donderdag 10 oktober 2024

Oud-coureur Theo Louwes: ‘Die motor had mijn dood kunnen zijn’

Hij reed diverse Grand Prix-races tegen de oppermachtige Giacomo Agostini, maar was eveneens op het circuit te vinden in de tijd dat de Amerikaanse sterren Eddie Lawson, Wayne Rainey en Kevin Schwantz de dienst uitmaakten. Voormalig coureur Theo Louwes (81) beleefde twee wegracecarrières in zijn leven. Ongewild speelde zoon Albert-Jan een grote rol in het geheel.

Het lijkt erop dat Theo Louwes niet echt graag afscheid neemt. Tijdens een rondje door zijn motorzaak in Sappemeer stuit je continu op spullen die al jaren onverkoopbaar zijn. Helmen uit de jaren negentig liggen netjes naast elkaar op de plank, evenals laarzen uit diezelfde periode. Even denk je zelfs in een museum terecht te zijn gekomen, als je de Van Veen Kreidler in een donker hoekje ziet staan. Het smalle gangpad, dat leidt naar de achterkant van de zaak, wordt verfraaid door een heuse Suzuki RGB500. Het is na enkele minuten al duidelijk, je hebt hier niet zomaar te maken met een doodgewoon ‘motorzaakje’ van een voormalig coureur. Een bezoek aan Theo Louwes is een ware belevenis.

Hoe oubollig alles ook overkomt, het blijkt dat de Groningse ondernemer al jaren behoorlijk modern bezig is. Iets dat je niet echt verwacht als je zijn zaak binnenstapt. De 81-jarige Louwes houdt zich voornamelijk bezig met een goedlopende webshop. En je hoeft nauwelijks te raden wat hij daar verkoopt. Wereldwijd heeft hij klanten zitten die maar al te graag onderdelen voor klassieke racers aanschaffen. Samen met zijn vrouw Jeannette en kleinzoon Djoï runt hij deze online toko. ‘In 2000 wilde mijn zoon de zaak niet overnemen, waardoor ik besloot om meer met internet te gaan doen’, legt Theo uit. ‘Ik had geen dealerschappen meer, dus ging ik me via eBay en Marktplaats richten op het verkopen van onderdelen. En dat bleef maar groeien. De onderdelen had ik allemaal al liggen, want ik heb nooit iets weggegooid. Veel motorzaken drukken hun oude voorraad na twee jaar weg, maar daar doe ik niet aan.’

Theo Louwes is er nu goed mee, want de onderdelen voor klassieke racers worden alsmaar schaarser. Bij de fabrikanten is er ook niets meer te halen. ‘Als ik de kans krijg, probeer ik af en toe wat op te kopen. Verder ga ik zelf aan de slag, maak ik onderdelen. Benzinekranen, gashendels, noem het maar op. Dat heb ik me allemaal zelf aangeleerd.’ School was namelijk niet besteed aan de Groningse oud-coureur. Na de lagere school ging hij drie maanden naar de ambachtsschool, maar daar hield het ook mee op. ‘Gelijk zei ik tegen mijn ouweheer dat ik niet naar school wilde. Daarna ben ik in de kalverhandel gegaan. Met een transportfiets ging ik de boeren af. Kocht ik een kalf en dan ging die voorop in een grote korf. Ik weet nog goed dat ik heel vaak langs school reed. Tijdens de pauzes wandelden de meesters over een trottoir, heen en weer. En dan kwam ik voorbij, met zo’n net geboren kalf. Blegh, blegh, blegh. Een hoop kabaal en dan zag je ze kijken. En ik vriendelijk wuiven naar ze. Schitterend, jongen.’

Lees ook: De korte maar indrukwekkende geschiedenis van Flying Merkel

Potje ballen andere hobby van Theo Louwes

Een aantal jaren later komt Theo Louwes als monteur bij een bromfietszaak te werken. ‘Ik wilde altijd al graag motorcrossen en in die periode ben ik daarmee begonnen. Ik had alleen nog geen rijbewijs, maar ik vervoerde mijn crossmotor op een motor met zijspan. Ik moest dus altijd goed in de gaten houden waar er controles stonden. Als ik er dan eentje zag, draaide ik gauw af. Dat is eigenlijk altijd goed gegaan.’

Minder goed gaat het met de knie van de ambitieuze Louwes. Naast crossen doet hij ook fanatiek aan voetbal. Tijdens een potje ballen bij de plaatselijke voetbalvereniging blesseert hij zich aan de meniscus. ‘Er volgde een operatie in Utrecht, waarna ik vanwege militaire dienst mee moest naar La Courtine. Doordat ik aan het revalideren was, mocht ik niet meedoen aan de oefening en had kamerwacht. Ik besloot daar om een brief te sturen naar de voetbalclub met de mededeling dat ze me de week erop gewoon konden opstellen. Ik had natuurlijk nul conditie en tien minuten in de wedstrijd verdraaide ik mijn knie weer.’ Een derde tegenslag vindt plaats op de crossbaan van Marum. Theo verlaat zijn crosser via de achterzijde en wederom is het raak met de meniscus. ‘Ik was er helemaal klaar mee.’

In de Groningse bromfietszaak waar Louwes nog altijd werkt, ontstaat daarna de bekering naar de wegrace. ‘Bert Oosterhuis kwam daar vaak, om spaken op te halen. Ik vroeg me af waarom hij die zo vaak nodig had, dus stelde ik die vraag aan hem. Bleek dat die altijd bij ’m uit het achterwiel knalden tijdens het racen. Hij nodigde me daarna uit om eens te komen kijken, want hij had iets verderop een Morris Minor-garage.’

Daar komt de jonge bromfietsmonteur oog in oog te staan met de wegracemotoren van de lokale held, een Norton 350 en Jawa 250. Louwes verlaat de garage van Oosterhuis met een uitnodiging om eens met de Jawa op Assen te rijden. Het blijkt de aanzet te zijn tot een rijke wegracecarrière. ‘In een motorblaadje stond een racer te koop, bij Jaap Slierings in Haarlem. De Norton Manx 350 moest 1.900 gulden opleveren en ik had mijn zinnen erop gezet. Op een zondag ben ik naar Jaap gereden en het was gelijk gezellig. Ik had de eerste keer vijfhonderd gulden mee, als een soort van aanbetaling. Ik wilde zo graag die motor kopen, maar had nog niet dat volledige bedrag bij elkaar. Ik hoopte dat Jaap zou accepteren dat ik ’m nu alvast wat zou betalen en dat hij de motor dan voor me vasthield. Ik wilde natuurlijk wel graag alvast een onderdeel meenemen en dus ging ik daar weg met de benzinetank van de Norton. Een week later belde Jaap me weer op, met de vraag wanneer ik weer langs kwam. Ik kwam er al snel achter dat hij helemaal platzak was. Zodoende ben ik een paar keer met wat geld naar Haarlem gereden, maar bij het laatste bezoek had ik een opgeknapte bromfiets meegenomen. Die had ik lekker goedkoop kunnen krijgen, dus daar wist ik een goede deal mee te maken. Jaap ging akkoord, waardoor ik de motor uiteindelijk voor 1.600 gulden kocht. Op die manier wist ik aan mijn eerste eigen racer te komen.’

Ondersteuning in de cross

Op de Norton weet de Groninger in zijn tweede jaar al direct de nationale titel te pakken. Hetzelfde trucje herhaalt hij vier jaar later nog eens, in 1968. Theo Louwes rijdt ook menig Grand Prix-race en behaalt zijn beste resultaat op 18 mei 1969, als hij vierde wordt in Le Mans. Vijf jaar later beëindigt de coureur op 34-jarige leeftijd zijn carrière. Het geld is op en Louwes wil zijn aandacht volledig richten op zijn motorzaak. ‘Ik had een beetje naam gemaakt met het racen en zodoende ontving ik ook verschillende dealerschappen. De zaak groeide en daardoor had ik ook de mogelijkheid om mijn zoon te ondersteunen in de motorcross.’

Het gaat hier om Albert-Jan, een jongen die al op vijfjarige leeftijd op een crosser rondrijdt. Zoals het natuurlijk betaamt als zoon van een motorzaakeigenaar. Hij blijkt talent te hebben om snel rond te gaan in het zand en dus zet Theo alles op alles om hem hogerop te krijgen. ‘Ik wilde graag een wereldkampioen van hem maken, dus zorgde ik dat we de zaak goed voor elkaar hadden. Altijd de nieuwste machines. Dag en nacht was ik ermee bezig en tijdens de wedstrijden ging er altijd een helper mee. Zelf kon ik dan niet mee vanwege de motorzaak. Albert-Jan reed goed en streed met jongens als Dave Strijbos en John van den Berk. Op een gegeven moment had hij een internationale wedstrijd in Limburg, waar Duitsers, Belgen en Nederlanders aan meededen. Het was een losse wedstrijd en ik besloot dat hij nog maar een keertje op de motor van het jaar ervoor moest racen. Ik wilde de nieuwe machines bewaren voor het kampioenschap, want dat was veel belangrijker. Maar ja, hij wilde dat niet. Wilde natuurlijk een beetje groot doen tegenover die andere jongens, dat hij al een nieuwe crosser had. Eenmaal terug van de race gaf Albert-Jan aan dat hij er geen zin meer in had. Dat-ie met een oude motor niet kon winnen. Ik heb de vuist op tafel gegooid en gaf aan dat ik de volledige boel zou gaan verkopen. Ik begreep er echt helemaal niets van.’

Het abrupte einde van Albert-Jans crosscarrière zorgt voor een kettingreactie. Theo houdt zich aan zijn woord, zet de crossmotoren in de verkoop en wil een punt maken. Hij wil aan zijn zoon laten zien dat je ook op oud materiaal kunt winnen. Op 43-jarige leeftijd maakt Theo Louwes zijn comeback in de wegrace, op een Suzuki RG500 uit 1979. ‘Mijn zoon moest het voelen, vond ik. Dat is ook wel gebeurd, al vertelde hij dat natuurlijk niet. We hebben het er later nog wel eens over gehad, waarbij hij ook aangaf dat hij uiteindelijk wel spijt had van zijn rigoureuze beslissing.’

Lees ook: Terugblik: Met de motor op het ijs

Meer buitenlanders

Direct in zijn eerste jaar weet de Groningse motorhandelaar een nationale titel in de 500cc te bemachtigen. ‘Van de KNMV mocht ik niet gelijk bij de inters starten, ondanks dat ik altijd Grands prix had gereden. Heel vreemd, want in tachtig reed ik voor de lol ook nog wat races… Bij de inters.’ Een jaar later mengt Louwes zich weer tussen de inters en weet zich ook in de top van Nederland te nestelen. De Suzuki-rijder laat races in het buitenland aan zich voorbijgaan, maar wordt alsnog verleid tot een internationaal avontuur. Gerhard Vogt is daar verantwoordelijk voor. De Duitse coureur benadert hem per telefoon. ‘Hij vroeg me of ik zin had om in Azië te gaan racen. Hij reed daar al en was waarschijnlijk door de organisatie gevraagd om meer buitenlanders te regelen. Ik gaf bij Gert aan dat ik al de gehele wereld had gezien, dus ik zat daar niet echt op te wachten. Hij probeerde me alsnog te overtuigen. Een dag later belde hij me weer. “Heb je er al over nagedacht, Theo?” Ik wilde me nergens aan committeren, dus ik gaf bij Gert aan dat ik zou kijken of ik mijn motor in de haven van Rotterdam zou afleveren. Zou hij me zien, dan ging ik mee. Zo niet, dan bleef ik thuis.’

Op het laatste moment besluit Louwes om alsnog die winter naar Azië af te reizen voor deze internationale race. Aangezien zijn 500 niet gereed is om mee te nemen, besluit hij af te reizen met een straatmotor, de Suzuki GSX-R750. ‘Om negen uur ’s avonds heb ik Bertus Kort gebeld, die vlakbij woont. Samen hebben we die superbike klaargemaakt. Andere bandjes, verse olie, remblokken controleren. Gelukkig had ik nog een krat bewaard en rond half twaalf hadden we ’m daar eindelijk in staan. Klaar voor vervoer naar de haven. Alleen kon ik de sleutels van de bus niet vinden. Ik heb mijn vrouw Jeannette om 1 uur ’s nachts nog wakker gemaakt, maar ook dat leverde geen resultaat op. Ik heb Bertus maar naar huis gestuurd, want ik kon dus niet weg. Op het allerlaatste moment loop ik voor de bus door en zie iets glinsteren in de sneeuw. Daar lagen dus mijn sleutels! Ik maakte voor mezelf nog snel een bord soep klaar en ben de bus ingestapt. Op weg naar Rotterdam.’

Theo Louwes

Showtje opvoeren

Spijt van zijn beslissing heeft Theo Louwes niet gehad, want hij komt in Azië in een geweldig mooi avontuur terecht. ‘Een totaal andere wereld en in het eerste jaar was het toch wel even schrikken hoe het daar reilde en zeilde. Het was één grote ontdekking voor mij, maar wat een belevenis. Dat moet je gewoon meemaken.’

Op Pattaya weet hij in 1985 gelijk de 750-klasse te winnen en ook de seizoenen erna staan de wedstrijden in Azië telkens op de racekalender van Theo. Hij komt op verschillende circuits in het voor hem onbekende continent te rijden, zo ook het Maleisische Johor. ‘Daar heb ik een keertje mijn sleutelbeen gebroken’, herinnert de voormalig coureur zich. ‘Een week later moesten we in Indonesië rijden en mijn hand lag natuurlijk in een doek. De motorfietsen kwamen vrij laat in het rennerskwartier aan, maar ik wilde even een showtje opvoeren. Dus ik haal mijn arm uit dat doek en begin te sleutelen aan mijn motor, want die had natuurlijk wat schade opgelopen door die valpartij. Er waren altijd een stuk of vijf Indonesische jongens die me hielpen en één daarvan kwam geschrokken naar me toe. “Maar Theo, je kunt morgen toch helemaal niet rijden met dat gebroken sleutelbeen?” Tuurlijk wel, zei ik. Je had zijn gezicht moeten zien. Mooi was dat.’  

Na zeven seizoenen vindt Theo Louwes het tijd worden om definitief afscheid te nemen van de motorsport, aangezien hij eind 1989 de respectabele leeftijd van vijftig jaar bereikt. Het slotjaar wil hij in stijl eindigen en schaft daarom in de voorbereiding een snelle machine aan. ‘Ik wilde iets speciaals en had de centjes om wat uit te geven. Soms moet je een beetje maf doen. Zodoende kocht ik twee losse XR45-blokken van Gallina, waar Franco Uncini mee had gereden. Daarna vroeg ik Spondon om een frame te maken en ben ik die machine op gaan bouwen. Het werd de snelste machine waar ik ooit op reed.’

Uiteindelijk geen TT voor Theo Louwes

‘Ik heb me weleens ingeschreven voor de Isle of Man TT, met drie motorfietsen. Vol goede moed gingen we naar het eiland, maar in Londen ben ik naar de kant gegaan. Daarna ben ik omgedraaid en weer naar huis gereden. Mijn helper snapte er helemaal niets van. Maar ja, ik was eens gaan rekenen. We moesten nog naar Liverpool, boot pakken en dan ben je alleen nog maar op het eiland. Dan moet je daar ook nog eens leven. En voor het startgeld hoefde ik daar ook niet naartoe. Die helper zegt: “Dat bedenk je wel een beetje laat, hé.” Daar had-ie natuurlijk wel gelijk in. Eenmaal terug heb ik bij de buurman een fax op laten stellen en gaf bij de organisatie aan dat ik ziek was.’

Geen reserveblok voor Theo Louwes

Op die unieke Suzuki rijdt Louwes zelfs nog een Grand Prix. Of nou ja, hij krijgt een uitnodiging om deel te nemen aan de WK-wedstrijd in het West-Duitse Hockenheim. ‘Ik had een internationaal startbewijs en stond op dat moment nog altijd bij de eerste vier rijders van Nederland. Zodoende kreeg ik een uitnodiging van de organisatie. Dat had ik natuurlijk helemaal niet meer verwacht, om op mijn 49e nog een Grand Prix te rijden. Ik ben aan de slag gegaan om de machine en mezelf optimaal te prepareren. Thuis was ik elke dag op de motor aan het trainen, op de verschillende binnenweggetjes. De eerste training op Hockenheim liep voor geen meter, maar ik kon alsnog een achttiende tijd neerzetten. Helaas ging het daarna mis, want de motor begon zwaar te lopen. Het bleek dat de krukas tordeerde, ondanks dat-ie volledig nieuw was. Waarschijnlijk hadden ze ’m ditmaal te zwak klaargemaakt. Doordat ik zo zeker was van het eerste blok, had ik mijn reserveblok niet bij me. Dat betekende al gelijk het einde van dat GP-weekend. Ik ben naar de jury gegaan om het probleem uit te leggen en heb de boel ingepakt om naar huis te gaan.’

Ondanks de desillusie van zijn laatste Grand Prix-deelname, zet Theo Louwes zijn afscheidstoer voort met onder meer de laatste races in Nederland. Nadat het seizoen in eigen land eindigt, is het nog niet volledig gedaan voor de Groninger. De carrière sluit hij pas in december ’89 af, vlak voor hij Abraham ziet, op een ander continent. Theo maakt een laatste toer door zijn geliefde Azië. In zeven weken tijd doet hij mee aan vier races op verschillende circuits. ‘In Johor reed ik uiteindelijk op 10 december mijn laatste wedstrijd. De KNMV heeft me in die tijd nog wel een bericht gestuurd of ik niet nog een jaartje wilde doorgaan, maar daar bedankte ik voor. Ik had mijn besluit genomen en kon gelukkig terugkijken op een schitterende carrière. Al met al heb ik een prachtig avontuur beleefd door het racen.’

Geen geld

‘Tijdens een race in Belfast lag ik aan kop, samen met Tommy Robb. We gingen de laatste ronde in, maar ik durfde de gok niet te nemen. Zo’n rondje was wel acht kilometer, met een heel lang recht stuk. Ik was bang dat ik stil kwam te staan zonder benzine en liet mijn jongens snel twee liter bijvullen. Daarna wilde ik weer volle bak aanzetten, maar mijn uitlaat begon te barsten. Uiteindelijk kwam ik alsnog als achtste over de streep. Bij de prijsuitreiking moest ik mijn geld ophalen, maar ik zat zogenaamd te janken. Zeg ik tegen die vent: “No money, have to take the boat. Do you have some more money for me?” Die mensen daar hadden echt medelijden met de coureurs, dus ik kreeg omgerekend zo’n vijfhonderd gulden extra. Op dat moment was ik de koning te rijk.’

‘Had mijn dood kunnen zijn’

‘Zoals wel vaker, was het geld op. Ik wilde wel verder met mijn carrière, maar dat was dus lastig. Mijn fanclub kocht daarom een Kawasaki H1R. Die tweetakt was een gevaarlijk apparaat. Ik ben blij dat ik er heel van af gekomen ben, want die motor had mijn dood kunnen zijn. Toch stap je elke keer weer op, maar ik hield telkens mijn hand op de koppeling. Ik was doodsbang dat het ding weer zou vastlopen. Er zijn ook vrij veel jongens op gesneuveld. Tijdens de TT van 1971 ben ik ook ten val gekomen met die Kawa, in Ossebroeken. Even daarvoor was ik al met tranen in de ogen naar mijn startplaats gegaan. Na dat moment besloot ik om te kappen met die machine.’

Theo Louwes
Jarno van Osch
Jarno van Osch
Jarno van Osch bevind zich sinds 2006 in de motorbranche als redacteur van MOTOR Magazine en MOTO73. Vernoemd naar de legendarische GP-coureur Jarno Saarinen was het wellicht niet zo vreemd dat ik uiteindelijk in deze hoek belandde. Als kleine jongen keek ik al graag naar motorraces en op het moment dat ik twaalf werd, mocht ik achter op de motor bij mijn vader... naar de TT in Assen! Daar werd een passie ontdekt, die uiteindelijk zelfs werk werd. Per 1 januari 2017 aan de slag te gaan als schrijvend freelancer en fotograaf. Dat geeft me de kracht in handen om tekst met beeld te combineren.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen