vrijdag 26 april 2024

Frankrijk: maak je Drôme waar!

Pascale tikt me op de schouder en wijst op de donkere wolken, die zich aan de overkant van de Rhône samenpakken. ‘Het regent in de Ardèche’, roept ze verheugd. ‘Zie je wel dat de Drôme leuker is!’

Peter Aansorgh

Met een grote grijns stapt Pascale in Tarn l’Hermitage van de motor. Begrijpelijk, want als vertegenwoordigster van het Comité Departemental Du Tourisme de la Drôme moet ze dagelijks opboksen tegen haar collega’s van het departement Ardèche, die haar steeds wijzen op het feit dat hun departement veel populairder is bij de toeristen. En dat is natuurlijk zo, zeker bij Nederlanders. Als wij de zon opzoeken, gaan we naar de Dordogne, de Ardèche of de Middellandse zee. Van de Drôme hebben de meeste Nederlanders nog nooit gehoord, al grenst het gebied aan de Ardèche, met de Rhône, de rivier die van Lyon kaarsrecht naar het zuiden loopt, als scheidslijn. Sterker nog, de beroemde Route du Soleil (A7) loopt door het departement Drôme. Toch lijken weinigen op het idee te komen om hier af te slaan en het departement te verkennen. Volkomen onterecht, zo vindt het Comité, en zodoende werd er in samenwerking met Endurofun Tours een reis door de streek georganiseerd. En vandaar ook dat Pascale zich zo verkneukelt bij het idee dat wij de hele dag in de zon hebben gereden, terwijl haar concurrenten natte voeten krijgen…

Proeven…

Onze reis begint in Tarn l’Hermitage, een klein dorpje aan de Rhône, door een prachtige oude hangbrug verbonden met het zeer pittoreske Tournon. Maar dat ligt voor ons in ‘verboden gebied’ Tarn zelf moet het meer hebben van het uitzicht over de Rhône en van de wijnbouw, die het dorp een grote faam heeft bezorgd. De diverse Crozes-Hermitages van wijnbouwer Chapoutier zijn wereldberoemd. En – dat moet ik toegeven – ze smaken erg goed. Want dat heb ik natuurlijk ’s avonds in het restaurant natuurlijk wel even uitgeprobeerd. Alles in dienst van de wetenschap.

De eerste ochtend verlaten we het hotel met de toepasselijke naam ‘Les Deux Coteaux’ (de twee oevers), dat aan de oever van de rivier is gevestigd. Een motorvriendelijk hotel. De Kawasaki 1400GTR, die ik voor deze gelegenheid heb georganiseerd, mocht in de afgesloten garage overnachten. En dat geeft altijd een veilig gevoel.

Vercors

Vanuit Tarn trekken we het noordelijke deel van de Drôme in, beter bekend als de Vercors. De glooiende landschappen veranderen na Bourg de Péage langzaam in grovere, rotsachtige decors. Eerste stop is St. Nazaire en Royans, een middeleeuws bergdorp dat langs de oever van een meertje is gebouwd. Hoogtepunt – letterlijk en figuurlijk – is het 235 meter lange aquaduct, dat tegenwoordig als voetgangersbrug dienst doet. Het gevaarte, dat in 1876 is geconstrueerd, is 35 meter hoog en verbindt de vallei van de Vercors met de die van La Bourne.

Nadat we genoten hebben van het tafereeltje tuffen we nog een rondje door het dorp om de romaanse kerk te bekijken en zetten dan koers over de D76 naar het zuiden. Dat is een echte weg voor motorrijders. Hij is smal en bochtig en loopt langs ruige rotspartijen, diepe afgronden en vergezichten, die bij mooi weer prachtig moeten zijn. Nu is het nogal heiig, wat het zicht een beetje vertroebelt. Maar ook dan is toeren leuk, van bocht naar bocht en van haarspeld naar haarspeld. Een tikje fris wordt het wel als we de 1254 meter hoge Col de Rousset over rijden. Bovenop is een klein wintersportdorp, waar je ook ’s zomers met een kabelbaantje verder omhoog kunt, om dan met een ATB-fiets de skipistes af te stormen. Je kunt er ook friet met worst krijgen, maar dat kan ik niemand aanbevelen. Een rit naar beneden met een auto en drie kinderen en de maaltijd ligt op de voorstoel. Vandaar dat wij voor onze lunch – na een geweldige afdaling over het circuit… eh de haarspeldbochten van de zuidelijke berghelling – onze toevlucht nemen in de Auberge les Bâtets, langs de weg naar Die. Doe moeite om het te vinden, want het eten is er fantastisch.

Clairette

Die is een aardig stadje aan de rivier Drôme zelf. Het heeft leuke winkelstraatjes, een oude stadsmuur, een rare kerk en een paar kneuterige pleintjes. Als het markt is, bruist het er van de folklore. Een leuk stadje om te vertoeven. Ik ben er al tweemaal op vakantie geweest en het zal beslist niet de laatste keer zijn. Vandaag laten we het stadje links liggen om linea recta (opnieuw) kennis te maken met een van de specialiteiten van de streek: de Clairette de Die. Dat is een licht mousserende witte wijn gemaakt van de twee witte druivensoorten, de Muscat en de Clairette. Bijzonderheid van deze wijn is dat de gisting plaatsvindt op lage temperatuur waardoor niet alle suiker worden omgezet in alcohol. De Clairette heeft een laag alcoholpercentage en is redelijk zoet. Een motorrijderswijntje? De grote cave van de coöperatie Jaillance, in Die zelf, laten we links liggen en bezoeken een kleinere cave in Saillans. Deze cave, eigendom van Jean Claude Raspail, werkt op een iets kleinere schaal en dat is eigenlijk leuker. Jean Claude laat zien hoe de wijn op de fles door gist en hoe de flessen dagelijks met de hand worden gekeerd om de gist naar de top te laten zakken, waarna de top van de fles wordt bevroren om de gistprop eruit te halen. Daarna wordt uiteraard geproefd, maar daar moeten we het bij laten, want we moeten nog een stukje rijden!

Stroom af, stroom op

Op weg naar het hotel rijden we een stuk langs de Drôme, die zich slingerend een weg door de vallei baant. De rivier zelf is niet heel diep en stroomt ook niet zo hard, maar blijkbaar is ze diep genoeg om lekker in te kanoën. Met Canoé Drôme kun je hier diverse kanotochten maken. Ze zetten je dan stroomopwaarts af, zodat je alleen maar met de stroom mee terug hoeft te peddelen. Je kunt kiezen hoe ver, als je wilt kun je uren onderweg zijn. Iets voor mijn volgende vakantie, wellicht. Nu rijden we door tot Grane, waar we via pietepeuterige weggetjes in het zeer fraaie kunstenaarsdorp Mirmande terecht komen. Het leuk restaureerde dorp ligt tegen een heuvel gebouwd. Van beneden kijk je over een wirwar van daken. Door leuke steegjes en kronkelende paadjes kun je naar de Sainte-Foy kerk op de top lopen. De kerk is regelmatig het decor voor concerten en tentoonstellingen, maar nu is het stil, net als het dorp zelf. Het lijkt wel een vakantiedorp in ruste. Maar vanaf het kerkplein heb je een mooi uitzicht over de Rhônevallei. In de verte kun je de Ardèche zien liggen.

De Provençaalse Drôme

De volgende morgen trekken we de zuidelijke bergrug van de Drômevallei over en rijden via Marsanne door een agrarisch, vlak gebied naar Pont de Barret, waarna de weg weer lekker begint te kronkelen en het terrein ruiger wordt. Maar anders dan in de Vercors. Hier is het warmer en droger, met een begroeiing die veel meer op die in de Provence lijkt. De Drôme laat weer een ander gezicht zien. We komen door schilderachtige valleitjes en staan ineens in een soort maanlandschap met staalgrijze, bijna onbegroeide bergen. Het lijkt een soort vulkanisch gesteente, maar nadere inspectie leert dat het een heel zachte grondsoort is. Heel apart.

Het vreemde landschap is een paar kilometer later ineens weer verdwenen, waarna we via adembenemende rotswanden plotseling tussen de olijfbomen rijden. In Villeperdrix, een net iets te gaaf gerestaureerd, 107 inwoners tellend dorpje in de buurt van Nyons, strijken we neer voor de lunch, in een voormalige olijfoliefabriek.

Zwart of Groen

Het thema Olijven zetten we na het eten voort als we in Villeperdrix bij het hoogbejaarde, Duitse echtpaar Weippert op bezoek gaan voor hun olijvenboomgaard. De Weipperts zijn enkele decennia geleden naar het dorp verhuisd en hebben de boomgaard langzaam van een woestenij in de oorspronkelijke staat teruggebracht. De olijfbomen, waarvan enkele honderden jaren oud zijn, staan nu nog in bloei en dragen dus nog geen olijven. Dat komt later pas. In september zijn ze groen, in december zwart. Welke kleur je krijgt, hangt dus niet af van de soort, maar van de tijd. Weer wat geleerd… En we hadden nog meer kunnen leren, als we het olijvenmuseum van Nyons hadden bezocht. Maar we blijven te lang bij de koffie met (chocolade-) olijven van de Weipperts zitten en moeten vervolgens stevig doorrijden om nog op een redelijke tijd in het hotel aan te komen. Dat ligt werkelijk middenin in nergens, ergens in de bergen, in Valouse. Le Hameau de Valouse heet het hotel, dat ook appartementen verhuurt voor individuele vakantiegangers. Het is allemaal zeer rustiek gebouwd, van grote natuurstenen. Heel landelijk en authentiek.

 De Marquise van Sévigné

De laatste reisdag begint met een leuke rit over smalle bergweggetjes naar Monjoux, waar we de D24 naar Grignan nemen. Onderweg rijden we niet alleen langs talloze wijngaarden, maar ook langs uitgestrekte lavendelvelden, die het landschap later in het jaar met hun prachtige paarsblauwe bloemen een echt mediterraan uiterlijk geven.

In Grignan ontmoeten we Pascale, die ons meeneemt naar het kasteel van Grignan, dat ook weer op een heuvel is gebouwd. Het kasteel torent hoog boven de andere huizen uit. Nog hoger dan de kerk, waarvan het dak zelfs als terras van het kasteel dient. Het kasteel zelf stamt uit de 12e eeuw, maar werd vooral bekend door de briefwisseling van de Marquise de Sévigné aan haar dochter, de Comptesse de Grignan, die in de 17e eeuw in het kasteel woonde. De briefwisseling is tot literatuur verheven omdat de inhoud een goed beeld schets van de cultuur en de sociale verhoudingen uit die tijd. Madame de Sévigné verhuisde vlak voor haar dood ook naar Grignan en is daarmee geadopteerd tot de trots van het stadje. Het kasteel is te bezichtigen. Maar ook het dorp zelf is een gezellige plaats om te vertoeven. Het is typisch zo’n mediterraan stadje waar de mensen op straat leven. Gezellig.

Eyguebelle

Langzaam aan krijg ik het idee dat we van bezienswaardigheid naar bezienswaardigheid rijden en dat we eigenlijk niet eens zoveel aan het motorrijden zelf toekomen. Dat verandert vandaag, als we de echt leuke en kleine weggetjes die door de naaldboombossen lopen verkennen, met hier en daar een steile afdaling en de nodige haarspeldbochten en snelle doorlopers. Pascal is bij me achterop gekropen, maar ondanks de vele bochten geeft ze geen kik. Of dat aan mijn rijstijl ligt of aan een hoge angstdrempel, daar zal ik mij niet over uitlaten. Maar als ze in Aouste-sur-Sye, na anderhalf uur stevig doorrijden af stapt ziet ze er nog steeds tamelijk ontspannen uit. Ze aarzelt ook niet om daarna weer achterop te klimmen en haarfijn de weg terug naar Tarn te wijzen, dwars door de voorsteden van Valence en daarna door het zonnige Rhônedal, terwijl het aan de overkant nog steeds regent…

De overkant…

In Tarn neemt Pascale ons mee naar de wijnkelders van Chapoutier. Daar maken we opnieuw kennis met de diverse wijnkwaliteiten van Tarn, maar ook hier moet ik met enige schaamte toegeven dat ik alleen maar proef, omdat de twee koffers van mijn motor geen ruimte voor extra uitspattingen laten. We staan dan ook snel weer buiten, waarna Pascale afscheid neemt en ons streng vermaant omdat wij plannen smeden aan de overkant van de rivier te gaan eten. Zodra ze weg is steken we de houten loopbrug over en nemen een kijkje in Tournon. We nemen plaats op het terras van een pizzeria en kijken naar de mensen die langskomen en naar Tarn, dat aan de overkant ligt. Op de kaart zie ik een Vinsobres staan en natuurlijk laten we die aanrukken. Toch smaakt hij niet zo lekker als die aan de overkant… Toeval?

[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/TRK-Drome.GPX”]

 

Jan Kruithof
Jan Kruithof
Rijdt al heel lang motor. Is niet zo geïnteresseerd in de motor zelf, maar wel in wat-ie kan. Sterke voorkeur voor allroads, maar hypernakeds zijn ook niet te versmaden. En natuurlijk classics vanwege de techniek én de aaibaarheid. Rijdt zo'n 40.000 km per jaar. Heeft drie motoren, waarvan één woon-werk. Bezit zelf geen auto.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen