woensdag 11 december 2024

Frankrijk: Slingeren langs de Seine

Slingerend langs de Seine – de naam komt van het Latijnse Séquyana- die ik volg vanuit de bossen van Bourgondië, door het frivole Parijs tot aan de breed uitwaaierende monding aan de Kanaalkust. Een rit waar je veel over kunt vertellen. Net als over de Aprilia Mana.

Klaus Daams

‘Opgericht door Napoleon de Derde. Het Groot Kruis van het Legion d’ Honneur’. De wandinscriptie in de kunstig aangelegde nepgrot waar de bron van de Seine moet liggen, ronkt vet van de typisch Franse bombast. Op een door struiken overwoekerd eiland, beschut door een rotsig dak en omgeven door een helblauw smeedijzeren hek houdt zich een marmeren nimf met pronte marmeren borsten op. Je maakt onwillekeurig een inschatting naar haar cupmaat. Het zal een kleine B zijn.

In de pan gehakt

Over Daniëls Aprilia Mana maak je geen inschattingen. De machine heeft, net als de Ducati Monster, een buizenframe en een V-twin. Maar de 76 pk sterke motor met automatische overbrenging heeft scootergenen en wordt door conservatieve motorrijders niet helemaal voor vol aangezien. Onze Mana mag zich 676 kilometers lang bewijzen tijdens een dans van de oorsprong van de Seine tot aan de monding aan de Kanaalkust. En het enige bekende stuk op die route is Parijs. Via het Keltisch (Squan) en het Romeins (Séquana) werd de naam van de rivier de ‘Seine’. Maar van oorsprong betekent de naam ‘de bochtige’. En dat is een naam die ons blij maakt.

Eerst nog wat gespetter in de bron. Herstel: we kijken naar de nog heel jonge Seine die als een plassende baby het gras nat maakt. Dan rijden we naar Poncey-Sur-L’Ignon, naar ons pension ‘Le Clos des Sources’. En daar zijn we net op tijd voor de indrukwekkende avondmaaltijd. Twintig kilometer ten westen van ons en dik 2000 jaar eerder was het minder gezellig. Toen werden de troepen van Vercingetorix (zie ook: Astérix en Obelix) in de pan gehakt door de legers van Julius César. De Galliërs in Astérix en Obelix waren in de strips altijd al ontkennend over de nederlaag. ‘Alésia? Wat bedoel je?’

De modern Fransen zitten nog in dezelfde fase. Maar het wordt je als toerist vergeven wanneer je de archeologische sites bezoekt om even snel te kijken naar de resten uit de tijd dat mensen niets beters hadden te doen dan elkaar aan speren te rijgen.

Troyes, de oude hoofdstad

De hendel voor de handrem aan de linker flank van de Aprilia wordt gelost. We rijden weer in het niet spectaculaire landelijke Hier & Nu. Met als enig risico om zonder benzine te komen staan op een van de landweggetjes die kriskras door de bossen en weilanden lopen. Jammer dat ons vervoer niet op water rijdt. Want rivieren en beekjes zijn er wel in overvloed. De Seine is een kind uit een grote familie. Een paar van haar zusjes zijn bijvoorbeeld de Vau, l’Ozerain of Coquille.

In de Val de Seine bij Orret komen weg en water wel heel erg dicht bij elkaar. Als twee flank aan flank jagende honden dartelen water en asfalt zij aan zij door het bos. Even later krijgen we nog meer water. De regen laat een volwassen wolkbreuk op een voorjaarsbuitje lijken. We vluchten in Châtillon sur Seine de pub ‘Le Splendid’ in en merken dat de tijd er heeft stilgestaan. Op de grote televisie draait een documentaire over de Man wiens Neus er af Viel: Michael Jackson. En de waard wordt ten onrechte heel boos op zijn Idéfix-achtige hondje, omdat hij de plasjes regenwater onder onze tafel voor iets anders aan ziet.

Maar de mooiste nattigheid in Frankrijk komt uit Champagne. Troyes is daar de oude, regionale hoofdstad. Het feit dat de plattegrond van het historische centrum de vorm van een champagnekurk heeft, kan toeval zijn. Of niet. Het is in elk geval een passende bodem voor een stukje ‘après moto’. Terwijl we op de hotelkamer de verwarming zo hoog mogelijk zetten om onze spullen droog te krijgen, slenteren we door de binnenstad tussen de popperige vakwerkhuizen. Onze buitenkant is nat genoeg geweest. Nu zoeken we een plek om te proosten op een onvergetelijke dag.

Bikers trefpunt

Ten noorden van Troyes staat de wereld vol graanvelden. Velden met rijp koren liggen langs de D20 op de linker oever van de Seine. Het verkeersdrempelvirus heeft hier ook toegeslagen. Dat breekt het tempo. Dat die dingen er niet lagen op 24 augustus 1944 zal de Amerikanen goed hebben gedaan. In Romilly staat immers het gedenkteken voor de eerste Sherman tank die Parijs bereikte. De Lichtstad is vanaf hier niet ver meer. En de pastorale rust bij Port de St. Nicolas, waar de koeien in een vijvertje badderden, ligt echt achter ons. En wat doet de Seine intussen? Best veel. In Nogent koelt ze een kerncentrale en een paar kilometer verder zorgt ze ervoor dat de slotgracht van La Motte-Tilly gevuld blijft. Even vriendelijk voor een atoomcentrale als voor een hofvijver. Perfect in harmonie in het land met de Arc de Triomphe en de Eifeltoren.

Als een zwerm horzels komen ze ons tegemoet: de gele koplampen van de motards uit Parijs op hun zaterdagmiddagronde. De ‘Bar de la Poste’ in Montereau-Fault-Yonne is een geliefd bikers trefpunt. In de vensterbanken staan Joe Bar en z’n vrienden. Boven de tapkast hangen foto’s. Waard David is een motorsportliefhebber. Dat is duidelijk. En wanneer je van paarden of ezels houdt – of juist niet – dan kun je je plezier op bij de paardenslager naast de kroeg. Voor maar €24,- per kilo scoor je daar ezelsribben. En die waren waarschijnlijk een betere keus dan het spul dat we vijf uur later op tafel kregen.

Pfff.. Parijs…

‘Oeps! Dat zijn wel erg veel torentjes en schoorstenen. Dat is de eerste gedachte die bij je opkomt als je Fontainebleau voor het eerst ziet. Beter geïnformeerde passanten weten dat er in het kasteel ook de tafel staat waaraan Napoleon de Eerste zijn ontslagpapieren tekende, voor dat hij op verlof ging naar Elba. Wij gaan niet naar Elba, maar duiken de metropool Parijs met haar 2.000.000+ inwoners in. En dank zij de special voor grotestadsgebruik aanwezige GPS van Daniël komen we zonder gestress aan bij onze gereserveerde kamers.

Wat je ook zoekt: als je in Parijs ook uit eten gaat; nergens in Frankrijk is de kans om slecht eten opgediend te krijgen groter. Dat wordt duidelijk in de als Roti de Porc vermomde schoenzolen. We haken halverwege de maaltijd af en kijken verder rond. En al menu’s lezend, kom je dan de meest bizarre dingen tegen. Ook op de stoep. Waar de schoenzolen thuishoren. Een Harley Sportster rijder op de Place de la Bastille heeft een enorm schild op zijn motor waarop staat dat Jezus ook van jou houdt. Ranke, zomers geklede meisjes met naaldhakken achter op dikke sportmotoren. Een keurig geklede man die met je meeloopt en je op beschaafde toon op het naderend einde van de wereld attendeert. Een jonge dame met een baby op de arm met een voorstel dat we denk ik gelukkig niet begrijpen en vaandelzwaaiende betogers van het Tamil Bevrijdingsleger. Kortom: Parijs is een brede stroom vol verrassingen en dingen met eeuwigheidwaarde die je moet bezichtigen. Raadpleeg van te voren wel het Internet en je stapel reisgidsen. Dat werkt gerichter. Tel daar de bijna versmolten verhouding tussen de stad en de rivier bij en het feest is compleet. We kunnen het allemaal bekijken omdat we het hectische verkeer ontvlucht zijn en een passende ankerplaats hebben gevonden op het horecaschip ‘O fil de l’o’. We hebben vanaf daar uitzicht op de Pont de l’ Archevêché en de Notre Dame. En je kunt er nog aardig eten ook.

8 uur 30. We zitten nog steeds in Parijs. De poging om een paar rivierbochten af te snijden gaat een beetje mis en via wat omleidingen komen we in Versailles terecht. We laten het mooiste Paleis van Europa voor wat het is en pakken een saai stuk snelweg langs de Seine. Bij afslag nummer 10 verlaten we de A13 en rijden weer lekker tussen het groen. Tussen de bomen door knipoogt de zon tevreden en spiegelt zich wellustig in de rivier. De klippen die het landschap bij la Roche-Guyon overheersen zijn net zo verblindend wit als het gebit van een BN-er. Daarna is de Route des Crêtes met de tiptronic van de automaat in de sportmodus één uitbundig bochtenfeest en een garantie voor een grijns van oor tot oor. We zijn mooi op tijd in Gasny waar de chef van de ‘Auberge du Prieuré Normand’ ons een perfecte maaltijd voorschotelt. Het parkeren in de ondergrondse garage van het ‘Hotel Le Normandy’ valt dan weer tegen. Voor twee naast elkaar geparkeerde motoren betalen we er evenveel als voor twee auto’s.

Impressionistisch landschap

Omdat het er zo mooi is, rijden de we volgende ochtend terug naar la Roche-Guyon, één van Frankrijks mooiste dorpen. Het locale kasteel is half burcht, half slot en een geliefde plek voor schoolreisjes. In Frankrijk maken de schoolkinderen al vroeg kennis met de culturele superioriteit van hun land. Kenden wij dat ook maar. Na een snelle bak koffie op het terras van het vriendelijk aan de rivier oever liggende ‘Les Bords de Seine’ (een adres voor de volgende keer) duiken we het wereldberoemde Giverny in. Nooit van gehoord? De impressionist Claude Monet heeft er gewoond. Zijn tuinhuis en lotusbloemen atelier zijn tegenwoordig bedevaartsoorden voor bloemenschilderijenliefhebbers uit de hele wereld. Na een uurtje ronddolen voel je jezelf als in en droomwereld.

De slinger in de rivier bij Les Andelys is misschien wel het meest schilderachtige stuk van de Seine, die hier als een statige dame ongehaast door het landschap meandert. Rijk begroeide, groene oeverweides, als stenen in een collier fonkelende rotsen en met in het midden van de stroom een eiland dat lijkt op een broche die op gekreukelde zijde ligt. Er varen vrachtschepen, rondvaartboten en in de verte zie je de scherpe spits van een kerktoren. Jammer genoeg is er in de verste verte geen ijsstalletje te vinden in dit landschap met zijn mooie vergezichten. Zelfs Richard Leeuwenhart wist de schoonheid van deze plek te waarderen en liet – wel op een strategisch gunstige plek – het ’Château Gaillard’ neerzetten. Zo kon hij zijn hertogdom Normandië tegen de Franse kroon verdedigen. Van de imposante vesting is alleen een ruïne overeind gebleven.

De Côte des Amants ligt lieflijk op de andere oever. De naam had op de heerlijke bochten, waarvan het asfalt vriendelijk je voetsteunen kust, kunnen slaan. Maar het echte verhaal er achter is verdrietiger en verwijst naar het droevige lot van Edmond en Calliste. Als je daarvan emotioneel vol schiet, kun je weer leren glimlachen in de museum- en havenstad Rouen. Maar bedenk dat ze daar dan weer de as van Jeanne d’ Arc in de rivier hebben verstrooid om te voorkomen dat de plek een bedevaartsoord zou worden. Zo is er toch altijd wat.

Kunstenaarskolonie Honfleur

In la Bouille begint onze laatste etappe. En kijk eens wat er met dat enkeldiepe beekje is gebeurd waar we nauwelijks vier dagen geleden bij Source-Seine in pootjebaden. Madame is machtig gegroeid. Is rustig geworden en breed. Maar net als elke dame blijft ze vol verrassingen. Zo schommelt het veer naar Duclair alsof er zes Beaufort staat en ligt de Aprilia bijna op één oor. Bij Vattevilles lijkt mevrouw de rivier een tikkeltje schizofreen. Eerst verstopt ze zich schuchter achter het gebladerte. Daarna knalt ze exhibitionistisch in alle openheid in haar zonovergoten bed. Of het een zonde is om de ‘Route des Abbeyes’ rechts te laten liggen en geen enkel klooster tussen Rouen en Le Havre te bezichtigen? En wie indruk wil maken op de vrouw van zijn leven kan scoren in Vieux Port waar een overromantisch tweepersoons, rietgedekt huisje ‘a vendre’ staat. Te koop dus. Voor weinig. Maar wanneer je bij Quillebeuf-Sur-Seine enorm groot ‘Mozart’ geschilderd ziet staan, mag je verrast zijn. Het is een momentopname. Wij zagen het op de boeg van een enorme tanker die geankerd lag voor de locale petrochemische installaties.

We hebben ons reisdoel bijna bereikt. De trechtervormige monding van de Seine. Daar vormt de dramatisch gewelfde Pont de Normandië, de met 2200 meter lengte de langste draadgetuigde brug van Europa, zich als een megalomane sinuskromme vanaf de kant het hemelgewelf in. Sensationeel! Wij mogen er nog eens tolvrij overheen. En met stevige zijwind kun je er nog gratis stevig schuin bij hangen ook! Maar wij rijden windvrij en ‘s avonds om tien uur zitten we nog zielsgelukkig op een terrasje. We genieten voor de ‘Vintage Jazz Club’ aan de havenkom van de oude kunstenaarskolonie Honfleur. Een plek waar zelfs de meest verstokte knurften nog een vleug romantiek ervaren en die het toeristische Le Havre met afstand op een tweede plek zet.

Onze conclusie naar 676 nooit oeverloze kilometers? Daniël zegt het zo: ‘De Seine heeft het geluk dat ze door Parijs stroomt. Anders zou niemand de rivier kennen.’ Dat kun je dan jammer en onterecht vinden, maar het geeft een fantastische ervaring ver buiten het mainsteam toerisme. Net als het rijden op een motor met automatische transmissie.

[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/TRACK-Seine.GPX”]

Jan Kruithof
Jan Kruithof
Rijdt al heel lang motor. Is niet zo geïnteresseerd in de motor zelf, maar wel in wat-ie kan. Sterke voorkeur voor allroads, maar hypernakeds zijn ook niet te versmaden. En natuurlijk classics vanwege de techniek én de aaibaarheid. Rijdt zo'n 40.000 km per jaar. Heeft drie motoren, waarvan één woon-werk. Bezit zelf geen auto.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen