donderdag 28 maart 2024

Peter Oey : ‘Geen reisdoel: de reis als doel’

Begin jaren tachtig reist Peter Oey met vriendin – nu zijn vrouw – Ineke naar Springfield, Massachusetts in de Verenigde Staten om van daaruit op een Honda CX 500 een motortocht te maken naar Zuid-Amerika. Zonder ervaring, zonder uitrusting, gewoon gaan.

Tekst mark Litjens, foto’s Andrew Walkinshaw

“We vertokken in Springfield in oktober. Best al fris. Gewoon niet bij stil gestaan. Je kon toentertijd ook niet even checken wat voor weer het zou gaan worden. Tijdens de rit werd het steeds kouder, vooral in de bergen. We hadden geen motorkleding, ook niet iets echt warms. Op een gegeven moment hield ik de duimen maar achter de handvatten om ze uit de koude wind te houden. Dat hielp een beetje. Maar als ik moest stoppen, vielen we vaak om. Door kou en stijfheid. En gebrek aan ervaring. Ik was 21 en wat had ik nou gereden op een motor? 5 lessen, daarna examen gedaan. Dat was het zo’n beetje.

Vergissing

“Al snel kwamen we er achter dat we ons hadden vergist in de afstanden. Die waren groter dan gedacht. Zuid-Amerika viel daarom al snel af als reisdoel. Waar we wel zouden eindigen, was niet meer belangrijk. De reis werd ons doel. Gewoon genieten. Achteraf hebben we 18.000 kilometer gereden in vijf maanden tijd.

“Net voor Houston stopte onze Honda er mee. Gelukkig woonde ook hier familie en kon de motor naar de garage. Uitgerust, warm en met een gerepareerde motor ging het een week later verder richting zuiden, van Houston naar de Mexicaanse grens, langs de kust van de Golf van Mexico. Halverwege, bij Corpus Christi, liggen eilanden in de Golf en daar wilden wij overnachten. Rijden we over een drie kilometer lange brug naar zo’n eiland, houdt de Honda er halverwege weer mee op. Anderhalve kilometer duwen. Terwijl we in de verte een orkaan zien aankomen. Komen we aan het eind van de brug, staan we voor een militair complex en kunnen we niet verder. De militair bij de poort zei dat we via een andere brug moesten rijden. Maar met een kapotte motor en een orkaan op komst, zaten we daar niet echt op te wachten. Op dat moment begint Ineke te huilen. Blijkbaar hard genoeg om de militair toch overstag te laten gaan. Ineens staat er een pick-up truck bij de poort. Motor achterop, ik er naast om hem vast te houden. Wat overigens een hele toer is, want hij zat verder nergens aan vast. Aan de andere kant van de basis, op het eiland, worden we gedropt in een of ander ‘bikerhome’.

Harley – Honda

“Dat was even schrikken. Stoere Harley-rijders die een beetje raar naar onze Honda keken. Dat we onze avontuurlijke reis door Amerika zelf betaalden, leverde respect op van de mannen,die vervolgens onze motor repareerden. Uiteindelijk logeerden we een week bij deze blowende en snuivende bikers en werden we uitgenodigd op de verjaardag van leider Bruce, die een paar vrouwen kreeg op zijn verjaardag. Zo’n feestje dus. Verbazingwekkend en heel spannend.

“Vanuit Corpus Christi was het nog een paar uurtjes rijden naar Matamaros, achter de Mexicaanse grens. Op de een of andere manier dachten wij dat het daarna wel mooier weer zou worden. Niet dus. Regen, regen, regen. Heel veel regen. Dagen achter elkaar. Via Ciudad Victoria ging het steeds zuidelijker om uiteindelijk aan te leggen in San Miguel de Allende. Hier kwamen we een ander motorstelletje tegen, hij Italiaan, zij Zwitsers en met hun zijn wij uiteindelijk naar Mexico-Stad gereden. Onderweg hebben we nog iets heel bijzonders gegeten, bij een stalletje waar ze iets uit een koeienschedel schepten en op de bakplaat legden. Koeiehersenen. Heerlijk! Maar daarna hebben we gedrieën om de w.c. gevochten. Ineke had als enige niks gegeten.

Telefoon

“In de grote stad kregen we voor de eerste keer in ruim twee maanden de kans om naar huis te bellen. In die tijd nogal een hele gebeurtenis. Ergens achterin een groot warenhuis stonden twee telefooncellen, eentje voor internationaal bellen. Het was 2 januari, de verjaardag van mijn moeder. Natuurlijk moest de hele familie even aan de telefoon, wat uiteindelijk een rekening van 150 gulden opleverde. Zo ging dat toen, nu ondenkbaar. Onderweg hadden we ook weinig contact met het thuisfront. Alleen via brieven. Ze kenden thuis onze globale route en stuurden dan brieven poste restante naar een postkantoor waar wij langs zouden rijden. Dat was altijd een hoogtepunt, post van thuis. Snel naar een terrasje en lezen. Er liggen vast nog ergens brieven die we niet hebben opgehaald.

“In Mexico-Stad namen we afscheid van onze Italiaans-Zwitserse motorvrienden, maar maakten we meteen kennis met vier Duitse motorrijders. Samen zijn we de vulkaan Popocatépetl opgereden (5.427 m), een van de hoogste bergen van Mexico. Precies op vier kilometer hoogte hadden we een machtig uitzicht: een oranje deken van walm over de stad, daarboven de blauwe lucht.

“Volgend doel was Veracruz, aan de kust van de Golf van Mexico. Rijden we op de doorgaande voorrangsweg, komt er ineens een pick-up truck uit een zijweg. Zo eentje met van die overdreven grote wielen. Ik toeterde meteen, maar dat had ik beter niet kunnen doen. Die gast was blijkbaar op z’n pik getrapt. Hij kwam ons achterna: tegen het verkeer in, via de linker berm en meteen vaartje van zo’n 80 km/u. In Veracruz raakten we hem kwijt en zijn we snel ergens een hotel met een binnenplaats ingedoken om onze motor uit het zicht te houden. Voor de eerste keer in mijn leven echte doodsangst. Ik scheet bagger. Echte machos, die Mexicanen. Pfoehhh.

Gringo Trail

“Via de zogenaamde Gringo Trail, een route die veel door buitenlanders, gringo’s, wordt gereden, zijn we via Mérida en Cancún naar Belize getoerd. Belize City zal ik niet snel vergeten. Wat superleuk was dat. Veel rasta’s, bol van de wiet  en reggae all around! We zijn toen flink het nachtleven van Belize City ingedoken. Toen we de dag er na onze duffe koppen uit de tent staken, viel de muggen aan. Blackflies. Nooit van gehoord, maar ze bijten hard. In een kwartier waren we helemaal lek gestoken. Snel alles op de motor en wegwezen. Naar Guatemala, een trip die ik niet snel meer zal vergeten.

Een modderweg van 250 km, dankzij de regentijd. En niet een beetje modder: zware klei. Al glijdend, glibberend en omvallend hebben we het gehaald. Ineke liep soms achter de motor om hem recht te houden en kreeg dan de volle laag modder over zich heen. We hebben drie dagen, twaalf uur per dag, gereden om 250 km verder te komen. Als je dan weer op asfalt rijdt, dan word je pas echt blij.

“Ondertussen raakte het eten op, net zoals geld en benzine. Tijd voor de terugreis. Volgens planning zouden we in Mexico onze motor verkopen en dan naar de VS vliegen. Bij het binnenkomen van Mexico kregen we echter een visum met daarop de aantekening dat we met een motor waren binnen gekomen. We moesten daar ook het land weer mee verlaten, omdat we anders gigantische importheffingen konden afdragen. Dit hield in dat we helemaal terug naar de USA moesten rijden. Daar was geen geld meer voor. In onze reisbijbel, het South American Handbook, lazen we dat we in Chetumal papieren konden laten vervalsen. Dan konden we daarna vanuit Cancun naar Houston vliegen. Onze vervalser bleek niet zo goed in zijn vak te zijn. Hij gumde gewoon het vinkje bij ‘motor’ weg, maar je zag van honderd kilometer afstand dat dit klungelwerk was. Fijn gevoel als je nog langs de douane moet.

“Tot slot onze motor verkopen, om tickets te kunnen betalen. Dat ging vrij snel, maar even later kwam de koper terug en moesten wij mee. Naar een afgelegen huisje, met een paar flinke jongens. Om de prijs iets te drukken. Heel eng. Ineke begon in eerste instantie te huilen, dat had tenslotte al eerder gewerkt, maar werd meteen daarna heel boos. Zo boos dat je er bang van werd. Ze heeft die grote kerels echt geïntimideerd, want we konden ineens toch gaan. Zonder geld in te leveren.

“Op het vliegveld van Cancun kwam er een einde aan dit deel van onze reis – later zijn we nog door de VS getrokken per bus. Gelukkig was de paspoort- en visumcontrole overbezet op het vliegveld en stond ons vliegtuig op het punt om te vertrekken. Onze vervalsing is nooit opgevallen. Gelukkig. Anders hadden wij er waarschijnlijk nog gezeten.”

Peter Oey is voor het eerst sinds 30 jaar motorloos en dat vindt hij maar een rare ervaring. Het zal daarom niet lang meer duren voordat hij de opvolger kiest van zijn knaloranje Kawasaki KLV 1000. Een lange motorreis zit voorlopig niet in de pen, maar kilometers maken in Nederland en onze buurlanden blijft lonken.

Jan Kruithof
Jan Kruithof
Rijdt al heel lang motor. Is niet zo geïnteresseerd in de motor zelf, maar wel in wat-ie kan. Sterke voorkeur voor allroads, maar hypernakeds zijn ook niet te versmaden. En natuurlijk classics vanwege de techniek én de aaibaarheid. Rijdt zo'n 40.000 km per jaar. Heeft drie motoren, waarvan één woon-werk. Bezit zelf geen auto.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen