillende zeereizen om ‘om de noord’ een zeeroute naar Azië te ontdekken. Dat is hem niet gelukt, maar hij ontdekte wel Spitsbergen en uit zijn reisbeschrijvingen bleek dat daar heel veel walvissen waren. Nederlandse ondernemers spitsten de oren. Olie uit walvisspek was de basis voor onder andere lampolie, verf, zeep en margarine en was een goede vervanger voor plantaardige oliën waaraan in Europa een tekort heerste vanwege oorlogen en misoogsten. Ook andere delen van de walvis hadden economische waarde, zoals de baleinen waarvan paraplu’s en korsetten werden gemaakt. De Nederlandse regering gaf aan de Noordse Compagnie tussen 1614 en 1642 het monopolie om in walvisproducten te handelen. Na de opheffing van het monopolie groeide de walvisserij tot recordhoogte. Door overbevissing in de baaien rond Spitsbergen werden daar steeds minder walvissen gevangen. Die werden daarna op open zee gevangen en ter plaatse verwerkt, het spek stond in vaten aan dek en werd pas in Nederland tot traan gekookt. Eind achttiende eeuw werden Nederlandse walvisvaarders door Engelsen belaagd en in 1798 werd de hele Nederlandse vloot opgebracht naar Londen. Dit was de doodsteek voor de toch al kwijnende bedrijfstak. Na de Tweede Wereldoorlog voeren er vanwege schaarste opnieuw Nederlandse walvisvaarders uit. In 1964 verkocht de rederij de walvisvaarder Willem Barentsz aan Japan. Tussen 1946 en 1964 werden er in totaal 27.714 walvissen gevangen. Weer een mythe ontkracht: traan (walvisolie) is niet de basis van levertraan, waar menig Nederlands kind op leeftijd traumatische herinneringen aan heeft. Droog je tranen! De walvis heeft daar geen schuld aan. Levertraan werd gemaakt uit de lever van vissen zoals kabeljauw, schelvis of heilbot. En een walvis is een zoogdier. |
Adres onderweg |
Deze Traantocht is geschikt voor twee toerdagen met een overnachting onderweg. Suggestie in Molkwerum: camping ’t Séleantsje verhuurt chalets en biedt ontbijt, lunch en avondeten in restaurant Piacco. www.camping-seleantsje.nl |
Download de route
