Foto: CRT Holland
Het is gaat verre van goed met de Nederlandse wegracesport. Met name het ONK Wegracekampioenschap heeft het moeilijk. Om verdere teloorgang te voorkomen zijn de organisatoren van de twee grote nationale competities om de tafel gegaan om plannen te maken. Het resultaat? Rijders in de verschillende kampioenschappen mogen ook aan wedstrijden in het andere kampioenschap meerijden.
De OW Cup (Open Wegrace Competitie) georganiseerd door het CRT en het ONK Wegracekampioenschap georganiseerd door de KNMV erkennen dus elkaars licentie in 2016. Wat dat betekent? Rijders van vergelijkbare klasses kunnen nu aan meerdere wedstrijden per jaar deelnemen. De coureurs met een ONK-licentie voor de Supersport- of Superbikeklasse hebben, kunnen zich meten met rijders die een OW SuperCup 600- of SuperCup 1000-licentie hebben. Rijders kunnen zo makkelijk aan meerdere wedstrijden per jaar meedoen in de verschillende competities.
Oprichter van CRT, Hennie Lentink, zegt dat samenwerken met het ONK altijd een optie voor hen is geweest: “De ontwikkelingen en uitspraken maakten ons echter sceptisch of dat in de toekomst wel mogelijk zou blijken, vandaar onze stap om op eigen benen te gaan staan. Wij werken keihard aan een mooie competitie en zagen niet echt raakvlakken die positief voor onze rijders zouden uitpakken om gesprekken aan te gaan. Wij zien echter wel in dat versnippering in de motorsport ook negatieve gevolgen kan hebben en waren best bereid om hierover van gedachten te wisselen. Wij denken dat deze eerste stap van samenwerking voor de wegrace in Nederland positief is.”
Een vergelijkbaar standpunt neemt Patrice Assendelft in, de algemeen directeur van de KNMV: “Een samenwerking met CRT is voor ons een reële mogelijkheid als we daarmee de wegrace beter kunnen positioneren en dit onze licentiehouders ten goede komt. De KNMV is uitermate tevreden met de uitkomst van de gesprekken tot dusver en hoopt dat de wegrace in de toekomst hiermee gediend wordt. We realiseren ons dat dit een eerste begin is en wij blijven in gesprek met CRT om verdere mogelijkheden tot samenwerking te onderzoeken.”
