Tommy Bridewell rijdt al sinds 2009 in het British Superbike-kampioenschap. Pas na zijn dertigste groeide hij uit tot een serieuze titelkandidaat. De afgelopen twee jaar was hij nauw betrokken bij een zinderende titelstrijd, die beide keren pas in de allerlaatste ronde werd beslist. Toch had de Honda-coureur dit allemaal bijna nooit meegemaakt. In 2007 besloot hij na het dodelijke ongeval van zijn broer Ollie in de BSB om nooit meer op een motor te stappen. Maar de nu 37-jarige Brit keerde toch terug en denkt nog altijd vóór elke sessie aan zijn broer. Bridewell staat bekend om zijn uitgesproken mening. En precies daarom wilden we met hem in gesprek.
Zes jaar later voelt als gisteren: British Superbike terug op TT Circuit Assen
Voor de mensen die niet altijd kijken: wat maakt de British Superbike zo speciaal?
‘De BSB is bijzonder omdat de rijder veel meer controle heeft over de motor. Tegenwoordig doe ik bij Honda ook testwerk, onder andere voor Honda HRC in de WorldSBK. Ik heb geleerd hoe enorm belangrijk daar elektronica is geworden. In de BSB rijden we op de wildste circuits ter wereld, met motoren van 235 pk die slechts 168 kilo wegen — maar zonder elektronische hulpmiddelen. Geen wheelie control, geen traction control, geen launch control. Dat maakt de motoren lastig te rijden, maar juist dat is wat de BSB voor de fans mooi maakt.’
De laatste twee jaar speelde je een hoofdrol in de ontknoping van de BSB-titel, die beide keren in de allerlaatste ronde werd beslist. In 2023 won je het kampioenschap met een half punt verschil en in 2024 verloor je het met één punt. Kun je beschrijven wat er in zo’n finale door je heen gaat?
‘Het is een heel aparte sensatie en emotie. Ik kan eigenlijk geen woorden bedenken die écht omschrijven wat er dan door je heen gaat. Wanneer je vecht voor een racezege, doe je uiteraard alles om te winnen, maar dan is er altijd nog een volgende race. Wanneer je in de laatste ronde strijdt om het kampioenschap, dan is er geen volgende race meer.’
De laatste ronde vorig jaar tussen Kyle Ryde en jou was legendarisch en werd over de hele wereld bekeken. Goed voor de populariteit van de BSB, maar jij was de verliezer. Hoe was dat voor jou?
‘Het is een vreemd gedachtenproces. Ik begon als kampioenschapsleider aan de laatste race. Het was heel simpel: als ik per se kampioen had willen worden, had ik Kyle moeten uitschakelen. Zo simpel was het. En eerlijk gezegd, dat was niet eens zo moeilijk geweest, want we reden bijna constant kuip-aan-kuip. Maar de reden dat ik het niet deed — en geloof me, ik heb dat scenario zeker overwogen vóór de race — is omdat je als rijder elk mogelijk verloop moet analyseren. Toch besloot ik dat dit niet het pad was dat ik wilde bewandelen. Als Kyle mij op een eerlijke manier zou verslaan, dan verdiende hij het om kampioen te worden. Ik was trots. Het was mijn eerste jaar met Honda, een compleet andere motor dan de Ducati waarmee ik de zes jaar ervoor had gereden. Ik had BSB-kampioen kunnen worden op een smerige manier, maar dat is niet de manier waarop ik herinnerd wil worden. Zo rechtvaardig ik voor mezelf dat ik het kampioenschap heb verloren met één punt verschil. Toen ik voor 2024 tekende bij Honda, verklaarden mensen me voor gek. Ze zeiden dat het het einde van mijn carrière zou zijn, omdat het pakket niet goed genoeg was. Maar ik ben niet het type dat kiest voor de makkelijkste weg. Ik wil een rijder zijn over wie anderen zeggen: hij laat zien dat het wél mogelijk is.’
Je racet al sinds 2009 vast in de BSB, maar je werd pas veel later een vaste toprijder. Kun je uitleggen waardoor dat kwam?
‘Ik heb in mijn carrière veel uitdagingen gehad, zowel op persoonlijk vlak als met mensen, teams en motoren. Vaak zat ik in een lastige situatie, zonder het juiste topsportklimaat om me heen. Eigenlijk vond ik pas eind 2018 echt mijn plek in de BSB, toen ik ging racen voor Moto Rapido op een Ducati. Toen besefte ik dat ik eindelijk in een team zat dat net zo graag wilde winnen als ik. Mijn frustratie was altijd dat ik, naar mijn idee, een van de hardst werkende rijders op de grid was — zowel fysiek qua training als mentaal, maar dat ik deze mentaliteit lange tijd niet terugzag bij het team.’
Op persoonlijk vlak moet dat een zware tijd zijn geweest. Je broer Ollie overleed bij een crash in de BSB op Mallory Park in 2007. Jij was toen 18 jaar en racete ook. Wilde je toen meteen stoppen?
‘Na dat weekend had ik absoluut geen intentie om ooit nog op een motor te stappen. Mijn vader heeft een autogarage en in die tijd deden we ook onderhoud aan motoren. Ik nam het werk over dat Ollie daarvoor deed. Ongeveer een half jaar later hadden we een Suzuki GSX-R 1000 binnen voor onderhoud. Ik had eigenlijk gezworen nooit meer te rijden, maar toen ik die motor zag begon het weer te kriebelen. Ik nam hem mee voor een testrit. Het was een periode waarin ik geen waarde zag in het leven. Ik deed dingen waarvan ik, als ik er nu op terugkijk, denk: dat had goed fout kunnen gaan. Ik had die Suzuki voorzien van nieuwe remschijven en blokken. Op een boerenweggetje haalde ik 189 mph (304 km/u). Er lag modder op de weg en ineens moest ik vol in de remmen voor een stilstaande auto. De schijven konden daarna wel weer vervangen worden, maar ik had wél een glimlach op mijn gezicht. Ik wilde weer racen.’
Hoe was dat moment voor je ouders?
‘Voor mijn vader en moeder was het eigenlijk heel simpel: of ze het nu een goed idee vonden of niet, ze zouden me altijd steunen in wat ik wilde doen. Ze wisten wat ik had moeten doorstaan na het overlijden van Ollie en ze begrepen wat racen voor mij betekende. Ook al hadden ze een zoon aan de sport verloren, het was iets wat de andere zoon juist wilde blijven doen. Toch wilde ik in eerste instantie niet in de BSB racen, omdat dat te confronterend zou zijn. Ik wilde eerst, als het ware, het stof laten neerdalen. Daarom ben ik in 2008 begonnen in het Italiaans Superbike-kampioenschap. Een jaar later stapte ik over naar het EK Superstock 1000, maar dat liep moeizaam met het Italiaanse Yamaha-team en we gingen halverwege het seizoen uit elkaar. Toen was het tijd om in de BSB aan een nieuw hoofdstuk te beginnen.’
Je staat nu zesde in de tussenstand. Waarom strijd je dit jaar niet voor de titel?
‘Na het grote succes vorig jaar met Honda besloot de organisatie – naar wat ik begrepen heb, onder druk van Ducati en BMW, die genoeg zouden hebben geklaagd – dat de zachte band terugkwam. Die band geeft Ducati en Yamaha een groot voordeel, omdat zij de grip ervan beter weten te benutten. Met Honda kunnen we op dit moment de grip van die band nog niet volledig gebruiken.’
Veel BSB-rijders doen ook aan road racing, zoals de Isle of Man TT of de North West 200. Waarom jij niet?
‘Voor mij is het simpelweg te gevaarlijk. Er is geen andere reden. Ik heb veel goede vrienden die het wél doen en ik bewonder wat ze doen. Maar of ik het verstandig vind? Nee. Toch kan ik het ergens wel begrijpen, want als je ziet hoeveel geld erin omgaat… het is echt ongelooflijk. Maar voor mij? Absoluut niet.’
Je bent nu 37 jaar. Ben je van plan om nog jaren actief te blijven in de British Superbike?
‘Zeker niet voor jaren. Ik blijf racen zolang ik mijn leven volledig kan en wil toewijden aan de sport. Ik weet wat mijn kwaliteiten op de motor zijn en dat ik nog steeds in staat ben om een kampioenschap te winnen. Daar heb ik geen enkele twijfel over. Als dat betekent dat ik elke ochtend om 4:00 uur moet opstaan om te trainen, dan doe ik dat. Maar zodra het moment komt dat ik dat niet meer kan opbrengen, stop ik met competitief racen.’
Zou je iets willen veranderen aan het huidige BSB-kampioenschap?
‘Ik zou eerlijk gezegd best veel dingen veranderen. Allereerst zou ik elektronica terugbrengen in de BSB, omdat de afstand tot de WorldSBK in mijn ogen te groot is geworden. De BSB bereidt jonge talenten niet meer goed genoeg voor op het WK-niveau, terwijl dat vroeger wél het geval was. Rijders willen van nature wereldkampioen worden en daar zou de BSB meer aan moeten bijdragen. Geloof het of niet, maar het is veel makkelijker om van een WorldSBK-motor over te stappen naar een BSB-machine dan andersom. In de WorldSBK is de elektronica zó geavanceerd dat het veel tijd kost om eraan te wennen. Dat is ook de reden waarom veel recente BSB-kampioenen niet geslaagd zijn op wereldniveau, terwijl die rijders écht wel goed zijn.’
Wat zou je nog meer veranderen?
‘De BSB heeft het contract met Pirelli verlengd tot 2030, terwijl de WorldSBK vanaf 2027 overstapt naar Michelin. In mijn ogen zou de BSB die overstap moeten volgen. Het voelt voor mij als een verkeerde keuze om de twee kampioenschappen zo sterk van elkaar te scheiden. Ik voel me vereerd dat ik op mijn 37e nog gevraagd word om Iker Lecuona te vervangen bij HRC Honda in de WorldSBK. Maar eigenlijk zou daar een jong talent klaar moeten staan, iemand die ze het liefst al voor volgend jaar willen contracteren. Tegenwoordig zie je een trend dat rijders vanuit de MotoGP terugkeren naar de WorldSBK, in plaats van dat er vanuit de BSB wordt doorgestroomd. Dat is wat mij betreft geen goede ontwikkeling.’
Foto’s: Damon Teerink, BSB Media