zondag 28 april 2024

Stinkhoek: een luchtje, dat wel – Aparte plaatsnamen

Is De Stinkhoek een scabreuze (lees: schunnige, onzedelijke, gewaagde) plaatsnaam? Nee, dat is het niet. Het is vooral een rare plaatsnaam – wie gaat er nou in De Stinkhoek wonen? Om die vraag te beantwoorden reizen we af naar het noordoosten van Brabant. Daar komen we erachter dat aan De Stinkhoek wel degelijk een scabreus randje zit. Met een luchtje. Dat wel.

Foto’s: Paul Vreuls

Maar er is meer. We maken kennis met échte Stinkhoekers, weten nu wat elk gezin in Brabant had (‘Ene Jan of ’ne Piet, en ’n skoefel’) en leren de man kennen achter de uitspraak: ‘Een boer met een snor is een lor’. Dat was Gerlacus van den Elsen, de boerenapostel, die zo’n grote rol speelde in de emancipatie van de boerenstand in Brabant. Behalve dan in die van boeren met een snor.

Achterom: ik zie overal seks – Aparte plaatsnamen

De weersvooruitzichten zijn goed als we op een maandag over de A2 richting ’s Hertogenbosch snellen. Daar nemen we de N279, een kilometerslange kaarsrechte weg langs de Zuid-Willemsvaart, bestaande uit één rijbaan met twee rijstroken. Schiet voor geen meter op en in Veghel sturen we uitgeput de binnenstad in om te eindigen achter een tafeltje in lunchroom Steef, tegenover de HEMA.

Het zit er stampvol, maar mijn aandacht wordt vooral getrokken door een ouder echtpaar, beiden klein van stuk. De man met een barse trek rond zijn mond, de vrouw ook wat zuinigjes. Die barse trek heeft bijna iets komisch – ‘Wil je vechten?’, zegt hij eigenlijk maar niet heus. Op een goed moment probeert hij vruchteloos een zakje van het een of ander te openen, eerst met zijn vingers, vervolgens met zijn mes, dan met zijn vork om het tenslotte zonder commentaar voor zijn vrouw haar bord neer te gooien. Niet op een onsympathieke manier. Gewoon het resultaat van een leven lang knokken.

Vergeten braadpan

’s Middags struinen we wat rond in de buurt van waar De Stinkhoek zou moeten zijn, volgens een plattegrond uit 1867 ergens rond het kruispunt van Rijkerbeek, Looieind en Boekelseweg. Aangegeven staat De Stinkhoek nergens – vast op initiatief van de gemeente, die natuurlijk niet trots was op het bezit van een buurtschap met die naam. Meer dan een paar boerderijen en woonhuizen zijn het niet, te midden van uitgestrekte landbouwpercelen, deels aan het zicht onttrokken door muren van maïs.

Uiteindelijk belanden we via een pad langs de Leigraaf aan de oevers van de Aa – op het enige idyllische plekje dat we in dit hoog bio-industriële gebied zullen vinden. De verkoolde resten van een kampvuurtje, een achtergelaten bierfles, een vergeten braadpan – evenzovele herinneringen aan zomerse dagen vol intimiteit en vriendschap.

Omdat het internet geen enkel houvast bood, vervoegen wij ons ’s avonds bij het voormalige stadhuis te Erp. Op de begane grond resideert de heemkundevereniging Erthepe – misschien weten zij hoe het zit met De Stinkhoek. En ja hoor, binnen de kortste keren zit ik met mijn neus in ‘Erp, gemeente en parochie’, van de eerwaarde dr. A.P.M. Meuwese, oud-pastoor van Erp, een werkje uit 1955. Terwijl een deur verder vier mannen en een vrouw, allen op gevorderde leeftijd, vergaderen over ‘catering …’ en ‘as gij nou …’ en ‘iedereen een borrel …’, lees ik op pagina 124 dat ‘de boeren die daar woonden veel schapen hielden’ en ‘de zandweg was er vaak drassig en vuil’, ‘redenen waarom de gebruikers van de weg, natuurlijk vreemden, aan deze buurt de lelijke naam van Stinkhoek hebben gegeven’.

Gene echte

De nacht doorgebracht in hotel Hart van Bourdonck, aan de Kapelstraat 1 te Boerdonk. Doodse stilte. Elk uur het diepe luiden van de kerkklokken – een geluid dat mij als gewezen katholiek dierbaar is, malgré tout. Een enkele auto. En klepperende paardenhoeven; onder het raam leidt een jonge vrouw haar paard stapvoets door de lege straat.

De vraag wie nou een échte Stinkhoeker is, blijkt nog niet zo eenvoudig te beantwoorden. Weliswaar had het bestuur van Erthepe ons eendrachtig verwezen naar Chris Laurenssen, Rijkerbeek 4. Maar die voordracht wordt door de eerste die wij daar spreken, meteen in twijfel getrokken. Het is Raymond van de Wetering, varkensboer en woonachtig aan de Heesakker, tegen de Rijkerbeek aan. Raymond, geamuseerd: ‘Laurenssen een échte Stinkhoeker … ik weet het niet. Wij in elk geval wel. Mijn moeder heet ook Verbrugge, typisch een naam van hier. En Henk van Dommelen, van het Looieind, dat is ook een échte. En Mietje Verkuijlen natuurlijk, in die villa aan de overkant. Nee, niet dat huis met dat rode dak. Daar woont Verbruggen, da’s gene echte. Niet zo écht als wij!’

Omdat we verder niemand thuis treffen, maken we nog een rondje door de streek, langs Boekel en Gemert en Mariahout. Het landschap roept opnieuw bevreemding bij me op, ik kan niet anders zeggen. Alsof het uit zijn krachten is gegroeid, met weinig kleine landschapselementen, enorm grote percelen waarvan sommigen onnatuurlijk plat – ongetwijfeld geëgaliseerd. Natuurlijk worden hier en daar pogingen ondernomen tot herstel en behoud van natuurwaarden maar het blijft een industrieel landschap, de verhoudingen zijn zoek, de samenhang verdwenen, de intimiteit weg.

Gruwelijk

Chris Laurenssen is net terug van vakantie, de hele nacht doorgereden, dodelijk vermoeid en dan heeft hij ook nog een akkefietje met de verzekeringen. Maar hij ontvangt ons hartelijk en jazeker, hij is een échte ‘Stinkhoekinees’, ‘op de boerderij hiernaast geboren, in 1960’. En ‘nee, De Stinkhoek heeft niks met schapen te maken. Er stond hier vroeger een bokkenstation waar ze geitenbokken hielden. Die hebben de gewoonte tegen hun eigen sik te pissen en op hun eigen voorpoten.’ ‘En dat stonk …?’ ‘Justum. Die stonken altijd.’ Raar verhaal, alsof de evolutie inzake geitenbokken niet heeft gezorgd voor een propere vorm van plassen…

Zelf heeft Chris het niet meegemaakt – het bokkenstation is van ver voor zijn tijd en alleen oude mensen spraken in zijn jeugd nog van De Stinkhoek. Maar hij weet wel iemand die daar meer over kan vertellen. ‘Dan moet je bij de nicht van mijn moeder zijn, bij Mietje Verkuijlen, hier tegenover.’ Maar ook Marietje – fragiel ogend in haar roze windjack, twee heldere ogen boven rood dooraderde wangen – heeft nog maar een vage herinnering aan het bokkensstation. Wel komt ze met een naam: ‘Richting Boekel zat een man, Toontje Schoonings, en die had ’ne geitenbok, die stonk gruwelijk.’

Aan de muur van de woonkamer hangt een schilderijtje van de boerderij waarop ze is geboren, in 1936. Ze was de tweede in een gezin met zes jongens en twee meiden – gezellig, denk je dan, maar dat beeld nuanceert ze. Hard werken, dat was ’t, niks spelen na school maar meehelpen op het land, skoefelen, aardappels rapen, bieten dunnen, niet altijd even leuk. Sindsdien is er echter ‘veul veranderd, heel veul’, zegt Marietje, met dank aan de mechanisatie van na de oorlog en daarbovenop nog eens de ruilverkaveling van 1983. Van de tientallen boerderijtjes zijn er nog maar een paar over, de rest is buiten bedrijf. En waar ooit vele handen licht werk maakten, verrichten de boeren hun arbeid nu veelal alleen.

Het is stil geworden op het boerenerf.

Geweldig

Tot slot: wat maakt De Stinkhoek nu toch tot een scabreuze plaatsnaam? Daar komen wij bij toeval achter, met dank aan Henk van Dommelen, de laatste die we spreken. Als hij het verhaal hoort over die rare geitenbokken die zomaar in hun eigen sik plassen en anders wel op hun voorpoten – in onze ogen een evolutionaire miskleun van jewelste – begint hij hardop te lachen. ‘Het stinkt, inderdaad, maar geiten vinden die geur geweldig. Het is een feromoon, zo moet je het zien!’ En of dat schunnig is… eh… onzedelijk… eh… scabreus!

Paul Vreuls
Paul Vreuls
Paul Vreuls is al sinds 1991 zelfstandig journalist. Hij heeft zich gespecialiseerd in cultuurreizen. Paul publiceert geregeld in Promotor, maar ook in Traveler, een gerenommeerd reizenmagazine, en kranten.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen