Wie de garage van Cor van der Bijl (70) binnenloopt, weet direct: hier woont een kampioen. De muren getuigen van een rijk sportverleden – bekers, vaantjes en onderscheidingen uit een tijd waarin de bakkenist uit Made naam maakte in de top van de zijspancross. In de jaren zeventig en tachtig reed hij zich in de kijker met meerdere Grand Prix-zeges en een vice-Europese titel, samen met zijn plaatsgenoot Cor den Biggelaar. Later, in samenwerking met August Müller, kroonde hij zich ook tot Nederlands kampioen.
Maar wie verder kijkt dan die glanzende herinneringen, ziet iets bijzonders: twee witte, moderne crosshelmen op een tafel, zo schoon dat ze schitteren in het licht. Want Cor is nog altijd actief. Lachend vertelt hij: ‘Na ruim een halve eeuw beleef ik er nog steeds zoveel plezier aan. Dus ook nu ik zeventig ben, ga ik er lekker mee door.’
Cor van der Bijl begon in 1972 met zijspancrossen bij de NMB. Eerst met Chris Gommers, maar ook met zijn broer Kees. De rolverdeling was al snel duidelijk en Cor was meteen verkocht. De wil om zelf te gaan rijden heeft hij nooit gehad. ‘Ik heb het wel eens geprobeerd, maar het kon mij totaal niet bekoren. Laat mij maar zorgen dat degene die rijdt zo hard mogelijk kan gaan, dat is mijn kick!’ Cors kracht lag in het bakkenisten en dat was plaatsgenoot en internationaal rijder Cor den Biggelaar ook niet ontgaan.
Cor den Biggelaar zat in de zomer van 1973 tijdelijk zonder bakkenist en klopte aan bij Cor van der Bijl. ‘Ik twijfelde eerst, maar Den Biggelaar was overtuigd dat ik het niveau wel aankon. Ik moest ook wel, want hij had mijn startbewijs al aangevraagd voordat ik definitief ja had gezegd!’
Eeuwige tweede
De jonge Van der Bijl stond in de zomer van 1973 in Venray aan de start van het NK, naast een van de snelste rijders van het land! Daar kreeg hij ook pas echt door hoe hard het leven van een bakkenist kon zijn. ‘Den Biggelaar ging écht hard, maar ik vond het gelijk geweldig! Natuurlijk kwam ik mezelf tegen. Die manches duurden ook langer én Cor gaf natuurlijk veel meer gas dan ik gewend was. Ik kwam letterlijk op mijn knieën over de finish na mijn eerste manche met Cor!’
Den Biggelaar was tevreden met zijn invaller en vanaf 1974 zouden de ‘Corren’ een kleine zeven jaar een vast team vormen. In die periode kregen Den Biggelaar en Van der Bijl ook de bijnaam ‘Eeuwige tweede’. Ze wisten namelijk maar liefst vier keer een tweede plek te scoren in de eindstand van een kampioenschap. In 1976, 1977 en 1978 werden ze tweede in het Nederlands kampioenschap. Ook waren ze bijna het beste van de mondiale zijspancrossers toen ze in 1978 tweede werden in het Europees Kampioenschap, het kampioenschap dat in 1980 werd omgedoopt tot het WK Zijspancross. In 1979 zat er ook nog een tweede plek in, maar doordat het zijspanwiel afbrak in de laatste heat van dat jaar werden de ‘Corren’ uiteindelijk derde.
Exclusief interview Zonta van den Goorbergh: ‘Er zit veel nieuwe motivatie in het team’
Gruwelijk mis
Cor van der Bijl moest het vooral van zijn kracht hebben en was conditioneel altijd een van de sterksten. Jaren had hij zelfs een zijspanframe in de garage staan om droog te kunnen trainen voor zijn zware job als bakkenist. En dat betaalde zich uit, want als het zwaar werd door hitte leek het Den Biggelaar en Van der Bijl minder te deren. In de zomer van 1980 wonnen ze in Zwitserland en Italië drie van de vier WK-heats. ‘Die Grand Prix in Italië is mijn mooiste overwinning ooit. De eerste manche was al mooi, want we waren oppermachtig. De tweede wonnen we ook en dat gaf nog meer voldoening. We waren na de start slecht weg en de schokbreker ging kapot. Maar we bleven gewoon doorrijden. De Zwitser Robert Grogg lag ver voor, maar we wisten hem toch nog bij te halen én voorbij te steken.’ Maar een week later ging het gruwelijk mis.
Het WK ging verder in Feldkirch-Oostenrijk, waar Den Biggelaar-Van der Bijl in de tweede bocht na de start met een ander zijspan over de kop gingen. De rest van het veld, twintig, driehonderd kilo zware zijspannen, kwam ongeremd aangesneld: de crash was gigantisch. Toen de stofwolken waren opgetrokken zag het publiek een scène als uit een horrorfilm. Een stuk of vijftien zijspannen lag op en in elkaar gehaakt met overal geblesseerde rijders en bakkenisten. Eén gewonde rijder zat zelfs met een hevig bloedende arm vast in de ketting van een zijspan. Onder de stapel gecrashte zijspannen lag ook Van der Bijl, met een gapend gat in zijn rug. ‘Ik weet nog dat ik daar lag en dacht “Weg van hier!” Ik voelde alleen mijn benen niet meer. Gelukkig was ik in die tijd echt sterk en kon ik al tijgerend onder die stapel zijspannen vandaan komen. Ze lagen driehoog op elkaar! Ik heb daar zo’n geluk gehad. Het scheelde maar een paar millimeter of ik had nooit meer kunnen lopen.’
Den Biggelaar kreeg het steeds drukker met het tunen van motoren en had al eerder laten doorschemeren dat 1980 zijn laatste seizoen zou zijn. In Oostenrijk kwam het seizoen daardoor voor beide met een harde klap ten einde, want Den Biggelaar stopte resoluut met crossen.

Nederlands kampioen
Van der Bijl herstelde van zijn verwondingen en zou vanaf 1981 terugkeren als bakkenist bij de Holtenaar August Müller met wie hij drie seizoenen zou rijden. Het nieuwe duo won de Nederlandse GP in Gendt en die van België in Betekom. Dat was een legendarische Grand Prix die Van der Bijl in 1983 voor de derde keer wist te winnen. Maar de absolute kers op de taart was het binnenhalen van het Nederlands Kampioenschap zijspancross in 1983.
Ook 1984 werd een bijzonder jaar voor Cor. Hij besloot verder te gaan in het linkse zijspan van Rijn van Gastel. Al snel bleek dat Van der Bijl ook als linkse bakkenist goed uit de voeten kwam, maar echt grote successen bleven met Van Gastel uit. Tenminste, als je een derde plek in de Grand Prix van België geen succes kunt noemen. De lol met Van Gastel was er niet minder om en dat was later ook zo met Johan Smit, een jong talent uit Markelo met wie Cor aan het einde van zijn internationale carrière nog de befaamde motorcross in het Duitse Kamp Lintfort wist te winnen.
‘Mijn GP-tijd was geweldig. Ik heb op én naast het circuit zoveel meegemaakt! Zo heb ik ooit een van de eerste Jumbo’s getest. Er zat nog een achteruit op die eerste Jumbo-zijspannen en toen hebben we voor de gein tijdens een test in Harfsen de hele crossbaan achteruit gereden! Er was in die dagen ook nog veel waardering voor de zijspancross. Langs de kade in Zaltbommel stonden zomaar 10.000 toeschouwers! Daarnaast was er veel prijzengeld, vaak uitgekeerd door de tabaksindustrie. Helaas zijn er tegenwoordig geen grote merken meer die geld steken in de zijspancross. We deden het trouwens niet voor het geld, want iedereen had er gewoon een volle baan naast.’
Plezier voorop
Vanaf 1990 blijft Van der Bijl als monteur actief in de zijspancross. Met het team Timmermans-Verhagen behaalde hij een jaar later zelfs de wereldtitel. Maar bij Van der Bijl groeide alweer snel de wil om zelf te crossen. ‘Ik had in 1991 al eens met Patricia Klein gesproken over samen rijden. Toen ging Timmermans nog een jaar door, maar het plan bleef. Toen de bakkeniste van Patricia ermee stopte, ben ik in 1993 ingestapt. We reden bij de MON en het plezier stond voorop. Het was echt een leuke en gemoedelijke tijd en dat ruim vijftien jaar. Totdat ik in 2010 een ernstig bedrijfsongeval kreeg waarbij ik mijn kuit en enkel brak. Mijn voet bungelde erbij, waardoor ik wel moest stoppen met bakkenisten.’
Van der Bijl dacht nu echt definitief klaar te zijn met crossen, maar na ruim een jaar herstellen en revalideren begon het toch weer te kriebelen. Hij stapte eens een keer in het zijspan van de Belg Jef van Loo en ondanks de plaat in zijn enkel ging het bakkenisten hem nog goed af. Het klikte meteen tussen de leeftijdsgenoten en zo startte een samenwerking die nu alweer bijna vijftien jaar standhoudt. ‘Jef is ook niet meer een van de jongsten, maar op een bepaalde manier wel fanatiek. Ik heb daar echt respect voor. We voelden elkaar gelijk goed aan. Daardoor hebben we echt plezier in het trainen en tijdens de wedstrijden bij de classics. Onze thuisbaan is Eersel, dat is voor beiden even ver reizen. Ze zien ons graag daar, ook de dames in de kantine. Een middag crossen en dan afsluiten met een pintje, ik kan daar op mijn zeventigste nog steeds van genieten! Eigenlijk vind ik het bakkenisten op de lichte zijspannen van nu leuker dan op die zware van vroeger. Je hebt nu veel meer invloed als bakkenist en zo’n VMC waar Jef en ik mee rijden, stuurt echt als een warm mes in de boter. Nu en vroeger is bijna niet te vergelijken, maar ik zou alles zo weer overnieuw willen doen. Het enige wat ik dan anders zou willen zien, is dat al die rijders bij wie ik in de bak heb gestaan, nog wel wat harder hadden mogen gaan!’
Foto’s: Emil Bilars


