donderdag 12 december 2024

Motoragent, wel of niet groeten?

Smeris, wout, dienstklopper, bromsnor, juut, kit of zwaantje. Bijnamen voor motoragenten weet ik volop te verzinnen, maar niet hoe ik ze onderweg groet. Wel of geen motorgroet? Het blijft lastig, al kreeg ik deze week een wijze les.

Het is altijd confronterend maar fijn als iemand ongewild jouw ongelijk bewijst. Een tegemoetkomende motoragent deed het van de week. Ter hoogte van Volendam naderde zo’n overbekende witte motor met fluo vlakken en zwaailichten. In het zadel een in fluo-kleding gestoken motoragent die mij achteloos en enthousiast tegelijk begroette. Gewoon als motorrijders onder elkaar. Met stomheid geslagen liet hij me achter.

Zou de agent in zijn achteruitkijkspiegels hebben gezien dat ik zijn groet alsnog beantwoordde? Uit een Pavlovreactie ging mijn linkerhand omhoog. Maar pas nadat de politie-BMW me was gepasseerd. Had de agent me ook nog even recht in de ogen gekeken, dan had hij een mengelmoes van verbazing en zelfverwijt gezien. Sinds wanneer groeten motoragenten zo amicaal en waarom moest ik weer zo nodig mijn klauwen aan het stuur houden? Het was een wijze les die ik zojuist kreeg.

Een Belgische collega-journalist bekende me laatst extreem slecht te kunnen vergeven. Deze aimabele Zuiderbuur heeft blijkbaar ook nog een heel andere kant. Iemand die hem iets flikt, krijgt daar hoe dan ook ooit de rekening voor gepresenteerd. Misschien komt mijn weigering om motoragenten te begroeten als mede-motorrijders ook voort uit mijn onvermogen tot vergeven. Zeer waarschijnlijk zelfs.

Zo’n dertig jaar geleden stond ik met de motor voor een rood verkeerslicht. De dikke politiemotor achter me had ik natuurlijk al lang gezien en dit tijdelijk braafste jongentje van de klas wachtte keurig op het groen. Direct na het wegrijden zette meneer agent – pardon: die vuile tering takke smeris! – me aan de kant. Een boete voor een achterband met te weinig profiel volgde. Het voelde als verraad van een mede-motorrijder. Een trap in je rug van een kameraad. Mijn besluit stond vast: naar die tyfus-bromsnorren stak ik geen hand meer op. Nog geen vinger zelfs, al was die neiging direct na de bekeuring lastig te bedwingen.

Het kostte niet veel moeite om niet langer te groeten. Het voelde sowieso altijd al wat ongemakkelijk om een hand op te steken. Zouden andere motorrijders dat ook doen? Oog ik nu verdacht, of op z’n minst schijnheilig? Waarom groet je mannen en vrouwen die je net zo makkelijk bekeuren? Vragen had ik wel, antwoorden niet, maar de motorgroet voelde simpelweg niet zo goed en schijnheilig.

Hoe raar het is om uitgesloten te worden van een motorgroet, ervoer ik twee jaar geleden. Op kleine 125cc-scootertjes reden mijn maatje Peter en ik naar de Alpen. Een prestatie van wereldformaat, maar iedere motorrijder deed op het moment van passeren alsof hij een vuiltje in zijn oog had. Het gaf de bevestiging dat genegeerd worden een onprettig gevoel is. Wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Het gezegde ken ik, maar voor motoragenten ging dat niet op.

Tot de wijze les van de blijde motoragent deze week. Zijn joviale hand omhoog zette mij op mijn plek. Natuurlijk begroet je een andere motorrijder. Zoals hij jou begroet. Zelfs als de persoon in kwestie in dienst is en je in het ergste geval nog op de bon slingert ook. Betrapt worden voelt altijd beschamend, maar extreem leerzaam. Je laat het wel uit je hoofd om voor de tweede keer zo’n fout te maken. De politieagent die me van de week groette wil ik daarom bedanken. Natuurlijk steek je een klauw op naar een andere motor. Zelfs als er stickers met ‘Politie’ op zitten. Al zorg ik er in deze rare corona-tijden wel voor dat mijn opgestoken hand anderhalve meter ver weg blijft van de ander. Anders bekeurt zo’n pleuris smeris je daar weer voor….

Ad van de Wiel

Ad van de Wiel
Ad van de Wiel
Als kind verslond ik al de motorboekjes van mijn vader. Meer dan veertig jaar later is de liefde voor de motorfiets nog net zo groot. Natuurlijk ga ik mijn hele leven al autoloos door het leven, laat mij maar 365 dagen per jaar motor rijden. Of 565, maar dat kan niet.

5 Reacties

  1. Ik heb wel eens op de snelweg gegroet naar inhalende mede motorrijdende agenten met de voet of met de hand maar nog nooit groete er een terug, ze reden door zonder blikken of blozen. Waarschijnlijk zien zij zich zelf als motorrijder plus net als veel Harley rijders en groeten het gepeupel niet. Wat mij ook opvalt is dat er in hetvoosten meer gegroet word als in het westen
    Ik ben er mee gestopt om agenten te groeten.

  2. Ik heb nooit anders gedaan, een motorrijder is een motorrijder. Maar ja, ik ben ook nog nooit bekeurd…..

  3. Nou nou nou, wat een schuttingtaal. Grote jongen.

    En dan maak je ook nog onderscheid tussen motorrijders die jij wel wilt groeten en motorrijders die je per definitie niet groet. Dan ben je in mijn ogen een echte droeftoeter.

    De motorgroet is een gebaar van respect naar mede-motorrijders.
    Een gebaar van waardering naar die andere motorrijder, ongeacht wie of wat ze zijn en welk motormerk ze rijden.

  4. Je had 30 jaar geleden ook blij kunnen zijn dat je er op gewezen werd dat je achterband zonder profiel niet meer geschikt was voor gebruik op de openbare weg. Dat dat met een boete ging kan je jezelf aanrekenen. Die laatste millimeter profiel is niet in 100 kilometer weggesleten…

  5. Toch wel herkenbaar verhaal. Ik werd laatst op de snelweg ingehaald door een motoragent. Toen hij naast me reed, draaide hij zijn gezicht naar me toe en groette me uitgebreid. Hulde voor de agent, maar ik was ook wat verbouwereerd en reageerde erg traag met terug groeten.

Reacties zijn gesloten.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen