vrijdag 29 maart 2024

Frankrijk: Kapen op de Kust

Een echte kaap hoort hoog, ruig en dramatisch te zijn. Er moet een tierende, allesverslindende zee tegenop beuken. En het moet er stormen. Kortom, een echte kaap is het voorportaal van de hel, een overtuigend einde van de wereld. De Noordkaap is zo’n kaap. Maar ook in Bretagne vind je een paar duivelse kapen: Cap Fréhel aan de noordkust en Pointe de Penhir en Pointe du Raz in het uiterste westen. Alledrie krijgen ze de maximale driesterrenwaardering van de Michelin-gids. Alledrie geven ze je een idee van wat je in het hoge noorden te wachten staat.

Jan Dirk Onrust

Ust

De tocht naar de Bretonse kapen is natuurlijk minder extreem dan de rit naar de Noordkaap. Maar het begint er op te lijken als je hartje winter gaat. En dat is precies wat wij doen. We vertrekken half januari, bij een temperatuur van 5 graden boven nul, met frontale windkracht 6 tot 7 en dreigende wolken. Je moet veel pech hebben om deze omstandigheden in juni in Noord Noor-wegen te hebben, maar uitgesloten is het niet. Vorig jaar nog had juni een paar koude dagen en lag er langs de weg hier en daar sneeuw.

Pointe du Raz

Pointe du Raz, het meest westelijke punt van Frankrijk, is de climax. De kaap is een Nationaal Monument dat voor Franse dagjesmensen op hetzelfde niveau staat als de Eiffeltoren of Mont St.Michel. Tot aan de Tweede Wereldoorlog stonden er zelfs vier hotels op deze kaap. Ze werden opgeblazen door de Duitsers, maar de toeristen bleven toestromen. Er kwamen zoveel bezoekers dat reisgidsen vermanende stukjes gingen schrijven. Pointe du Raz zou vertrapt zijn tot een maanlandschap. Woeste kaap én maanlandschap? Ons lijkt dat eerlijk gezegd twee voor de prijs van één. Om de toeristen op afstand te houden is een kilometer voor de kaap een bezoekerscentrum met winkelcomplex gebouwd. Een busje brengt de toeristen die niet willen lopen daarvandaan naar de kaap. Kost niets. Maar nu is alles gesloten en rijden we langs de geopende slagbomen recht op de eindbestemming af. We hebben geluk. Er staat een loeiende westerstorm en het zou nog springtij zijn ook. Nergens in Europa zagen we de zee meer tekeer gaan dan hier. Zware oceaangolven slaan met zoveel geweld tegen de rotsen dat het je verbaasd dat ze overeind blijven. Sommige golven veroorzaken huizenhoge spuitnevels. Overbodig te zeggen dat de veerdienst Ile de Sein, het eilandje dat je vanaf de kaap kunt zien, vandaag niet vaart. Pointe du Raz is een kaap met een rotsachtige uitloper die geleidelijk in zee verdwijnt en daarna nog enkele keren boven water komt. Verreweg de meeste bezoekers bekijken de uitloper, maken een foto en laten het daarbij. Maar als je lef hebt en de waarschuwingsborden negeert, kun je aan een klimpartij over de rotsen beginnen. Boven de diepste afgronden hangen touwen om je aan vast te grijpen. Maar op motorlaarzen is het oppassen geblazen. Pointe du Raz moet niet letterlijk het einde zijn. Je moet tenslotte nog eens het echte Europese eind-van-de-wereld bereiken. De Kaap der Kapen. De Noordkaap.

De eerste etappe gaat naar Honfleur in Normandië, een rit van ruim 600 km. Dat is ook zo ongeveer de dagelijkse afstand die je op weg naar de Noordkaap aflegt. Daar ben je dan een volle dag mee bezig, want de Zweedse en vooral de Noorse wegen lenen zich niet voor hoge snelheden. En de controles zijn streng. De Noorse politie zet je zonder aarzelen het land uit als je het te bont maakt. Lapland is een land van grote schoonheid, magie zelfs. Maar als het regent is het een taai en troosteloos stuk rijden. Om daar alvast aan te wennen, hebben we een gebied nodig waar het altijd naargeestig is en onophoudelijk regent. Oost Vlaanderen dus. In januari extra kleurloos! Via Antwerpen, Gent, Brugge en Veurne scoren we zo toch mooi even 175 km zwaarmoedigheid plus veertig sombere bonusmiles naar Calais. Als hier de melancholie niet toeslaat, is Lapland een eitje voor je.

Voorbij Calais breekt een zonnetje door, maar er komt geen warmte van af. Het is nog maar 2 graden boven nul. Mijn handen beginnen hier echt koud en gevoelloos te worden. Een paar handkappen op het stuur was erg handig geweest, maar gelukkig heb ik elektrische handschoenen meegenomen. Jammer alleen dat ik ze niet op de accu kan aansluiten: het slot van mijn buddy wil niet meer open. Bij mijn maat lukt het wel. Maar hij krijgt blauwe tenen in zijn peperdure Daytona’s. Ik heb een paar Sorel-laarzen aangetrokken waar expedities de Noordpool mee oversteken. Die zijn net voldoende om mijn voeten op temperatuur te houden.

Een wisselvallige wind kromt inmiddels de boomtoppen en dwingt doorlopend tot kleine evenwichtcorrecties. Dat en de kou vreten energie, waardoor je interne kachel na een aantal uren dooft. Wielrenners noemen het de ‘hongerklop’. Je zit verstijft achter het stuur en je hebt het reactievermogen van een dronken schildpad. Op dat moment zijn een maaltijd en een paar Marsen veel effectiever dan welke hi-tech kleding ook.

Honfleur: halverwege

Als we in Honfleur aankomen zijn we halverwege het eindpunt: Pointe du Raz. Een Laps woord voor halverwege is Kautokeino. Het is ook de naam van de plaats in het hart van Noors Lapland, die je passeert op weg naar de Noordkaap. Een groter verschil dan tussen Honfleur en Kautokeino is niet denkbaar. Honfleur is een van de meest sfeervolle stadjes van Frankrijk. Kautokeino staat bekend als de meest sfeerloze stad van Noorwegen. Honfleur bestaat voor een groot deel uit oude monumentale panden, er zijn talloze restaurantjes, kunstgaleries, luxe winkels en delicatessenzaakjes. De meeste zijn het hele jaar geopend. Zelfs op een mooie januaridag lopen er toeristen rond, staan er marktstalletjes en kun je er op een terras zitten. ’s Zomers is het erg druk en is elke lantaarnpaal versiert met kleurige bloemboeketten. Kautokeino daarentegen is een uitgestorven gat zonder centrum, waar de houten huizen tientallen meters uit elkaar staan. Niet de geringste poging is ondernomen om er iets gezelligs van te maken. Kautokeino is dus een extremiteit die je absoluut eens gezien moet hebben.

Cap Fréhel

Een kleine driehonderd kilometer van Honfleur en vijftig kilometer voorbij het voormalige zeeroversnest en zeer bezienswaardige St. Malo ligt Cap Fréhel. Een rood rotsplateau van 400 hectare op 70 meter hoogte. Onderaan de kaap kan het getijdenverschil oplopen tot twaalf meter. Erbovenop gaat de wind zo tekeer dat hoge bomen nauwelijks een kans hebben te groeien. Ook onze motoren lijken op de jiffy nauwelijks bestand tegen de beukende storm. We stallen ze op een beschutte plaats achter de vuurtoren om te voorkomen dat ze omwaaien.

Meer dan een miljoen toeristen komt jaarlijks op deze woeste locatie af. Zelfs op deze januaridag zijn er nog enkele tientallen bezoekers gekomen om even uit te waaien. Een van de bezoekers heeft een ander doel. Hij is van plan zich met auto en al van de klippen te werpen. Schokkerig rijdt hij zijn Peugeootje naar de rand van de afgrond, waar hij met loeiende motor en ingetrapte koppeling blijft staan. ‘Uitzetten die motor’, gebaart een andere bezoeker. De bestuurder blijft dof in de diepte staren. Dan neemt hij een besluit. Hij laat de koppeling los en… schiet achteruit de parkeerplaats op. Tegen een rotsblok komt hij tot stilstand. Misschien was het water toch te koud.

Menhirs op Penhir

Bretagne staat barstensvol menhirs. Meest bekend plaats is Carnac. Daar staan meer dan 5000 stenen opgesteld. De functie van menhirs is onduidelijk, waarschijnlijk hebben ze te maken met een religie waarin de zon werd vereerd. De menhirs van Lagatjar op Pointe de Penhir werden in 1928 gerestaureerd.

De Noordkaap heeft zijn wereldbol en het bezoekerscentrum. Op Cap Fréhel geven twee vuurtorens de kaap een eigen gezicht. De Vauban uit 1685, en een nieuwe vuurtoren uit 1950. Beide zijn gesloten voor bezoekers. Ook het restaurant met panoramisch uitzicht is nu dicht.

Wel open buiten het seizoen, tenminste in weekeindes en tijdens schoolvakanties, is Fort la Latte, een kleine twee kilometer ten oosten van de kaap. La Latte is een veertiende-eeuws fort dat over een rots heen ligt gedrapeerd. Spectaculair genoeg om als locatie te dienen voor films als The Vikings en Les Liaisons Dangereuses. 

Atlantik Wal

Vlak voor je Pointe de Penhir op rijdt, kom je langs een serie bunkers die onderdeel waren van Hitlers Atlantik Wal. De batterij Kerbonn mag dan meer dan 60 jaar oud zijn, machtig ziet ie er nog steeds wel uit. In het museum in een van de bunkers kun je kijken naar een korte video over de onderzeebootoorlog. Voor meer info over de Atlantische kustverdediging surf je naar www.atlantikwall.net.

In de nabijgelegen badplaatsjes (Sables d’or les Pins, Pléhérel-Plage, Erquy) is het in januari ook erg rustig en zijn de meeste rolluiken gesloten. Maar volledig uitgestorven is het niet. Hier en daar zien we een plukje surfers of een kampeerauto. In Erquy vinden we zelfs een prettig hotelletje aan zee met aangename prijzen.

Ongedierte

Door het Bretonse binnenland rijden we naar Pointe de Penhir. Eerst over wat witte doodstille kronkelweggetjes van de Michelin-kaart. Die zijn landschappelijk heel aardig, maar het is nogal een gepuzzel om de goede weg te vinden. En omdat het vannacht heeft geregend zijn ze verraderlijk glibberig. Dat schiet dus niet op zo. Dan maar rechttoe rechtaan over de rode wegen. Dat doen we naar de Noordkaap tenslotte straks ook.

Op deze zondagmorgen zijn de wegen al bijna net zo rustig als in Lapland. Lastiger is dat de tankstations al bijna net zo dun zijn gezaaid. De supermarkten zijn op zondag dicht en voor de automaat hebben we niet het juiste pasje. De verder zo behulpzame Bretonnen zijn minder toeschietelijk als we ze vragen tegen contante betaling hun pasje te gebruiken. Maar voordat het avontuurlijk dreigt te worden, vinden we in een dorpje een huis met een bijna antieke pomp op de stoep. Er blijkt nog benzine uit te komen ook. De verkeerde soort, maar we kunnen weer verder. Als de zon doorbreekt en de temperatuur stijgt naar een graad of 10, krijg ik een typisch Laps ongeval. Een aanrijding met een mug. Daar hebben we duizend kilometer voor moeten rijden. Met een beetje pech is het in Lapland andersom: duizend muggen per kilometer. Niet overal en altijd, maar meestal kortstondig en vooral in juli. Vizierreiniger meenemen dus. En als je in de wildernis gaat kamperen: koop een middel met veel DEET. Dat is de meest effectieve stof om muggen op afstand te houden.

Ile de Sein

Volgens overlevering zou Ile de Sein het magische eiland Ys zijn. Want ondanks dat het eiland slechts zo’n drie meter uit zee steekt, is het nog maar een paar keer verzwolgen door ziedende golven. En het kan er spoken op Raz de Sein, het water tussen Pointe du Raz en Ile de Sein! Toch gaat het niet zo goed. Zo’n 20 jaar geleden woonden er nog 1300 mensen op deze kale rots, tegenwoordig overleven hier zo’n 300 mensen die allemaal ouder zijn dan 62 jaar. Het eiland kun je ook bezoeken. De boot vertrekt vanuit Audierne, maar het is wel een gevaarlijke boottocht die menig toerist niet heeft overleefd. Waarschijnlijk al dit jaar vertrekt een boot vanuit Douarnenez. Het merendeel van de tocht vaar je dan in de beschutting van het schiereiland Crozon.

Voor overstekend hoefgedierte heb je niet veel te vrezen in Bretagne. De verkeersborden kondigen weliswaar af en toe een springend hert of een stilstaande koe aan, maar die zorgen zelden voor overlast. Dat is in Scandinavië anders. De kans dat je een eland – een cartoon van een paard met ovenwanten op zijn hoofd – tegenkomt, is niet theoretisch. De kans dat je géén rendieren ontmoet, is zelfs klein. Elanden zijn behalve erg groot ook nogal onvoorspelbaar. Ze lijken soms te twijfelen tussen vluchten en aanvallen, en kunnen nadat ze zijn overgestoken weer terugkeren naar de weg. Rendieren zijn kuddedieren. Wanneer één de weg oversteekt, volgen er vaak meer.

Pointe de Penhir

Pointe de Penhir ligt op het schiereiland Crozon. Vlak ervoor ligt Menez-Hom, een uitzichtspunt vanwaar je bij helder weer het hele schiereiland en de baai van Douarnenez kunt overzien. Ergens in deze baai heeft volgens de legende de ommuurde eilandstad Ys gelegen, die koning Gradlon in de vijfde eeuw onder zeeniveau voor zijn dochter Dahud bouwde. Dahud was het type vrouw dat veel motorrijders aanspreekt. Bloedmooi en onverzadigbaar. Wat minder is dat ze elke minnaar na een nachtje doodde. Behalve de laatste, de duivel. Die wist haar de sleutel van de toegangspoort van Ys te ontfutselen. Tijdens vloed opende hij de poort en Ys en Dahud verdwenen in de golven. De nymfomane veranderde in een zeemeermin die nog altijd zeemannen naar de diepte weet te lokken.

Vandaag doet ze bij Pointe de Penhir weer erg haar best. Metershoge golven en duivelse draaikolken teisteren de rotsen van de kaap. Een verkeerde stap tijdens een klauterpartij op de rotsen en Dahud heeft je voor eeuwig te pakken. Onder deze omstandigheden is Penhir nog indrukwekkender dan Cap Fréhel. Een oorlogsmonument, een omvangrijk bunkercomplex, enkele bomkraters en een cirkel van menhirs maken de sfeer extra intens. De omgeving van deze hellepoort is daarentegen zachtaardig en aangenaam. De mooi gelegen kustplaatsjes Camaret en Morgat zijn zelfs in januari heerlijk om te bezoeken. En op de smalle weggetjes langs de kust blijf je foto’s maken. We gaan zo langzamerhand geloven dat Bretagne in de winter een ontdekking van jewelste is.

[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/TRK-kaapvaart.GPX”]

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen