woensdag 4 december 2024

Mille Miglia

Jaarlijks is het in Brescia een heksenketel als de legendarische Mille Miglia-rally van start gaat. Dan zijn de pleinen en straten van de Noord-Italiaanse stad gevuld met ronkende en rokende, brommende en brullende oldtimerauto’s. Promotor stuurt Michiel van Dam alvast vooruit om de route te verkennen voor Promotor’s Mille Miglia motortoer, van 15 t/m 23 september.

De uitlaat van de Ducati Multistrada geeft het startschot voor mijn eigen Mille Miglia door de mooiste steden, over de beste motorwegen en langs de fraaiste landschappen van La Bella Italia tussen Brescia en Rome. Na zo’n 40 kilometer schittert het Gardameer al in het vizier. Lago di Garda is als de bron van de eeuwige jeugd. Al zitten er geen bladeren aan de bomen, al ligt er nog sneeuw op de bergtoppen die in het water weerspiegelen, aan het Gardameer is het altijd lente. Met dit paradijselijke beeld voor ogen daver ik vervolgens via de snelweg over de platte en saaie Povlakte, totdat de volgende bergen opdoemen achter de stad Bologna, waar de wieg van mijn Multistrada stond.

Geen tijd voor sentimentaliteit nu. In plaats van de doorgaande autostrada A14 of de al even kaarsrechte Via Emilia daarnaast, stuur ik via spannende bergroutes naar San Marino. Tsja. De Eerste Vrije Republiek ter Wereld ligt schitterend op een bergtop, met uitzicht over land en zee. Middeleeuwse bouwwerken tuimelen schreeuwend om aandacht over elkaar. Maar toch wil het in San Marino met La Dolce Vita nét niet helemaal lukken. In plaats van Italiaanse flair hangt hier naar mijn smaak net iets te nadrukkelijk een sfeer die ik eerder aan de noordkant van de Alpen verwacht. Stijfjes. Geordend. Emotieloos. En om emoties gaat het juist in Italië en zeker als het de Mille Miglia betreft. San Marino is het Luxemburg van Italië, ook al vanwege al die outlets en dutyfreeshops, waar toeristen met busladingen tegelijk op afkomen. Ik verlaat met een zucht van verlichting de steile stad waar de glimmende spiegelpaleizen van commercie de oude stadsmuren omringen.

De wegen van Rossi

De SS72 brengt me terug in Italië, een rechte en drukke weg met ritsen stoplichten.Gelukkig, daar is de kust al. Rimini is synoniem voor strand, zee, zon en massatoerisme. De eerste badgasten werden aan deze kust, zo wil het verhaal, in 1830 nog door de pauselijke politie gearresteerd. Want zwemmen was zondig, toen nog. Sindsdien is er heel wat water langs de Adriatische kust gespoeld. En heel wat op de kustlijn bijgebouwd. Na een tijdje heb ik de Via Flaminia langs de kust wel gezien en stuur ik de Ducati weer het binnenland in.

Al snel danst de Multistrada over een bergkam en door een volgend dal. Hoe vaak heeft Rossi hier in de bochten platgelegen? Verplichte pitstop in het plaatsje Tuvalia, waar de kleine Valentino eerst zijn kinderwagen over de keien liet rollen, vervolgens zijn autoped en daarna…

In het spoor van Rossi en andere race- en rallylegenden liggen duizend mijlen pure stuurpret in het verschiet. Het contrast met de drukke kust is overweldigend: in de heuvels en bergen van de Marken rij ik in m’n eentje over groene heuvels met hier en daar een bos erop of een kleurig pak huizen binnen een middeleeuwse stadswal met dikke torens. Het zou anders eens saai kunnen worden onderweg, voor het hooggeëerde rallypubliek.

Parels voor het oprapen

Na het Riminisyndroom komt het stuk kust ten zuiden van Ancona als een aangename verrassing. De PR-godinnen van La Bella Italia doen hun uiterste best om de Riviera del Conero zo aanlokkend mogelijk te maken. De SP1 zigzagt met een en al bochten door fris geurend woud en dan is er nog de bonus van de berg Monte Conero, vlak aan zee. Zilte lucht waait door de helm. Ik stuur langs steile kliffen, lege stranden, blauwe zee, groene eikenbossen, kleurrijke bloemen en pittoreske vissersdorpjes als Terranova, waar ik me tussen de beach boys van het Californische Big Sur waan. Surf’s up!

Ook op de kustweg liggen de parels voor de motorzwijnen voor het oprapen. Ik geniet ervan met tientallen jonge motorrijders die op snelle streetfighters als Ducati hypermotards door de bochten razen. Wie van hen zal uiteindelijk in Rossi’s bandenspoor passen?

Ook op mij werken de kronkelwegen in het binnenland als een magneet. Maar een poging om de Moni Sibillini te bereiken loopt vast in dichte mist. Ook aan de kust regent het ondertussen dat het giet. Bij Giulianova moet ik toch echt het binnenland in, om via de Gran Sasso de Appenijnen over te steken naar het westen. In een vorig leven heb ik vast eens iets heel goeds gedaan, dat de schrikgodinnen van het weer behaagt. Gestopt voor een motorrijder met pech? Een rondje gegeven na een mooie groepsrit?

Ecco il miracolo! Het wolkendek breekt open, de zon schijnt steeds krachtiger op God’s prachtige creaties: de aardkloot en mijn gehelmde bolletje. De regen heeft het wegdek en de hemel schoongespoeld, laat nu die duizend mijlen maar doorkomen. Op de horizon lokken achter bruine geërodeerde heuvels echte, besneeuwde bergtoppen.

Onderweg langs de Corno Grande, de hoogste bergtop van Italië, rij ik op de S80 door Parco Nazionale Gran Sasso d’Italia langs met sneeuwbedekte bermen en zijwegen. De thermometer in de display geeft één graad Celcius aan, mistflarden en ijzelregens striemen over het wegdek en de eenzame motorrijder daarop. Zo kennen we de wereld weer, deze dag kan niet meer stuk.

Aardbevingen

Niet altijd zijn de godinnen genadig. Nog in 2009 beefden de bergen en de mensen daarop, toen zware aardbevingen de stad L’Aquila troffen. Nog steeds is de schade niet weggewerkt. In het centro storico, de historische binnenstad, bepalen schuttingen, hekken en steigers het beeld. Hoge kranen draaien in een meccanoballet, als machtige feniksvogels die L’Aquila (“de adelaar”) uit de as moeten laten verrijzen.

De gebouwen rond het centrale Piazza del Duomo zijn aan het zicht onttrokken door witte steigerdoeken. Een bizar beeld dringt zich aan mij op: alsof kunstenaar Christo L’Aquila als een van zijn kunstprojecten in doeken heeft gewikkeld en daar straks een sliert Promotorlezers op hun motoren langsscheurt.

Je ziet in gedachten de motoren al door de bochten rossen op de SS17. De weg is omzoomd met bomen voor schaduw op het wegdek, om tijdens de rally het hoofd koel te houden. Daarachter liggen heuvels met bossen en landbouwterrassen, daarachter weer witte bergtoppen. La vita è bella en Italia. Het wegnummer verandert van SS17 in SS4, maar het wordt er onderweg niet minder mooi om. Wat ligt er toch een enorme stoot prachtige motorwegen in dit gezegende land. Hoeveel duizenden mijlen kun je hier in extasis Ducatis rijden? De Mille Miglia tipt een groot aantal hoogtepunten aan. Zo golft de Via Salaria verder door betoverende natuur en oorspronkelijke, rafelige bergdorpen met namen als Madonna della Strada. Onze Lieve Vrouwe van de Straatweg! Die zegent natuurlijk graag passerende rallyrijders.

Beroemde bocht

Een bord waarschuwt voor een scherpe bocht, beroemd-berucht uit de Mille Miglia. De kombocht op pilaren zwiert met 180 graden dalwaarts. Dalwaarts? Daarnet bij Sella di Corno zat ik nog op zo’n duizend meter hoogte! Ook een kloof ontbreekt hier niet in het parcours. De Gole del Velino is een waardevolle opvolger van Gola di Furlo aan de oostkant van de Apennijnen, al ontbreekt hier het profiel van Mussolini.

Daarvoor is de kombocht opgedragen naar Piero Taruffi de ingenieur-coureur die in 1957 de Mille Miglia won met een Scuderia Ferrari. De toen 51-jarige ‘Zilvervos’ reed de afstand van 992.332 mijlen (1597,004 kilometer) in 10 uur, 27 minuten en 47 seconden – wat neerkomt op een gemiddelde snelheid van 152,632 kilometer per uur. Dat doe ik hem zelfs op een Ducati niet na. De winnaar van de Mille Miglia in 1955 was trouwens nog sneller: Stirling Moss reed de rally in een Mercedes-Benz met een gemiddelde snelheid van 160 kilometer per uur.

Onder de Taruffibocht staan de kleurige gevels van Antrodoce in de zon, de bewoners ervan zitten eerste rij als de Mille Miglia voorbijstuift. Verderop kleeft weer zo’n Italiaans adelaars- of gierennest aan de rotswand. Het oogt verlaten maar er wappert wel wasgoed aan de lijn. Mooie details, waar je als rallyrijder maar beter geen oog voor kunt hebben.

De eeuwige stad

Rome lokt. Normaal gesproken heb je op de motor in een stad niets te zoeken. Maar Rome is anders. Om te beginnen heb je, als je het Romeinse verkeer hebt overleefd, de stedelijke equivalent van de Paris-Dakar gewonnen. En bovendien is Rome zo mooi, dat we er makkelijk een aparte duizendmijlenroute doorheen zouden kunnen uitzetten langs allerlei bezienswaardigheden. De Eeuwige Stad is natuurlijk een toeristenmagneet. Maar ook buiten de toppers Piazza Navona, Campo de Fiori, Spaanse Trappen, Pantheon en Colosseum is Rome een groot openluchtmuseum, waar de Ducati maar een klein deel van de sluier laat opwaaien.

De oude Romeinen hadden er al een racecircuit. Hoe oud het Circus Maximus precies is, kan niemand met zekerheid zeggen. Wat er nog van het stadion over is, lag diep onder de Romeinse bodem. De originele Romeinse piste zou maar liefst vijf meter lager hebben gelegen dan de baan die je nu kunt zien, als je even de moeite zou nemen om uit het zadel te klimmen en het sinds kort voor publiek opengestelde gedeelte van de fameuze racebaan der oudheid te bezichtigen. Maar welke Miglia Millarijder neemt daarvoor de tijd? Rome ligt halverwege de rally, dus na een ererondje bij de paus van het Vaticaan richten de rallyrijders hun voertuigen weer naar Brescia in het noorden.

Na het kratermeer Lago di Bolsena pikt de Ducati het Mille Migliaspoor op over de SR2. Weer een historische weg. De klassieke Romeinse wegen die het Romeinse Rijk ontsloten en verbonden waren in de regel kaarsrecht en vlak als een plank. De SR2, nakomeling van de Via Cassia en de latere Via Francigena, vormt een zeer gelukkige uitzondering op die saaie regel. De weg lijkt de contouren van de mooiste heuvels onderweg te volgen en welft en buigt dat het een lieve lust is.

De Monte Amiata

En dan liggen er nog verleidelijke aftakkingen naast, zoals naar Pitigliano, een van de mooiste burchten van Italië bovenop een tufsteenberg, het Middeleeuwse Manhattan van San Gimignano en Etruskenmetropool Volterra, pauzenpauzeplaats Radicofani met kloeke vestingtoren en ertegenover, aan de andere kant van de SR2, een formidabele vesting van de natuur zelf: het berggebied van Monte Amiata met z’n spaghettiwirwar van bergweggetjes. Maar de motorrijder die de sirenenzang van al die zijwegen weet te weerstaan komt ook op de Via Cassia zelf niets te kort.

Eerbiedwaardige steden bieden de rijders onderweg een passend onthaal. De binnenstad van Sienna is weer een hoogtepunt, dat het waard is om de motor even voor op de zijstandaard te laten zakken. Mooiste moment van de dag is hier de zonsondergang, als de straatlantaarns aangaan, de hemel donker kleurt maar de stenen van de pleinen en gebouwen nog de gloed van de zon uitstralen. Iedereen komt voor het plein Piazza del Campo, een van de mooiste pleinen ter wereld, een halfronde boogvorm afgesloten door een rij herenhuizen aan de ene kant en de campanile aan de andere kant. Twee maal per jaar is het er nog drukker dan gewoonlijk, als de Palio-race plaatsvindt. Weliswaar niet met motoren, maar met paarden, maar daarom niet minder spectaculair.

Meer dan de helft van de Duizend Mijlen ligt al achter me. Maar de rallyroute blijft verrassen. De SR222 slingert noordwaarts door de beroemde wijnbergen van Chianti. En daar doemen de contouren van Firenze al op. Florence is het Amsterdam van Italië. Rijke kooplieden lieten er prachtige gebouwen neerzetten en trommelden de Rembrandts van hun tijd op om de boel te verfraaien. Michelangelo, Leonardo da Vinci, Botticcelli, om maar een paar topspelers te noemen, grepen terug op klassieke Griekse en Romeinse voorbeelden en daarmee was de Renaissance in Florence geboren.

De Futa en de Raticosa

‘Al ziet men kerk en toren staan, dan is de reis nog niet gedaan.’ Boven Florence krijg je nog een pittig stuk Mille Miglia voor je kiezen op de SS65. De passen Futa en Raticosa halen de duizend meter hoogte niet, maar vereisen zelfs zonder wedstrijdelement en hijgers-in-de-nek nog geconcentreerde aandacht. Elke bocht is anders aangelegd, van een vloeiend ideaal lijnenspel is hier beslist geen sprake. Geen wonder dus, dat dit parcours door testrijders van Ducati graag wordt gebruikt als onofficiële testbaan. Mijn Multistrada valt door de bochten alsof hij er eerder doorheen is gestoven. Het paard ruikt de stal, Bologna is vlakbij.En ten zuiden van La Città della Moto Rossa ligt nóg een klassieke raceroute. De bergrit Vergato-Cereglio is voor motoren tot bouwjaar 1968 gedacht en wordt jaarlijks georganiseerd door de Bolognese motorclub Ruggeri. De verleiding van die groen-omzoomde kronkelweggetjes op de kaart wordt me te sterk. En zo plak ik gretig nog een paar zevenmijlsomwegen aan de route, voordat ik bij het Gardameer afscheid moet nemen van een respectabele klassieke motorroute. Volgend jaar een editie Milione Miglia?

Michiel van Dam
Michiel van Dam
Michiel van Dams schrijft als freelance redacteur prachtige reisverslagen voor Motor.NL. Reizen die de fervente motorrijder inspireren om erop uit te trekken. Wordt het Slovenië om die prachtige privé-collectie motoren te bekijken? Een rondje bergpassen in de Dolomieten? Of de Nederlandse herberg in de Vogezen, exclusief voor motorrijders?

1 Reactie

Reacties zijn gesloten.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen