vrijdag 27 juni 2025
Home Blog Pagina 342

120 jaar Harley-Davidson in motorblokken

0

Een reis langs de 120 jaar lange historie van Harley-Davidson kun je op veel verschillende manieren insteken. Wij namen Harley’s belangrijkste motorblokken onder de loep. Juist die bepaalden niet alleen de geschiedenis, maar ook het gezicht van het Amerikaanse merk.

Tekst: Ivar de Gier
Fotografie: Archief A. Herl

1900-1929: bouwkit & F-Heads

Op een avond in 1900 bezochten Bill Harley en Arthur Davidson het plaatselijke Bijou-theater voor een optreden van Anna Held, een burleske Frans-Poolse Broadway-ster. De twee vrienden waren stomverbaasd. Niet vanwege de wulpse Anna, maar omdat ze op het podium rondreed op een lichte, Franse motorfiets. Bill en Arthur hadden nog nooit een motorfiets gezien en volledig onder de indruk besloten ze direct er zelf eentje te maken.

In 1901 bouwden ze hun eerste motorfiets met een motorblok dat op een aangekochte kit gebaseerd was. Het was geen succes. Een tweede, geheel nieuwe versie die ontwikkeld werd in 1902 en 1903 was beduidend anders en opvallend modern voor die tijd. Het 22 kg zware motorblok was geen lichte ééncilinder zoals bijvoorbeeld Indian gebruikte, maar een volwassen 404cc-ééncilinder die licht vooroverhellend in een bijzonder stevig frame gemonteerd werd. Tot op dat moment was het een hobbyproject. Dat veranderde toen een vroegere schoolkameraad hem kocht voor een hoog bedrag. Dat zette Bill en Arthur aan het denken. Wat als ze hem in serie gingen produceren? Dit leidde tot de oprichting van de Harley-Davidson Motor Company in 1903 en de opstart van de ééncilinder seriemodellen, zes jaar later gevolgd door hun eerste V-twin.

Elvis Presley en zijn liefde voor motoren

In 1909 ging Harley’s eerste V-twin in productie. Net zoals bij de ééncilinders was de inlaatklep een atmosferisch bediende kopklep en de veel heter wordende uitlaatklep een zijklep. De cilinders van de 811cc-metende H-D V-twin stonden onder een hoek van 45 graden en waren luchtgekoeld. Harley’s eerste atmosferische V-twins zijn makkelijk te herkennen aan hun naakte, ongeribde cilinders. Maar je moet wel geluk hebben er één te zien, want er zijn er ongeveer 27 geproduceerd.

In 1911 deed een nieuwe generatie motorblokken zijn intrede. De inlaatklep werd nu ook mechanisch aangedreven, maar bleef een kopklep. Dit soort motorblokken worden in Amerika F-Heads genoemd, want met wat fantasie kun je de letter F herkennen in de klepopstelling. De F-Head Harley’s konden hogere toeren draaien en leverden meer vermogen. Daardoor werden ze met succes gebruikt in de racerij. Ze bleven tot 1929 in productie en kenden een gestage ontwikkeling. De laatste modellen leverden een vermogen van 24 pk uit 1213 cc. Dat was erg veel in die tijd.

1929-1948: Flatheads, Knuckleheads & Ironhead Sportsters

In 1929 werden de F-head kop/zijkleppers afgelost door de Flathead-zijkleppers, geheel conform de heersende trend destijds. Harley’s V-twins kregen vanaf dat moment bijnamen die veelal gebaseerd waren op het uiterlijk van met name de kleppendeksels en cilinderkoppen. De Flathead dankt zijn naam aan zijn vlakke, heel lage klepdeksels. Dat komt omdat beide kleppen nu zijkleppen zijn. Ze liggen parallel naast de cilinders met de stelen aan de onderkant en de klepschotels aan de bovenkant. Het Flathead-blok neemt in Harley’s historie een bijzondere plaats in, want geen enkel ander motorblok is langer bij H-D in productie geweest, namelijk tot 1973, 44 jaar! De meest bekende Flatheads zijn zonder twijfel de 737cc-WLA en WLC Liberators uit WOII, die gezamenlijk goed waren voor net geen 78.500 gebouwde exemplaren. Vanaf 1930 was de Flathead ook in 1213 cc uitvoering leverbaar.

De Flathead-zijkleppers waren erg populair, want ze waren betrouwbaar. In 1952 kwam een volledig nieuwe Flathead op de markt toen de K-serie in productie ging als Harley’s antwoord op de steeds populairder wordende twins uit Engeland. Maar de trage en zware K-serie verkocht niet goed. Daarom werd het blok in 1957 gepimpt met nieuwe cilinderkoppen met twee kopkleppen per cilinder. De in die tijd supersportieve Sportster was geboren! Aanvankelijk als 883cc-model, maar in 1972 werd het motorblok opgeboord naar 1000 cc. Dankzij de gietijzeren cilinderkoppen werden de Sportsters uit het tijdperk 1957-1986 aangeduid als ‘Ironheads’. Na 1986 werden de koppen van aluminium gemaakt, toen de Sportster het door Porsche ontwikkelde Evolution-motorblok kreeg, een 1200cc-versie zou niet uitblijven. Het Evo Sportster-blok wordt nog steeds in kleine aantallen geproduceerd.

Ook de zware V-twin productiemodellen maakten de ontwikkeling van zijkleppen naar kopkleppen mee. De grootste stap in de evolutie van Harley’s V-twin tot nu toe was de komst van de ‘Knucklehead’, zo genoemd omdat de cilinderkoppen wel wat leken op een gebalde vuist. De Knuckle-kopklepper had een volledig nieuw motorblok en is de stamvader van alle zware, luchtgekoelde V-twins die tot op de dag van vandaag geproduceerd zijn. Tijdens de H-D-dealerconventie van 1935 werd hij geïntroduceerd. Een groepje Texaanse Harley-dealers reageerde dolenthousiast. Tot grote paniek van het hotelpersoneel schoten ze de magazijnen van hun revolvers leeg toen het doek van Harley’s nieuwste telg werd getrokken! De supersportieve Knuckle bleef tot 1947 in productie in zowel een 40 pk sterke 1000cc-versie als vanaf 1941 een 45 pk sterke-1213cc versie. Zijn ontwerplijnen vormden zelfs het uitgangspunt voor de Softail-modellen.

1948-1984: Panheads & Shovelheads

De Tweede Wereldoorlog had een flinke technologische ontwikkeling tot gevolg. Bij H-D kwam dit tot uiting toen de ‘Panhead’ in 1948 de Knucklehead opvolgde. Interne olieleidingen, nieuwe aluminium cilinderkoppen en hydraulische klepstoters waren de belangrijkste wijzigingen. De klepdeksels leken bij deze motorblokken op omgekeerde kookpannen, vandaar de naam Panhead. De ‘Pan’ was sterker, lichter en betrouwbaarder dan de Knuckle en toen hij in 1966 op zijn beurt weer vervangen werd door de ‘Shovelhead’ lag zijn vermogen op zo’n 65 pk. De eerste Electra Glide uit 1965 had ook een Panhead-motorblok en wel eentje die elektrisch startte, vandaar de verwijzing in zijn naam.

De Shovelhead was een doorontwikkelde versie van de Panhead. Nieuwe cilinderkoppen met efficiëntere in- en uitlaatkanalen, zuigers die voor een hogere compressie zorgden en een hetere nokkenas en grotere carburateur zorgden voor een hoger vermogen. Dat was ook nodig, want door de startmotor en alle bijbehorende constructieve onderdelen was de Electra 34 kg zwaarder dan zijn kickstartende voorganger. Ook de Shovelhead dankt zijn naam aan de cilinderkoppen, die de vorm van een kolenschep hebben. De Shovel kent een onderscheid tussen de vroege- en de late uitvoering, Early & Late Shovel. De laatste wordt dankzij de ontstekingsconus aan de rechterkant van het blok ook wel aangeduid als het ‘Shovelhead Cone’-blok.

120 Jaar Harley-Davidson groots gevierd in Budapest

Begin jaren 70 kwamen er steeds strengere milieueisen in Amerika. Ongelode benzine werd verplicht met als gevolg dat de Late Shovel ernstig begon te pingelen. Hierdoor verloor het blok motorvermogen en raakten de cilinderkoppen oververhit, waardoor de koppakkingen het begaven, olielekkage optrad en bouten tussen koppen, cilinders en carter opgerekt werden met nog veel grotere problemen tot gevolg. Harley reageerde hier te laat op, met als gevolg dat haar reputatie grote schade opliep. Voor de korte termijn werden wat zaken in het motorblok aangepakt en om de daling in het motorvermogen door het lagere octaangehalte van de benzine te compenseren, werd het motorblok opgeboord tot 1340 cc. Voor de langere termijn werd besloten een nieuw motorblok te ontwikkelen. In 1977 werd hiervoor opdracht gegeven aan Porsche.

1984-2017: Evolution & Twin Cam

In 1984 doet het nieuwe ‘Evolution’-motorblok zijn intrede op de zware V-twins. Harley-diehards moesten aanvankelijk niets van dit nieuwe motorblok weten. ‘See no Evo, hear no Evo, want no Evo!’ was hun motto. De ‘all-aluminium’ Evo blokken waren in technisch opzicht een enorme stap voorwaarts in Harley’s historie. Ze waren sterker, betrouwbaarder, veel stiller en krachtiger dan de Late Shovels. In 1986 ging het Evo-blok van de Sportsters in productie dat dezelfde innovaties kende als de zwaardere blokken.

In het najaar van 1998 had Harley opnieuw groot nieuws. Het nieuwe 1450 cc (88ci) metende Twin Cam 88-motorblok werd geïntroduceerd. Het was een volledig nieuw motorblok dat zijn naam ontleende aan zijn dubbele nokkenassen die in het carter gehuisvest waren. De Twin Cam werd in twee uitvoeringen gebouwd, de Twin Cam 88B was voorzien van balansassen en werd vooral gebruikt in de Softail-modellen. Voor de exclusieve Harley Custom Vehicle Operations (CVO) fabriekscustoms werden grotere Twin Cam-blokken gebouwd van 1690 tot 1800 cc. In 2006 werd de cilinderinhoud van het standaard Twin Cam motorblok vergroot naar 1584 cc (96ci).

In augustus 2013 werd het Project Rushmore door H-D gelanceerd, een update-programma dat samen met klanten werd ingestoken. Net zoals medio jaren 70 speelden de steeds strengere milieueisen een rol, waardoor warmteproblemen in het blok weer de kop opstaken. Dit was de reden waarom Harley als onderdeel van dit project ‘Twin Cooling’ ontwikkelde. Het koelvloeistofmengsel werd langs passages in de cilinderkop ter hoogte van de uitlaatklepzittingen geleid. Dat is immers het deel van de cilinderkop dat het meeste hitte te verduren krijgt. In de lowers van de stroomlijn van de Touring-modellen werd de vloeistof weer netjes door de rijwind gekoeld. Hierdoor was een volledig vloeistofgekoeld motorblok niet nodig en kon het klassieke uiterlijk van het blok gehandhaafd blijven.

2017-2023: Milwaukee 8 & Revolution Max

In 2017 kwam de huidige opvolger van de Twin Cam op de markt, de compleet nieuwe 1750 cc ‘Milwaukee Eight’ V-twin. De naam was gebaseerd op de thuishaven van Harley en de acht kleppen die in de twee verbrandingskamers terug te vinden waren. Voor de CVO-modellen werd dit blok ook in een 1870cc-, 1920cc- en vanaf 2020 zelfs in een 2147cc-versie gebouwd.

Naast al deze luchtgekoelde V-twins bouwde Harley sinds 2001 ook het vloeistofgekoelde ‘Revolution’-motorblok. Het deed zijn intrede in de V-Rod, die ook in dat jaar debuteerde en enorm verschilde met de luchtgekoelde V-twins die we tot op dat moment van Harley kenden. Het 120 pk sterke vloeistofgekoelde DOHC-motorblok had vier kleppen per cilinder, brandstofinjectie en was voorzien van balansassen. De cilinders stonden onder een hoek van 60 graden. Het Revolution-motorblok was samen met Harley door Porsche ontworpen als een high-performance-motorblok voor een powercruiser. Tot 2007 was het blok alleen in de 1131cc-uitvoering leverbaar, daarna groeide de inhoud naar 1247 cc. Bijzonder was het 165pk-sterke, 1295 cc Screaming Eagle Revolution-motorblok dat in de VRXSE Destroyer gebruikt werd. Dit was een V-Rod bedoeld voor dragraces. In 2017 kwam aan de productie van het Revolution motorblok een einde toen de V-Rod uit productie ging.

Op dat moment was het ‘Revolution X’-motorblok nog wel in productie. Dit was een kleinere en eenvoudiger uitvoering die Harley sinds 2014 in 494cc- en 749cc-vorm monteerde in haar Street-modellen. Dit 60 graden V-twin-blok moest het doen met een enkele bovenliggende nokkenas en leverde in 749cc-uitvoering een vermogen van 53 pk. Het Revolution X-blok werd na 2021 niet meer gebouwd omdat de Street-modellen uit productie gingen. Maar dat jaar kwam er wel een nieuwe versie van het Revolution-blok op de markt, de 150pk-sterke ‘Revolution Max’. Deze vloeistofgekoelde DOHC 8-kleps 1252cc-V-twin debuteerde in de Pan America en doet in aangepaste uitvoering ook dienst in de Sportster S. Bijzonder is het gebruik van computergestuurde, variabele kleppentiming, een primeur in HD’s historie. De Revolution Max wordt ook in een 975cc-uitvoering gebouwd die de Nightster aandrijft.

[beeld map Harley-blokken > Milwaukee Eight + Revolution + 10 Milwaukee Eight + 11 Revolution

Nieuwe Triumph Tiger 900 Aragón Editions

0

In juli 2022 behaalde Iván Cervantes de overwinning in de Baja Aragón, een van de meest uitdagende motorraces. Als eerbetoon aan deze prestatie introduceert Triumph nu de Tiger 900 Rally Aragón en de Tiger 900 GT Aragón. Deze speciale edities, die alleen verkrijgbaar zijn in 2023, hebben elk een unieke kleurstelling en specificaties.

Cervantes domineerde de 450 km lange race op een Tiger 900 Rally Pro en kwam met een indrukwekkende voorsprong van 1 uur en 6 minuten over de finish. Hiermee toonde hij aan dat de Tiger 900 zelfs in het meest ruige terrein kan excelleren op topniveau.

De Tiger 900 Rally Aragón schittert in een drieledige kleurstelling van mat Phantom Black, mat Graphite en Crystal White, met opvallende Racing Yellow-accenten die naadloos samengaan met de Triumph Tiger en Aragón Edition-details, evenals een nieuw en uniek tweekleurig zadelontwerp.

De GT Aragón is ook voorzien van details van de Triumph Tiger en Aragón Edition, met een verfrissend ontwerp en een tweekleurig zadel. Daarnaast heeft deze versie een gedurfde en elegante uitstraling dankzij de kleuren Diablo Red, Mat Phantom Black en Crystal White.

Triumph Speed 400 en Scrambler 400 X: in 10 dagen 10.000 boekingen in India

Beide modellen behouden het indrukwekkende maximumkoppel van 87 Nm bij 7.250 tpm en zijn uitgerust met een slipper- en assistkoppeling om de prestaties van de driecilindermotor te beheersen.

De GT Aragón Edition heeft een volledig elektronisch instelbare 45mm USD-cartridgevork van Marzocchi, terwijl de Rally Aragón Edition is uitgerust met een speciaal afgestemde Showa-voorvork voor nog betere offroad-prestaties.

Beide Aragón Editions zijn standaard uitgerust met valbeugels rondom het motorblok, terwijl de Rally Aragón Edition ook valbeugels rond de tank heeft voor een extra sportieve uitstraling. Daarnaast is er een uitgebreid assortiment van meer dan 65 modelspecifieke accessoires beschikbaar voor beide modellen, zodat je je motorfiets volledig kunt aanpassen aan je eigen avontuur.

Dubbeltest Honda XL750 Transalp vs. Suzuki V-Strom 800DE

0
Dubbeltest Honda XL750 Transalp vs. Suzuki V-Strom 800DE

In Milaan was het in het najaar van 2022 bingo. Honda presenteerde z’n kakelverse XL750 Transalp aan het publiek. En het als een feniks herrezen Suzuki toverde z’n nagelnieuwe V-Strom 800DE vanonder het doek tevoorschijn. Veel overeenkomsten dus, maar welke verschillen trekken je over de streep?

Foto’s: Jarno van Osch

AsfaltKurkdroog, slecht asfalt
TestomstandighedenLoden zomerzon.
Temperatuur27°C.

Laten we misschien aftrappen met de grootste verrassing van de twee: het feit dat Suzuki met een volledig nieuwe motor op de proppen kwam. Suzuki werd na meerdere ontgoochelende motorbeurzen en z’n aftocht uit de racerij nog net niet doodverklaard. Eind vorig jaar bleek er toch nieuw leven op komst: de tweeling GSX-8S en V-Strom 800DE werden op hetzelfde platform geënt, oogstten al voor de eerste test lof en oogden interessant. Niet het minst omdat de V-Strom – sinds jaar en dag een verwijzing naar de motorconfiguratie van Suzuki’s langpootfamilie – overboord ging en ingeruild werd voor de alomtegenwoordige paralleltwin. Blasfemie? Of toch een logische stap? Dat zullen we je verder in deze test te vertellen. In profiel knipoogt de 800DE dan weer duchtig naar de DR: van de hoekige eendenbek, over de hoek tussen de kopsectie en het kuipwerk over de tank, de subtiele bellypan, tot het korte windschermpje. Om over de erg geslaagde hommage qua kleurstelling nog te zwijgen, uiteraard. Knap werk van Suzuki.

Dubbeltest Ducati DesertX vs. Honda XL750 Transalp: woestijnwroeter of bergkoning?

Zoals we je eerder al vertelden, stofte ook Honda z’n historie even af. De wit-rood-blauwe HRC-kleurstelling op basis van de oer-Transalp in combinatie met goudkleurige wielen – dat is een garantie op goedkeurende blikken bij motorliefhebbers. Het had allemaal een tikkeltje potiger gekund om echt uit de band te springen in vergelijkingen met andere naar woestijnzand geurende remakes – denk aan de Aprilia Tuareg en de Yamaha Ténéré 700… Maar ook deze knipoog naar het verleden heeft z’n V-twin afgezworen en is gezwicht voor een paralleltwin met 270°-krukas. Opvallend bij die zet is dat Honda in 2023 tegelijkertijd met scherp schiet waar het de prijs en het vermogen betreft. Twee eigenschappen die we tot voor kort niet met Honda hadden vereenzelvigd.

Nodige opties

Schiet Honda er dan misschien flink bij in qua standaarduitrusting? Wel, dat lijkt op het eerste zicht behoorlijk mee te vallen: de Transalp pronkt met een knap 5-inch TFT-scherm met connectiviteit (Honda Smartphone Voice Control, verbinding via bluetooth voor navigatie, oproepen of muziek), vier geprogrammeerde rijmodi en een instelbare User-modus (Rain, Street, Sport en Gravel, stuk voor stuk aangepast qua gasrespons, motorrem, tractiecontrole, wheeliecontrole en ABS).

Ook Suzuki gaat met z’n nieuwste worp(en) voor een 5-inch TFT-display met pop-upwaarschuwingen, Suzuki’s befaamde Intelligent Ride System (inclusief tractiecontrole met specifieke Gravel-instelling), instelbaar ABS, schakelindicator, een 5V-oplaadpunt, volledige LED-verlichting en het Easy Start System. Handkappen, de motorprotector en een verstelbaar windscherm zijn standaard, evenals de instelbare ophanging met de langste veerwegen die ooit onder een V-Strom te vinden waren (2 x 220 mm!). Wat opgeteld zorgt voor een nipte voorsprong voor Suzuki, als je het ons vraagt.

Er zitten overigens nogal wat extraatjes op onze testmotoren geschroefd. Zo is de V-Strom 800DE voorzien van de optionele valbeugels (339 euro), het verhoogde windscherm (79 euro) en een middenbok (299 euro). Dat brengt het reële prijskaartje op 13.416 euro. De Transalp is op zijn beurt voorzien van een set valbeugels met mistlampen en de mooie radiatorbescherming (Adventure Pack, 972,01 euro), plus de optionele quickshifter (300 euro). En om ‘m op volledig gelijke voet van de V-Strom te krijgen, zouden we eigenlijk de optionele motorprotector (497 euro) en de handkappen (34 euro) moeten toevoegen. Wat het totaal op 14.402,01 euro brengt. Bijna duizend euro verschil, in het nadeel van de Transalp. Slik.

Kilometers vreten

Met een zadelhoogte van 855 mm – ofwel 5 mm meer dan de Transalp – zou je denken dat je ruimer zit op de V-Strom, maar dat voelt niet meteen zo. De voetsteunen lijken iets hoger gemonteerd en duwen je knieën onder een scherpere hoek dan op Honda’s uitdager. Het optioneel beschikbare, 20 mm lagere zadel zal die houding alleen maar extremer maken – terwijl de standaard zadelhoogte ook voor deze korte rijder (1m73) ruim laag genoeg blijft.

Het stuur is ook een handvol centimeters breder, waardoor je als vanzelf met de ellebogen naar buiten en in licht aanvallende houding over de tank leunt. Met je scheenbeen en rug parallel met de valbeugels – alsof het zo bedoeld was. Als je ‘m aan de hand probeert te manoeuvreren – om m’ in de stalling te zetten, bijvoorbeeld – voel je meteen wel de extra rijklaarkilo’s die de Suzuki met zich meezeult. Het optioneel grotere windscherm zet je gelukkig behoorlijk goed uit de wind (afgezien van wat turbulentie op hogere snelheid), terwijl het kleine zonneklepje boven het TFT-scherm (net zoals op de Transalp) het zicht op alle noodzakelijke rijgegevens ook bij zonlicht garandeert. Ondanks de iets langere veerwegen, het bredere zadel en de extra millimeters zadelhoogte ten opzichte van de Transalp heb ik niet het gevoel dat ik binnenbeenlengte tekortkom om stevig op het asfalt te steunen. Bij die laatste geeft de monoshock achteraan een beetje mee bij het opstappen, waardoor beide voeten meteen stevig op de grond staan. Het zadel is meer dan gerieflijk genoeg, het stuur ligt mooi in de hand en je armen en knieën worden gespaard door de ergonomische driehoek. Een zithouding die duidelijk ontworpen is met het oog op kilometers vreten, en waarbij het scherm de nodige rijwind van je lijf weghoudt.

Dubbeltest Honda XL750 Transalp vs. Suzuki V-Strom 800DE.

Beschaafde soundtrack

Ondanks het feit dat beide Japanners zijn uitgedost met een 270°-paralleltwin, vallen er op motorisch vlak wel wat verschillen op. Waar het spagaat tussen de ‘800’ en ‘750’ op het eerste zicht misschien relatief ruim lijkt, is dat in de praktijk een stuk minder. In werkelijkheid beschikt de Transalp immers over 755 cc, terwijl de V-Strom 776 cc ter beschikking heeft. Een hiaat van minder dan een half brommertje, dus. Het grote verschil zit ‘m in hoe die cc’s in de cilinders geboetseerd worden. Honda doet het immers met een grotere boring (87 vs. 84 mm) en een beduidend kortere slag (63,5 vs. 70mm) dan Suzuki, met een opvallend lagere compressie (11:1 vs. 12,8: 1) én vier kleppen die in het geval van de Transalp door één en bij de V-Strom door twee bovenliggende nokkenassen worden bediend. Alles opgeteld weet Honda een surplus van 8 pk (92 pk vs. 84 pk) te realiseren, en moet het met een verschil van 3 Nm nipt afleggen op het vlak van koppel (75 vs. 78 Nm). Honda moet door z’n kortere slag evenwel een stuk meer toeren draaien om die waarden aan te tikken.

In de praktijk blijkt Suzuki’s nieuwste blok misschien geen V-twin, maar wel een pareltje als het om de injectie, mapping en gasrespons gaat. De 776cc-paralleltwin stuwt mooi op koppel vanaf 2.000 toeren tot een stuk voorbij de 9.000 omwentelingen, met een lekker vol middengebied – opschakelen bij 4.000-7.000 tpm zorgen steevast voor een enorme grijns achter mijn vizier. De bijbehorende, bassige soundtrack blijft te allen tijde beschaafd en de standaard quickshifter is er eentje uit de duizend. Souplesse ten top en zo trefzeker als een sluipschutter. Alleen bij terugschakelen durft de Soes een schokje door te seinen. Na veelvuldig geswitch tussen de drie beschikbare rijmodi (A,B en C – van agressief naar lekker rustig), blijven we het vaakst in de licht gematigde ‘B’-modus rijden voor de testrit en fotografie. Het vermogen is in elke modus identiek, maar de afgifte wijkt steevast duidelijk af. Op lekker droge wegen en heel snelle secties, is het een absoluut plezier om ‘m even in de venijnige ‘A’-modus te mikken en als de omstandigheden gladder zijn, dan is de traag opbouwende ‘C’-modus een absolute troef. Met of zonder de TC ingeschakeld.

Karakter

Ook de paralleltwin van de Transalp buldert (met dank aan de mooi volle in- en uitlaatnoot, én de optionele quickshifter met blipper) lekker lineair door de toeren, schakelt soepel en is in de twee laagste versnellingen makkelijk tot een steigerend voorwiel te verleiden. Maar Honda’s blok heeft nog een troefkaart achter de hand: waar het beste er bij de V-Strom af is rond 9.000 omwentelingen, blijkt de Transalp nog een extra patroon in de lader te hebben, tot hij bij 10.500 euro ook in ademnood raakt. Het gebeurt zelden dat een Honda als meest karaktervolle machine uit de test komt – maar kijk aan.

Als we even advocaat van de duivel spelen, dan lijkt een onderin en in het middengebied krachtiger blok ons interessanter op een allroad. De Transalp doet er alles aan om krachtiger te voelen en klinken, maar als het daarom gaat doet z’n concurrent er helemaal niet voor onder – niet op de weg, niet onverhard. En toch bewijzen enkele spurtjes (stilstaand in z’n 1, 2 en 3 en hervattingen in 3, 4 en 5) ons ongelijk: de Transalp is steevast een fractie sneller weg, waarna de V-Strom inloopt in het middengebied, maar helemaal boven in de toeren spurt de Honda onverbiddelijk weg. De combinatie van extra vermogen én een versnellingsbak die net de betere is. Laten we het toerental zakken tot een absoluut minimum – 50 km/u in z’n vier, bij minder dan 2.000 tpm – dan is de V-Strom wel opmerkelijk sneller weg, waarna hij een gat slaat dat de Transalp niet meer dicht rijdt.

Opvallend: vooraf hadden we verwacht dat Suzuki – met z’n twee balansassen – de vibraties het best onder controle zou hebben, maar dat blijkt in werkelijkheid niet helemaal het geval. Vanaf ruwweg 5.500 tpm seint het blok flink wat trillingen richting voetsteunen, stuur en de flanken van de tank.

Qua remmerij is er nauwelijks verschil. Zowel de Transalp als de V-Strom worden afgestopt door axiaal gemonteerde Nissin-tweezuigers in combinatie met twee 310mm-schijven vooraan, achteraan heeft de Transalp 16 mm extra diameter op de remschijf. De set-up is identiek. De iets meer weggerichte insteek van de Transalp zorgt gevoelsmatig voor een iets directere bite, en een minder snel duikende voorzijde dan de remmen op de Suzuki, maar het verschil is miniem.

Offroad genoegens

Ondanks hun 21-inch wielen laten beide machines zich erg eenvoudig insturen. Daarbij valt meteen op hoe ruim de stuuruitslag van beide machines is: je kan ze met een voetje op de achterrem doodeenvoudig tot een U-turn verleiden, zelfs op de smalste wegen. Heerlijk. Bij dergelijke stapvoetse manoeuvres voel je wel meteen dat de Transalp een stuk smaller is opgebouwd, dat hij een minder brede hefboom vereist voor een gelijkaardige stuurimpuls, en is het lagere gewicht wel degelijk voelbaar. Schroeven we het tempo licht op, dan smelt de extra speklaag (230 kg vs. 208 kg) van de V-Strom 800 gevoelsmatig als sneeuw voor de zon. Want laat ons wel wezen, de ophanging van de Suzuki staat overduidelijk op een hoger niveau dan de one-size-fits-all op de Honda. Op de weg verteert ze quasi elke ruwheid in het wegdek of snelheidsdrempels met een glimlach en het sturen voelt werkelijk een stuk lichter aan dan we hadden verwacht.

Test Verge TS Pro: 1.000 Nm… Slik!

Snijden we even een stukje onverhard aan, dan tikken we snel door naar de ‘Gravel’-modus op de Honda, waar we op de Suzuki even de tractiecontrole in ‘Gravel’ moeten mikken en het ABS afzonderlijk uitschakelen. Rechtopstaand laat de V-Strom zich makkelijk van spoor wisselen, met de tank goed tussen de knieën geklemd en het brede stuur hoog genoeg om niet helemaal over je windscherm te hangen. De extra veerweg en uiteraard de stelmogelijkheden zorgen voor een bonus ten opzichte van de Transalp. Die laatste voelt een stuk ieler aan tussen de benen, en zelfs met de enorme risers onder het stuur, heb je nog het gevoel dat de hefboom hoger mag staan. De gasrespons in Gravel-modus is wel om door een ringetje te halen, waardoor het vertrouwen wel in stand blijft – ook al geeft de tractiecontrole flitsend aan dat hij dit soort werk minder lust. De niet-verstelbare ophanging slikt een occasioneel gravelwegje met genoegen, maar in diepere kuilen knotst die al snel tegen z’n limieten aan. Letterlijk. Achteraan verloopt de demping bijvoorbeeld een stuk te traag om korte klappen na elkaar op te vangen, waardoor je als vanzelf meer gaat stuiteren. Het ontbreken van een carterbeschermplaat in de standaardversie, moedigt dergelijke avontuurtjes ook niet meteen aan.

Dat is wel het geval op de V-Strom, die standaard met zo’n protector komt, én ook het aangeschroefde subframe (in plaats van het gelaste exemplaar op de Transalp) is een voordeel als je offroad onverhoopt tegen de vlakte gaat. De ophanging vreet ook onverhard alles wat we ‘m voor de wielen gooien – de ophanging absorbeert, terwijl je zelf mooi stabiel aan het roer blijft. Zo hoort het op een echte adventurebike. Noch de Dunlop Trailmax Mixtour (Suzuki), noch de Metzeler Karoo Street (Honda) zijn op het écht zware werk voorzien, maar een boerenweggetje of gravelstrook verteren ze beiden zonder opvallend gripverlies. En vooral: ze presteren beiden uitstekend op het asfalt.

Conclusie dubbeltest Honda XL750 Transalp vs. Suzuki V-Strom 800DE

De Honda XL750 Transalp leunt wat ons betreft meer tegen een sporttourer op hoge stelten aan dan een raszuivere adventurebike – meer Tracer dan Ténéré, om de parallel naar een derde Japans merk te trekken. Getuige het soepel lopende en krachtige blok, het comfort aan boord, de krachtige remmen en het fijne stuurgedrag op de weg. Het gebrek aan veerweg, grondspeling en stelmogelijkheden van de ophanging en de duidelijk op zittend rijden gerichte ergonomie duwen ‘m meer richting straatgebruik dan z’n concurrent vandaag. Let wel: een stukje onverhard is zeker mogelijk – en zelfs aan te raden – zolang je er geen te wilde plannen mee hebt.

Persoonlijk lust ik wel wat onverhard, waardoor m’n voorkeur toch uitgaat naar de nieuwe Suzuki V-Strom 800. Van de erg mooie vormgeving en geslaagde kleurstelling, over het gebruiksgemak op én naast het asfalt, tot de kwalitatieve ophanging met stelmogelijkheden en het responsief aanvoelende blok. Ik hoef daarom niet de snelste krachtbron, maar ga voor het volst aanvoelende middengebied. Minpunten als de vibraties, het extra gewicht en het ontbreken van een spannende soundtrack neem ik er graag bij, voor die prijs.

Pluspunten Honda XL750 Transalp

  • Boterzacht, krachtig blok
  • Allemansvriend
  • Comfort

Minpunten Honda XL750 Transalp

  • Bediening menustructuur
  • Geen cruisecontrole

Pluspunten Suzuki V-Strom 800 DE

  • Krachtig en soepel blok
  • Standaard quickshifter
  • Volledig instelbare ophanging

Minpunten Suzuki V-Strom 800 DE

  • Afstellen windscherm
  • Vibraties in hogere toeren
  • Gewicht

Top 10 motorreizen binnen Europa: hier moet je geweest zijn

0
Noorwegen


Er zijn bepaalde bestemmingen die je absoluut niet mag missen. Het zijn mijlpalen die een motorrijder in zijn leven moet ervaren. We delen hier onze tien favoriete Europese bestemmingen.

Net zoals er dingen zijn die je in je leven gedaan moet hebben, zoals het uitlezen van een boek, kleding kopen met je partner, of je aan de maximumsnelheid houden, geldt dat ook voor motorreizen. Er zijn bepaalde bestemmingen die je simpelweg niet mag missen, omdat je motorleven anders niet compleet is. We hebben het hier niet over een ritje naar Scheveningen op zondagmiddag, maar over legendarische kaaproutes, adembenemende bergpassen en plaatsen waar de wereld lijkt te eindigen en de afgrond opent. En dit alles binnen Europa. We presenteren onze selectie van indrukwekkende motormijlpalen die we de afgelopen jaren hebben bezocht. Als je er vijf van de tien hebt bezocht, mag je jezelf een echte motorrijder noemen, alhoewel je daar natuurlijk ook anders over kunt denken. In dat geval nodigen we je uit om een e-mail te sturen naar redactie@motor.nl, met als onderwerp: “Met stijgende verbazing las ik…” Geef ons dan jouw eigen motormijlpaal en waarom die op de lijst had moeten staan. Als het een goede suggestie is, kan het in een volgende lijst worden opgenomen. Het motorleven is immers nooit compleet, dus we zijn nog niet klaar met jou!

10

Runde/Noorwegen

‘Wilt u ons paspoort zien?’ vragen we bij het inchecken aan campingbaas Knut Asle Goksøyr.
‘Nee, hier heeft u geen paspoort meer nodig’, zegt hij joviaal. ‘Dit is het einde van de beschaving.’
‘Oh, dan hoeven we zeker ook niet te betalen?’
Ja, nee, dat toch maar wel.

Clubrit Limburg/Duitsland: door het land van asperges en champignons

Maar hij heeft gelijk. Runde, een eilandje aan de Noorse westkust, is dan wel geen Noordkaap of Kaap Hoorn, maar de plek voelt aan en oogt als het einde van de wereld. Een hoge boomloze vogelrots aan de rand van een kille oceaan. Aan de luwe oostkant van de rots wonen 160 mensen. Aan de ruige westkant nestelen tienduizenden vogels, vooral papegaaiduikers. Om op Runde te komen, moet je over hoogvlaktes, bergen en door fjorden. En tot slot hop je over een aantal lange smalle bruggen van eiland naar eiland waarvan Runde de laatste is. Als je vanuit Bergen komt, zie je het moderne leven snel wegebben. De winkels worden soberder, auto’s ouder, kleding suffer en wegen smaller. Wat toeneemt zijn meeuwengekrijs, vislucht en een soort zwaarmoedigheid, die hoort bij een plaats die er niet toe doet. Het Noordkaapeiland ligt er 2000 km vandaan, maar Runde is nauwelijks minder desolaat.

Toerisme Schotland: Kawasaki Versys Highland Tour

9

Dunmore Head/Ierland

Dunmore Head is de westelijkste punt van het Ierse vasteland en ligt even ver van Canada als van Moskou. Daarom zou je het ook het westelijkste plekje van Europa kunnen noemen dat je over de weg nog redelijk makkelijk kunt bereiken. Al valt daar natuurlijk wel wat op af te dingen. Maar we zijn geen afdingers, maar opscheppers. Dus noemen het gewoon de Westkaap van Europa. Dat klinkt toch het best.

Dunmore Head ligt op het schiereiland Dingle in het zuidwesten van de Ierse republiek. Om er te komen, maak je eerst een tamme rit langs de zuidkust van Dingle. Vlak voor de bocht naar de westkust gaat de weg plotseling langs een steile afgrond omhoog. Daarna ontvouwt zich een grandioos uitzicht op Dunmore Head en onbewoonde rotseilanden. De Ieren vonden het panorama dramatisch genoeg om tussen de rotsen een beeld van Jezus aan het kruis neer te zetten. 

Een kilometertje verder bereik je Dunmore Head zelf, een rotsachtige uitloper van een kilometer lang. Je kunt er een klein stukje oprijden. Daarna buigt het weggetje af naar een heel steil klinkerpad dat op een strand uitkomt.

Even nadat we hier het strand waren opgereden, werd definitief bewezen dat we een mijlpaal hadden bereikt. Er verscheen namelijk een groepje Duitse toeristen. Dit is altijd zo bij geografische uitersten. Waarom weten we niet. Maar je kunt er rustig een vuistregel van maken: als er binnen een uur geen Duitser naast je staat, heb je geen echte mijlpaal bereikt.

8

Puy-de-Dôme/Frankrijk

Als het landschap bij Clermont-Ferrand abrupt een paar honderd meter omhoog springt en vulkanen als paddenstoelen uit de grond schieten, dan weet je dat je op het Centraal Massief bent aangekomen. Dit bergplateau is ruim twee keer groot als Nederland, klimt tot ruim 1100 m en heeft toppen van boven de 1800 m.

Van de pakweg tachtig vulkanen valt de Puy-de-Dôme (1465 m) het meest op. Hij heeft de klassieke vulkaanvorm en steekt het hoogst boven het plateau uit, ongeveer een kilometer. De Romeinen kozen deze top om een tempel voor Mercurius neer te zetten. Ze bouwden daarvoor een voetpad dat er nog altijd ligt. Tevens kun je een treintje pakken.

Na de slagboom kringelt het weggetje met stijgingspercentages van 10 tot 13 % rondom de hele puist naar de platte top. Onderweg biedt hij fantastische uitzichten op de omliggende vulkanen. Vlak voor de top zie je Clermont-Ferrand en helemaal bovenop, als het weer erg meezit, zelfs de Alpen.

Door de lange, felle stijging is de vulkaan een legendarische Tour de France-naam geworden. Dertien keer kwam het peloton hier aan, bijna altijd won een grote renner: Coppi, Bahamontès, Ocana (2x), van Impe en Zoetemelk (2x). In 1988 werd de berg voor het laatst in de Tour opgenomen, maar nog altijd is hij populair bij de amateurwielrenners. Een goede reden om onze ongemotoriseerde vrienden in de gaten te houden bij de bochtige beklimming.

7

Land’s End/Engeland

Net als Bretagne heeft het Engelse Cornwall drie fameuze kapen. Het zuidelijke Lizard Point – waar voor de scheepvaart de Atlantische Oceaan begint – de westelijke Cape Cornwall en daartussen Land’s End. Eigenlijk vinden we de eerste twee mooier, maar Land’s End is veruit de beroemdste. Als je erop af rijdt, begrijp je waarom. Het weidse, desolate plateau met zijn ruige kliffen waar het altijd waait, voelt simpelweg aan als het Einde van het Land. En dan schop je het als landmark toch altijd het verst. De Romeinen herkenden die specifieke eigenschap ook al en noemden deze plek Bolerium – Zetel van de Storm.

Al sinds 1859, toen de spoorlijn naar het nabijgelegen Penzance gereed kwam, is Land’s End een toeristische attractie. En dus heeft Land’s End alle rekwisieten die daarbij horen: winkeltjes, restaurants, een hotel en tentoonstellinkjes. De wegwijzer is het meest bekende en meest gefotografeerde object. Alleen mag je die foto niet zelf maken, want de rechten zijn tegenwoordig in handen van een fotografencollectief. Op de wegwijzer staat de plaats waar Land’s End in een adem mee wordt genoemd: John O’Groats – de noordoost punt van Schotland, 873 mijl (1405 km) hiervandaan. Land’s End to John o’ Groats, ook wel End to End genoemd, is dé rit om te maken voor Britse motorrijders. 

6

Pointe du Raz/Frankrijk

De wilde kust van Bretagne telt drie kapen die drie sterren krijgen van de groene Michelin-gids: Cap Fréhel, Pointe Penhir en Pointe du Raz. Vooral de laatste is weergaloos. Alsof je op het randje van de Aarde staat en neerkijkt op een kwaadaardig kolkende onderwereld. En dat in Bretagne.

Als toeristisch icoon doet Pointe du Raz bij de Fransen nauwelijks onder voor de Eiffeltoren of Mont St.Michel. Tot aan de Tweede Wereldoorlog stonden er zelfs vier hotels. Ze werden opgeblazen door de Duitsers, maar de toeristen bleven toestromen. Er kwamen zoveel bezoekers dat reisjournalisten vermanende stukjes gingen schrijven. De kaap was door het massatoerisme vertrapt tot maanlandschap, vonden ze. Maar woeste kaap én maanlandschap? Dat lijkt ons eerlijk gezegd twee voor de prijs van één.

In het hoogseizoen mag je er niet met de motor op en moet je een kilometer lopen of een pendelbusje pakken. Buiten het seizoen zijn er nauwelijks mensen om je tegen te houden. En dan kun tot het randje van de afgrond komen. Met een beetje wild weer veroorzaken zware oceaangolven huizenhoge spuitnevels tegen de rotsen.

Pointe du Raz is een kaap met een rotsachtige uitloper die geleidelijk in zee verdwijnt en daarna, als de staart van een zeemonster, nog enkele keren boven water komt. Als je de waarschuwingsborden negeert, kun je aan een klimpartij over de rotsen beginnen. Boven de afgronden hangen touwen om je aan vast te grijpen. Onder je hoopt de tierende oceaan met opengesperde bek op een misstap. Oppassen dus, vooral als je motorlaarzen draagt. Pointe du Raz moet niet letterlijk het einde zijn.

5

Kaap Finisterre/Spanje

Noordkaap, Kaap Hoorn, Kaap de Goede Hoop, Point Barrow, Kaap Morris Jessup. Allemaal zijn het kapen die aan het einde van de wereld liggen. Maar slechts één kaap draagt de naam Einde van de Wereld echt: Kaap Finisterre dus. Je vindt hem aan de Spaanse noordwestkust.

In de oudheid werd Finisterre gezien als het echte, definitieve einde van de wereld. Druïden, Kelten en Romeinen maakten lange reizen om er de zon onder te zien gaan. Hun wandelstok en andere bezittingen gooiden ze in het water. Daarmee wierpen ze symbolisch hun oude leven van zich af om een nieuw leven te kunnen beginnen. Maar doen bedevaartgangers naar Santiago de Compostela niet hetzelfde? Precies, en dat is geen toeval. De kerk heeft de grote tocht uit de oudheid simpelweg overgenomen, aangepast en er een katholiek label opgeplakt. Maar de bedevaartstocht bestond dus al ver voordat Santiago er was. Sterker nog: hij werd al georganiseerd voordat Jezus en het Christendom ten tonele verschenen.

Maar het zal duidelijk zijn. Deze kaap heeft iets. Hij is hoog, ruig, geheimzinnig en afgelegen. De kust – de Costa da Morte – is wild en gevaarlijk. Er hangt, kort gezegd, magie in de lucht. En dat wordt al duizenden jaren herkend.

Toerisme Duitsland: een wals door de Palts

4

Col de la Bonette/Frankrijk

Eigenlijk is Col de la Bonette niet de hoogste Alpenpas. Met haar 2715 m moet zij Col de l’Iseran (2770), Stelvio (2758) en Col d’Agnel (2744) voor laten gaan. Maar toen de oude bergpas in 1961 haar huidige vorm kreeg, haalden de wegenbouwers een streek uit. Nabij het hoogste punt maakten ze een lus van twee kilometer die rondom de Bonette een hoogte van 2802 m haalde: de Cime de la Bonette. Daarmee werd de Bonette via een omweggetje wel de hoogste pas en dus automatisch een toeristische trekpleister.

Maar heeft zo’n berg dat nou nodig, die flauwe truc? Eigenlijk niet. Ook zonder de lus voelt de Col de la Bonette aan als hemelhoog. Dat komt bijvoorbeeld door de lange aanloop vanuit Jausiers (25 km) en de even lange afdaling naar Saint Étienne de Tinée. Eenmaal aan de top ervaar je een nauwelijks te evenaren weidsheid, omdat de Bonette boven de bergen in de omgeving lijkt uit te steken. Vooral als je de moeite neemt een kleine wandeling naar de oriëntatietafel op 2862 m te maken. In de drie keer dat we er zelf zijn geweest, hebben we dat een motorrijder nog nooit zien doen. Jammer, want juist hier is de Bonette nou net op haar mooist. Meer over deze col in de Alpenspecial – Promotor nr.10. 

3

Passo dello Stelvio/Italië

De Passo dello Stelvio – of Stilfserjoch – werd in 1826 geopend om Milaan met Wenen te verbinden. Ruim 180 jaar later is het nog altijd een van de indrukwekkendste Alpenpassen. En met 2758 m de op twee na hoogste – na de Col de la Bonette (2802) en de Col de l’Iseran (2770). De beroemdste zijde ligt aan de oostkant. Vanaf Prad ga je door maar liefst 48 gemarkeerde haarspeldbochten 1972 m omhoog. Met 39 bochten en een verval van 1536 m doet de prachtige westkant naar Bormio er niet veel voor onder. Veel minder bekend is de afdaling aan de noordkant: de deels onverharde Umbrailpas. Ook prachtig, maar de haarspeldbochten zijn zo vlijmscherp, dat auto’s moeten steken om ze te halen.

Dolomieten, Italië: achter de Passo Rolle

Anders dan op de top van de meeste passen, is het bovenop de Stelvio feest. Hotels, restaurants, souvenirs en warme worsten verwelkomen dagelijks duizenden bezoekers, van wie een aanzienlijk deel een motor onder de kont heeft. Veelgehoord gespreksonderwerp onder de motorrijders: hoe rijd je nou precies een haarspeldbocht? Geen betere plek dan de Stelvio om daar voor eens en altijd achter te komen. Meer over deze col in de Alpenspecial – Promotor nr.10.

2

Gibraltar

De Rots van Gibraltar is in Europa een van de twee Grote Motorbestemmingen. Maar anders dan de Noordkaap voelt het Britse schiereilandje niet aan als het eenzame einde van de wereld, maar eerder als het kolkende middelpunt.

Het is de plek waar werelden sinds oudsher met elkaar botsen of zich vermengen. Het is de poort van de Middellandse zee en de Atlantische Oceaan. En aan de overkant zie je Marokko. The Rock is very British, maar ook Spaans, Joods, Arabisch en een beetje Italiaans. Dat maakt het kleine Gibraltar broeierig en kosmopolitisch. De ligging op de steile rots geeft daar een passende, spannende vorm aan. Razend interessant dus, een verplicht nummer voor elke motorrijder.

Gibraltar wordt vaak gezien als het zuidelijkste puntje van het Europese vasteland, maar die eer komt Tarifa toe, dat 12 km dichter bij de Evenaar ligt, op bijna 45 km rijden van Gibraltar. Tarifa is een aardig, historisch badplaatsje, waar het erg hard waait, maar het verhoudt zich tot Gibraltar als De Cock tot James Bond.

1

De Noordkaap/Noorwegen

Wie zijn doel heeft bereikt, is doelloos. Mogelijk zelfs een beetje gedeprimeerd. Misschien is dat de reden waarom veel reizigers klagen over de Noordkaap. Ze vinden hem druk, duur en kaal. Een anticlimax.

Een beetje gelijk hebben ze wel. Tegen middernacht kan het stampvol zijn op het Noordkaapplateau. Vooral door de plotselinge komst van tientallen bussen met Amerikaanse en Duitse zestigplussers van een cruiseschip. En duur, tja, wat dacht je? Maar je mag blij zijn dat je hier aan de rand van de wereld sowieso nog iets kunt kopen. Kaal is het Noordkaap-eiland (Magerøya) inderdaad ook, er groeit alleen maar een beetje mos. We willen het allemaal bekennen. En ook nog dat we nog nooit zo beroerd gegeten hebben als in het restaurant van Kamøyvær.

Maar dan houdt ons begrip op. We vinden de Noordkaap geen domper, maar de absolute climax van een 3000 km lange rit. Het eiland is woester en desolater dan alle landschappen die je onderweg bent tegengekomen. De plaatsjes – eerder nederzettingen – zijn nog basaler dan elders in Noorwegen. Winkels doen hier nauwelijks nog aan etalages en reclame. Al het hippe gedoe heb je achter je gelaten. Hier houdt de gewone wereld echt op en begint de sprankelende poolwereld. Een magische plek, waar alles bijzonder is. De Kaap der Kapen. De meest verplichte van alle nummers.

Louis presenteert ‘Motorkleding die er niet zo uitziet’

0

Louis presenteert een nieuwe aflevering in de populaire serie “Motorkleding die er niet zo uitziet“. De motor-hoodie VUJ-2 maakt deel uit van Vanucci’s Urbano-lijn en is dus bedoeld als casual outfit voor in de city.

De camouflage is bijna perfect. Wat er aan de buitenkant uitziet als modieuze vrijetijdskleding, is aan de binnenkant volledig versterkt met Armalith. Dit is echt een wondermateriaal: het ziet eruit als katoen, voelt aan als katoen, maar is extreem scheur- en slijtvast. Dit komt door de 31% polyethyleen (UHMWPE, vraag maar aan Wikipedia) in de stof.

Louis zoekt medewerkers voor de winkels in Tilburg en Assen

Daaronder zitten level 2-protectoren van Sas-Tec, op de schouders en ellebogen, achteraf te plaatsen op de rug. De pasvorm is vrij slank zodat de protectoren zitten waar ze moeten zitten. Ook goed voor de veiligheid: korte verbindingsrits om omhoog glijden te voorkomen en veiligheidsnaden op bijzonder kwetsbare plekken.

Je kunt de hoodie Vanucci VUJ-2 kopen in je vriendelijke Louis-winkel of op louis.de voor 299,99 euro in de maten 48 tot 58.

Producttest: 11 roltassen getest

1
Roltassen

Roltassen gemaakt van van gelast vrachtwagenzeil zijn de eenvoudigste manier om je bagage weerbestendig op te bergen op het zadel of de bagagedrager. We hebben elf varianten ingepakt, vastgesjord en onderzocht.

Tekst en fotografie: MotorradNews

Aan het begin was er de rol. In feite grijpen veel motorrijders voor hun eerste tocht met bagage naar zo’n waterdichte worst achterop. En terecht, want vergeleken met volwaardige koffers zijn ze even ruim, maar kosten ze slechts een fractie van de prijs. Modelspecifieke bagagedragers zijn overbodig: gewoon inpakken, vastsjorren en wegwezen. Zelfs ervaren motorreizigers waarderen deze voordelen. De spijkerharde bagagerol scoort met zijn lage eigen gewicht en een grote opening die het inladen vergemakkelijkt. Door het schier eindeloze aanbod beperken we het testveld: inhoud ongeveer 50 liter, over dwars te openen en waterdicht – dat zijn de eisen.

Producttest: 9 paar motorsneakers getest

Een lek dichten

We behandelen ook de vraag hoe je de vrij zachte rollen veilig op de motor kunt bevestigen. De klassieke spanband – in het slechtste geval met een ratel – is daarvoor te star en kan de bagagerol of de inhoud beschadigen. Huis-, tuin- en keukenspanbanden zijn soms niet sterk genoeg en kunnen met hun puntige metalen haken het waterdichte vrachtwagenzeil perforeren. De oplossing is speciale rubberen banden met afgeronde plastic haken of ‘rok straps’, die wij in het kader rechts uitleggen.

Maar stel dat je toch een gat krijgt in je roltas, dan rijst natuurlijk de vraag hoe je zo’n gat in je ooit waterdichte bagagerollen kunt dichten. In het geval van Ortlieb is de oplossing eenvoudig. Via de dealers of een telefoontje naar de klantenservice kun je de tas opsturen en door de fabrikant professioneel laten sealen. Een reparatie is meestal goedkoper dan een nieuwe Ortlieb-tas. Bij andere fabrikanten is het op zijn minst de moeite waard om het zelf te proberen alvorens de bagagerol te vervangen. Voor grotere scheuren biedt Enduristan een ‘Luggage Repair Kit’ met textielpleisters, naalden, garen en vervangende gespen. De prijs is rond de 20 euro. Je kunt ook stof van een oude rol als donor gebruiken. Als je het materiaal kent, kun je in outdoor- en kampeeraccessoires zelfs speciale lijmen vinden die PU, PVC of polyester weer waterdicht maken. Een voorbeeld is de ‘Camplast Rep-Set’ van Tip-Top voor rond de tien euro. Schoenlijm geldt ook als een geheime tip. Welke lijm geschikt is voor het materiaal van je eigen bagagerol staat in de kleine lettertjes. Kortom: als de bagagerol toch een gaatje heeft, is er weinig te verliezen.

Bevestiging

1. De tijd van goedkope expander rubbers is gelukkig voorbij. Polo stuurde ons een eigentijdse versie met geplastificeerde stalen haken en breed rubber (6,99 euro/paar).

2. Onverslaanbaar op het gebied van perfecte bevestiging zijn echter de verstelbare ‘Rok Straps’. Met hun lussen vinden de onverwoestbare rekbanden niet alleen een krasvrije houvast op bijna elke motor, de spanning kun je ook naar wens instellen en dankzij de snelsluiting is de bagagerol in een handomdraai bevrijd. Let op, maak de riemen los voordat je ze opent! Met ongeveer 20 euro per paar zijn de Rok Straps niet goedkoop, maar de investering loont.

3. In zeldzame gevallen, bijvoorbeeld bij achteraf gemonteerde aluminium bagageplaten, kunnen de lussen van de Rok Straps te dik zijn voor de openingen. Om dit te voorkomen heeft Enduristan een speciale versie laten maken waarbij je de lussen via een extra gesp opent. De gespen van de ‘Rok 1400’ komen overeen met die van alle Enduristan-tassen. Voor 27 euro betaal je wel iets extra voor de speciale riemen. Voor normaal gebruik raden wij de standaardversie met gesloten lussen aan.

Büse bagagerol 45 liter

Volume: 45 l (alternatief 30 en 90 l)

Afmetingen: breedte 60 cm, diameter 33 cm

Gewicht: 860 g

Materiaal: PU-gecoate stof

Beschikbare kleuren: Geel, Zwart

Land van vervaardiging: China

Prijs: € 69,95

www.buese.com

Conclusie

De no-nonsense bagagerol van Büse doet het zonder extra vakken en zakken. In vergelijking met de andere kandidaten is hij relatief licht. Alles wat je mee moet nemen gaat in het hoofdvak van 45 liter. Het gele interieur is veel overzichtelijker dan de zwarte versie. Beide hebben reflecterende prints en brede oogjes voor het veilig geleiden van de spanbanden. De rolsluiting doet het zonder extra klittenband en dat hebben we in de test niet gemist. De ruime opening is optimaal beveiligd met vier plastic clips. Een schouderriem wordt meegeleverd.

Gebruik ● ● ● ●

Uitrusting ● ● ●

Afwerking ● ● ● ●

Enduristan Tornado 2L

Volume: 51 l

Afmetingen: breedte 61 cm, diameter 32 cm

Gewicht: 1.440 g

Materiaal: 1000D-3L polymeer, nylon en vinyl

Beschikbare kleuren: Zwart

Land van vervaardiging: China

Prijs: € 85,-

www.enduristan.eu

Conclusie

Enduristan levert met de Tornado 2L een uiterst robuust stuk bagage. Het relatief zware maar flexibele materiaal met een gestructureerd oppervlak is aan de binnenkant donkerrood gecoat, wat het makkelijker maakt om je weg te vinden, althans in vergelijking met zwarte exemplaren. Ook aan de binnenkant bieden drie open vakken van gaas en een vak met rits plaats aan kleine voorwerpen. Een visitekaartje of adreskaartje dat van buitenaf zichtbaar is, past in een transparante gleuf. Aan de buitenkant heeft de matzwarte rol geen reflecterende opdruk. Vier stevige plastic clips beveiligen de sluiting van de rol. Oogjes geleiden de ingenieuze Rok Straps Enduristan Rok 1400, die elk hun 27 euro waard zijn. Gezien de eerlijke prijs is de Tornado 2L een aantrekkelijk voorstel, zelfs met de riemen tegen meerprijs.

Gebruik ● ● ● ●

Uitrusting ● ● ● ●

Afwerking ● ● ● ● ●

Givi Cargo Bag GRT712B – Motor.NL aanrader!

Volume: 40 l

Afmetingen: breedte 50 cm, diameter 30 cm

Gewicht: 820 g

Materiaal: 840D TPU

Beschikbare kleuren: Zwart

Land van vervaardiging: China

Prijs: € 122,50

www.givi.it

Conclusie

De GRT712B van Givi is een aanrader. Achter de naam Cargo Bag gaat een waterdichte bagagerol schuil met 40 liter volume en tal van details. Het dubbel gecoate 840D TPU-materiaal met reflecterende print maakt een robuuste indruk. Felgeel aan de binnenkant maakt het gemakkelijk om je weg te vinden. De binnenzak met rits is ruim en een ventiel helpt om lucht uit het opgerolde stuk bagage te laten ontsnappen. Een schouderriem is inbegrepen, evenals twee lange spanbanden met klemmen voor bevestiging aan de motor. Molle-ogen aan beide zijden geleiden de riemen of bieden plaats aan verdere accessoires. Bovendien kun je met plastic clips voor twee andere banden – ook inbegrepen – een tent of extra bagage aan de lichtgewicht Givi-rol vastsjorren. Zwakke punten? Blijkbaar geen. Beide duimen omhoog!

Gebruik ● ● ● ●

Uitrusting ● ● ● ● ●

Afwerking ● ● ● ●

Kappa Stryker

Volume: 40 l

Afmetingen: 54 cm, diameter 30 cm

Gewicht: 800 g

Materiaal: PVC

Beschikbare kleuren: Zwart

Land van vervaardiging: China

Prijs: € 68,80

www.kappamoto.com

Conclusie

Ondanks zijn lage prijs wordt de Kappa Stryker geleverd met een schouderriem en twee elastische banden voor bevestiging. Ze kunnen worden bevestigd aan stevige plastic oogjes. De waterdichte ‘tas voor achterop’ is ontworpen als een bagagerol en heeft een inhoud van 40 liter. De rolsluiting is beveiligd met een sterke klittenbandstrip en vier plastic clips. Het zwarte materiaal absorbeert niet alleen al het licht aan de binnenkant, de Stryker heeft ook geen reflecterende elementen aan de buitenkant. Er zijn ook geen vakken voor kleine voorwerpen. Wie hier zonder kan en niet door dik en dun wil gaan, zal tevreden zijn met het totaalpakket van Kappa.

Gebruik ● ● ●

Uitrusting ● ● ●

Afwerking ● ● ● ●

Modeka Road Bag

Volume: 60 l (alternatief 30 l en 45 l)

Afmetingen: breedte 71 cm, diameter 33 cm

Gewicht: 960 g

Materiaal: PVC gecoat polyester

beschikbare kleuren: Geel-zwart

Land van vervaardiging: China

Prijs: € 62,90

www.modeka.de

Conclusie

De snit en het formaat van de 60-liter Road Bag van Modeka zijn vergelijkbaar met de SW-Motech-rol. Zelfs details als het klittenband op de rolsluiting en de plastic clips zijn bij beide bagagerollen identiek. De aanzienlijk lagere prijs van de Modeka-rol wordt verklaard door het feit dat deze niet is voorzien van het transparante venster en spanbanden. Ook zoek je tevergeefs naar extra clips om meerdere rollen met elkaar te verbinden. Wie het zonder kan, bespaart bijna 20 euro op de aankoop. De enorme opening maakt het laden gemakkelijk en kan na het oprollen met vier sluitingen worden vastgezet. Zwart domineert het interieur en absorbeert veel licht; van buitenaf is de rol goed te zien met zijn neongele oppervlakken en reflecterende elementen. De kwaliteit van de afwerking en het gevoel van de materialen wekken vertrouwen. Een gevoerde schouderriem is inbegrepen.

Gebruik ● ● ● ●

Uitrusting ● ● ●

Afwerking ● ● ● ●

Mosko Moto Scout 50L Duffle

Volume: 50 l

Afmetingen: breedte 51 cm, diameter 35 cm

Gewicht: 1.420 g (extra drager 400 g, riemen 420 g)

Materiaal: 800D, polyurethaan

beschikbare kleuren: zwart-grijs

Land van vervaardiging: China

Prijs: € 279,65

www.moskomoto.eu

Conclusie

Mosko Moto wilde met de Scout 50L Duffle een bagagerol creëren met alle functies die je je kunt voorstellen in het leven van een motorrijder. Als je naar het resultaat kijkt, ben je geneigd dat te geloven. In de bodem zijn afneembare rugzakbanden en een borstriem verborgen. Met de schouderriem kun je hem dragen als een plunjezak. Er kan een brede flap met Molle-systeem en geïntegreerde mesh ritszak worden bevestigd, waaronder je extra bagage kunt vastsjorren dankzij lange riemen. Zonder deze flap wordt de waterdichte rolsluiting slechts door twee clips beveiligd. Toch ziet de hele constructie met zijn stevige handgrepen en riemgeleiders er zeer hoogwaardig uit. Solide spanbanden voor de bevestiging zijn ook inbegrepen. In tegenstelling tot de door ons aanbevolen Rok Straps missen deze echter een elastische component. Zwart overheerst binnenin en slokt veel licht op, het heldere blauw laat tenminste de laatste stralen achter. Het organiseren van kleine spullen zou gemakkelijker zijn met een zakje dat van buitenaf toegankelijk is of op zijn minst een netje binnenin. Er zijn robuustere, lichtere en zeker goedkopere bagagerollen. Maar met veel doordachte oplossingen is de Scout 50L Duffle uniek in deze test.

Gebruik ● ● ● ●

Uitrusting ● ● ● ● ●

Afwerking ● ● ● ● ●

Moto-Detail Trekking Roller – Motor.NL prijskraker

Volume: 50 l (alternatief 30 l)

Afmetingen: breedte 60 cm, diameter 30 cm

Gewicht: 1.180 g

Materiaal: geplastificeerde stof

Beschikbare kleuren: Zwart-Grijs

Land van vervaardiging: China

Prijs: € 39,99

www.louis.nl

Conclusie

Ondanks de lage prijs van net geen 40 euro hoeft de Moto-Detail Trekking Roller van Louis zich in deze vergelijking niet te verbergen. Het materiaal en de afwerking staan op een lijn met de andere roltassen, maar in nieuwe toestand hangt er een sterke geur van oplosmiddel. Een schouderriem en twee bevestigingsriemen zijn inbegrepen. Als de bevestigingspunten ver uit elkaar liggen, zijn de spanbanden wat kort. Hetzelfde geldt voor de riemen van de bevestigingsclips op de rolsluiting: Als de Moto-Detail volgeladen is, vergt het enige wilskracht om hem te sluiten. Stevige, groot gedimensioneerde riemgeleiders aan de lange zijden van de rol zijn omrand met reflecterende strips. De Moto-Detail heeft geen buitenvak of binnenzak van gaas. In plaats daarvan verbetert de chique grijze binnenkant het overzicht.

Gebruik ● ● ●

Uitrusting ● ● ●

Afwerking ● ● ●

QBag Bagagerol

Volume: 35 l

Afmetingen: breedte 52 cm, diameter 29 cm

Gewicht: 420 g

Materiaal: Polyester

beschikbare kleuren: Grijs

Land van vervaardiging: China

Prijs: € 39,99

www.louis.nl

Conclusie

Hoewel de Q-Bag rol van Polo met een volume van 35 liter de kleinste kandidaat in deze vergelijking is, krijg je verrassend veel voor je geld. Een gewatteerde schouderriem is inbegrepen. De combinatie van canvas-look en rode ritsen is niet alleen chic, maar ook licht. Een van buitenaf toegankelijk vak en een gaasvak aan de binnenkant – beide met ritsen – bieden ruimte voor kleine spullen. Als je de bevestigingsriemen verplaatst binnen de stevige draagriemen, blijven ze ook tijdens de rit op hun plaats. Het zwakke punt van de constructie is de hoofdrits, en dat in twee opzichten. Aan de ene kant is hij korter dan de tas en staat hij vol geladen flink uit elkaar. Dit belast niet alleen de uiteinden onnodig, de kleine opening bemoeilijkt ook de toegang. Anderzijds vertrouwen alle andere bagagerollen op een waterdichte opgerolde opening. Alleen bij de QBag is de verzegelde rits blootgesteld aan de elementen en niet permanent verzegeld. Als je de rol vastzet met de rits naar beneden, is dat geen probleem. Maar dan is een snelle toegang tot de kleine buitenzak niet meer mogelijk.

Gebruik ● ●

Uitrusting ● ● ●

Afwerking ● ●

SW-Motech Drybag 600

Volume: 60 l (alternatief 35 l)

Afmetingen: breedte 71 cm, diameter 33 cm

Gewicht: 1.120 g

Materiaal: 500D polyester, PVC gecoat

Beschikbare kleuren: Grijs, geel

Land van vervaardiging: China

Prijs: € 80,-

www.sw-motech.com

Conclusie

Bij de Drybag 600 van SW-Motech zijn een schouderriem en vier spanbanden voor bevestiging inbegrepen. Ze worden met plastic clips aan de bagagerol bevestigd. Dezelfde clips kun je ook gebruiken om de waterdichte zakken met elkaar te verbinden, wat in ons geval niet nodig is dankzij het royale volume van 60 liter. De grijze kleur is licht genoeg om binnenin het overzicht te bewaren. Aan de buitenkant is de grijze uitvoering discreter dan de gele versie. Met het venster voor een adres of visitekaartje zijn alle details benoemd. Op de kwaliteit van de naar verhouding grote bagagerol valt weinig aan te merken. Een klittenbandsluiting en vier clips beveiligen de sluiting van de rol. Reflecterende elementen verbeteren de zichtbaarheid ’s nachts.

Gebruik ● ● ● ●

Uitrusting ● ● ● ●

Afwerking ● ● ● ●

Producttest earbuds: kun je active noise cancelling zinvol gebruiken op een motor?

Touratech Adventure Rack Pack

Volume: 49 l (naar keuze 31 of 89 l)

Afmetingen: breedte 61 cm, diameter 32 cm

Gewicht: 840 g

Materiaal: Polyester, PVC gecoat

Beschikbare kleuren: Geel, oranje, rood, bBlauw

Land van fabricage: Duitsland

Prijs: vanaf € 89,90

www.touratech.de

Conclusie

Ortlieb produceert de gele Touratech-bagagerol. De waterdichte tassen uit Duitsland genieten wereldwijd een goede reputatie. Op de afwerking valt dan ook weinig aan te merken. De Rack-Pack heeft geen onderverdeling van het grote hoofdvak, maar de lichte kleur maakt het makkelijker om binnenin te kijken. Samen met de reflecterende prints verhoogt dit ook de zichtbaarheid. De rol bevestig je veilig op de motor dankzij de vele trekbandogen en riemtules. Vier plastic clips beveiligen de waterdichte rolsluiting, en de schouderriem is inbegrepen. De rackpack is geen koopje, maar wel een metgezel voor vele jaren.

Gebruik ● ● ● ● ●

Uitrusting ● ● ●

Afwerking ● ● ● ● ●

De laadruimte heeft geen extra’s nodig; aan de buitenkant helpen riemen om kleine onderdelen vast te sjorren.

Touratech’s Rack-Pack vertrouwt op Ortlieb-kwaliteit.

Touratech Rack Pack Extreme Editie

Volume: 50 l

Afmetingen: breedte 62 cm, diameter 32 cm

Gewicht: 1.160 g

Materiaal: met kunststof beklede stof

Beschikbare kleuren: Zwart

Land van vervaardiging: China;

Prijs: € 99,90

www.touratech.de

Conclusie

De Extreme Edition van Touratech is niet afkomstig van Ortlieb, maar doet qua ontwerp en robuustheid meer denken aan de roltas van Enduristan, die ook in China wordt gemaakt. De gelijkenissen zijn zichtbaar in sommige details, maar toch is de Rack Pack Extreme Edition een onafhankelijk product. Het dikke, zwarte materiaal heeft een opvallende structuur en een reflecterende print aan de buitenkant. Binnenin maakt een felgele coating het veel gemakkelijker om bagage terug te vinden. Bovendien helpen een ritsvak en drie netten aan de binnenkant en een groot gaasvak aan de buitenkant met klittenbandsluiting bij de organisatie. Een klein nadeel is het ontbreken van riemgeleiders, maar wie bang is voor wegglijdende riemen kan ze door de handvatten rijgen. Over het geheel genomen biedt hij meer voor dezelfde prijs dan de gele Rack Pack van Touratech. De schouderriem is niet inbegrepen en kost € 19,90 extra.

Gebruik ● ● ● ●

Uitrusting ● ● ● ●

Afwerking ● ● ● ●

Jonway YY800-2: nieuwe cruiser uit China

0
Jonway YY800-2

De Chinese cruiser doet weinig moeite om zijn stylinginspiraties van de Indian Scout Bobber te verhullen.

In de afgelopen jaren hebben verschillende Chinese motorfietsfabrikanten hun intrede gedaan op de wereldmarkt. Merken zoals CFMoto, QJ Motor en Loncin hebben hun aanwezigheid laten gelden, met name op de Europese markt, waar een sterke vraag is naar kleine tot middelgrote machines. Terwijl de genoemde merken gevestigd zijn en banden hebben met Europese fabrikanten, zijn er ook andere merken uit China die wereldwijd aandacht proberen te krijgen.

Chinese Fabrikant Jonway debuteert met de V400 Cruiser in Europa

Een merk waar we al eens over hebben gesproken is Jonway, een Chinees bedrijf dat bekend staat om zijn cruisers in het kleine tot middelgrote segment. Jonway schuwt het niet om zijn ontwerpinvloeden te onthullen, aangezien het merk in het verleden modellen van Harley-Davidson en Indian heeft gekopieerd. Hun nieuwste aanbod, de YY800-2, haalt duidelijke inspiratie uit de iconische Indian Scout Bobber en doet weinig moeite om dit te verhullen. Met zijn laaggelegen houding straalt de YY800-2 een ontspannen en relaxte sfeer uit. Bovendien is hij af fabriek uitgerust met hoge apehanger-sturen, wat zorgt voor een custom uitstraling. Jonway rust de YY800-2 zelfs uit met witwandige dikke banden.

Wat betreft prestaties wijkt de YY800-2 af van de Indian Scout Bobber en kiest hij voor een kleinere motor. In plaats van de 69 cubic-inch (1.113cc) V-twin motor van de Scout Bobber, is de YY800-2 uitgerust met een 800cc V-twin motor die 61 pk en 45 pond-voet koppel levert. In navolging van de klassieke Amerikaanse cruisertraditie maakt de YY800-2 gebruik van een aandrijfriem voor een soepele vermogensafgifte.

De onderliggende structuur van de YY800-2 heeft een aluminium frame dat bedoeld is om het gewicht te verminderen, hoewel het nog steeds een aanzienlijke 230 kilogram weegt. De motorfiets rijdt op 16-inch wielen, gecombineerd met dikke witwandige banden die bijdragen aan zijn vintage esthetiek. Voor een comfortabele rit is de YY800-2 uitgerust met omgekeerde voorvorken en een paar achterste schokdempers voor de vering. Bovendien zorgt de extreem lage zithoogte van 690 millimeter ervoor dat hij toegankelijk is voor een breed scala aan rijders, wat zorgt voor gemak en comfort voor iedereen.

Op dit moment heeft Jonway de YY800-2 exclusief op de Chinese markt uitgebracht. Wat betreft de mogelijke beschikbaarheid in Europa is er nog geen officiële informatie, maar het is zeker niet ondenkbaar, aangezien het merk al behoorlijk aanwezig is op bepaalde Europese markten. In China heeft de cruiser een prijs van 43.990 Yuan, wat ongeveer € 5.500 is.

Louis zoekt medewerkers voor de winkels in Tilburg en Assen

0

Europa’s grootste winkelketen voor motorkleding en -accessoires heeft zojuist haar tweede Nederlandse winkel geopend in Assen, de eerste is sinds maart 2019 geopend in Tilburg. Voor beide winkels is Louis op zoek naar parttime en fulltime verkoopmedewerkers en specialisten om de winkels te managen. Ook zijstromers zijn welkom. Kwaliteiten zoals het vermogen om in een team te werken, vriendelijkheid en plezier in de omgang met mensen zijn belangrijk voor het bedrijf. En natuurlijk kan enthousiasme voor motoren ook geen kwaad.

Louis presenteert de ultieme urban-retro-stijlgids voor motorrijders 

Motorenthousiasme kenmerkt ook de geschiedenis van het traditionele bedrijf uit Hamburg: In 85 jaar geëvolueerd van een kleine werkplaats naar Duitslands grootste motordealer en verder naar Europa’s marktleider in motorkleding en -accessoires. Geen crises, geen faillissementen, gewoon gestage, solide groei en veel passie en knowhow over motoren.

Een van de geheimen van dit succes is ongetwijfeld dat Louis mensen centraal stelt, zowel klanten als werknemers. De filosofie erachter: Alleen een tevreden medewerker is een goede medewerker, en alleen een tevreden klant komt terug. Dit resulteert in een vriendelijke, collegiale sfeer in de vestigingen, die ook door klanten wordt gevoeld en gewaardeerd.

Iedereen die geïnteresseerd is in een van de aangeboden jobs kan langskomen op de vestiging of direct bellen met de verantwoordelijke regiomanager Marc Richter: 0049 172 1462697. Meer informatie is beschikbaar op louis.nl/jobs.

louis Assen

QJ Motor SRK 600 RR: innovatieve bocht-ABS en BMW-geïnspireerde kleuren

0
QJ Motor SRK 600 RR 1

QJ Motor presenteert de nieuwe SRK 600 RR met bocht-ABS van Bosch. Hiermee is het de eerste QJ met een stabilisatieprogramma.

Vooraf gezegd: de term “bocht-ABS” voor het systeem van Bosch is onjuist. MSC, Motorcycle Stability Control, is de juiste term voor de ESP van de tweewieler. Tot nu toe te vinden in de grotere modellen van de premiumaanbieders, volgt de Chinese fabrikant QJ Motor in 2023 en rust de 600cc supersport SRK 600 RR uit met het systeem. Dat is passend, want de SRK was sowieso één van de topmodellen van het merk op hardwaregebied.

QJMotor breidt uit met de SRK 800RR

De SRK 600 RR van QJ Motor lijkt eigenlijk op een overblijfsel uit een lang vervlogen tijdperk: een 600cc viercilinder, 81 pk bij 11.000 tpm, 51 Nm bij 10.500 tpm en een gewicht van 225 kilogram. Het klinkt als een 600cc supersportmotor met carburateurs uit de jaren 80. Maar dat is het niet helemaal, want de SRK heeft brandstofinjectie, staat op een upside-down voorvork van KYB met een dubbele Brembo-schijf aan de voorkant, met een 120/70 ZR 17-band, en zelfs een 180/55 achterband. Geen vergelijking met de magere en eenvoudige tegenhangers van een Honda PC 19 uit 1986. Echter, de SRK is zwaarder dan de Honda destijds en zelfs voor moderne maatstaven is 225 kilo voor een 600cc niet echt super of sportief. Maar motorfietsen uit China, voornamelijk bedoeld voor China, onderscheiden zich juist door hun hoge robuustheid op het gebied van vervorming in het wegverkeer. Het achterframe is in ieder geval van aluminium. Het nieuwe aan QJ Motor is het MSC van Bosch. En dat zal naar verwachting al in het modeljaar 2023 worden geïntroduceerd op de SRK 600 RR.

Moderne elektronica

Tot nu toe gebruikte QJ Motor een standaard 2-kanaals ABS van Bosch op de SRK 600 RR. De upgrade naar MSC wordt mogelijk gemaakt door een nieuwe ABS-modulator en de IMU die de hellingshoek berekent. Wanneer het systeem aan boord is, zal de tractiecontrole meteen actief zijn, en functies zoals gecontroleerde motorrem of een hellingassistent zijn ook mogelijk. De systemen worden bediend met rijmodi via een TFT-display, schakelen gebeurt met een quickshifter, de instrumenten zijn verlicht en de verlichting is voorzien van LED-verlichting. De SRK kan zonder sleutel worden gestart en met een transponder kan het voertuig tot op 50 meter afstand worden gelokaliseerd.

Met dergelijke moderne systemen zou er mogelijk terrein te winnen zijn in Europa, maar met overgewicht en een te zwakke motor zal QJ Motor deze stap waarschijnlijk niet durven te zetten. De kans op succes lijkt groter voor de lichtere tweecilinders die zijn gepresenteerd voor 2022 en 2023.

Afbeeldingen: QJ Motor

2023 Harley-Davidson CVO modellen: eerste vragen na de test

0
2023 Harley-Davidson CVO_1

Een jetlag van 7 uur nam Onze Man er graag bij om in de thuisstad van Harley-Davidson, Milwaukee, de 2023,5 CVO’s Road Glide en Street Glide te gaan testen. Net voor hij om 18.30u in slaap moest vallen, hadden we hem nog aan de lijn.

Motor.NL: 2023,5, dat hebben we nog nooit gehoord

Thierry Sarasyn: Ik wel, het was ooit de rekening in een bar in Hamburg. Maar los daarvan, Harley-Davidson wil de beide CVO’s niet als 2024 modellen bestempelen, maar het zijn wel degelijk 2023 modellen. ’t Is meer een knipoog, veel meer moet je daar niet achter zoeken.

Niet iedereen is goed thuis in de Harley-Davidson afkortingen en modelnamen. Waar ging het daar in Milwaukee precies om?

Wel, de CVO’s zijn Harley’s originele tourmodellen. Nog voor andere merken met grote windschermen en bagage kwamen, deed Harley dat al in ’69. Vooral omdat toen het netwerk van Interstates werd aangelegd en er verder en langer gereden moest worden. De Street Glide en Road Glide zijn de twee modellen in het CVO gamma. Ze zijn grondig vernieuwd.

Marathonmotor Harley-Davidson Fat Boy: jongensdroom met 113.000 op de teller

En, met succes?

Dat vind ik wel. Kijk de Road en Street Glide zien er al sinds 1980 ieder jaar weer bijna hetzelfde uit. Maar schijn bedriegt; de motoren evolueerden wel degelijk, maar men hield nogal vast aan het uiterlijk. Nu is er dus een nieuwe(re) styling, duidelijk herkenbaar natuurlijk, maar meteen ook gekoppeld aan een nieuw Milwaukee Eight VVT 121 blok. Een dikke twin van maar liefst 1977 cc met variabele kleptiming, een stukje waterkoeling en, jawel, 189 nm koppel.

Dat klinkt indrukwekkend, maar laat het zich dat ook voelen?

Absoluut. Het comfort is toegenomen, beter zadel, gemakkelijker te bedienen instrumenten, giga 12,3 inch TFT scherm, nieuwe Showa upsd vork, Brembo remmen en vooral ook een blok dat een reuzestap voorwaarts betekent. Ik vermoed dat het ook wel zijn opwachting zal maken in andere modellen. Want het is machtig in elke zin van het woord. Op deze Touring modellen was de Sport modus zelfs een beetje van het goede teveel. We zijn wel wat gewoon op testritten van perslanceringen, maar zelfs met een gezond tempo, was het best om in de Street Modus te rijden, omdat het blok dat nog altijd beresterk is, maar wat minder nerveus. Met dat koppel heb je trouwens meestal de keuze uit twee of drie versnellingen om in te rijden. Het is ook relatief trilling vrij. Als je niet oplet, rijd je in je vier op de snelweg en heb je nog twee versnellingen over. Impressionant, die VVT 121 cubic inch tweecilinder.

Nog een afkorting: VVT!

Variable Valve Timing. Variabele kleptiming dus op de CVO’s. Goed voor de emissies en het verbruik en het koppel onderin. Het blok is echt krachtig bij lage omwentelingssnelheden. Rond de 1800 tpm rijdt de motor al vlot.

Er rest ons nog één minuut. Wil je nog iets meegeven voor je toegeeft aan de jetlag?

Dat er ondanks die gemeenschappelijke kenmerken, toch een merkbaar verschil is tussen de Road Glide en de Street Glide. De meesten hadden een voorkeur voor de Street Glide omdat die iets sportiever stuurt, ik had het meer op de Road Glide begrepen omdat hij nog wat meer comfort biedt. Als je toch voor dit type motor gaat, kun je maar beter helemaal de kaart van het comfort trekken. ’t Was trouwens heerlijk cruisen langs de oevers van Lake Michigan en door de velden van de Midwest. En het is hier nog niet gedaan, ik geef niet toe aan de jetlag.

Ha, nog meer testritten?

Neen jong. Dit is de Homecoming, het mega feest voor de 120ste verjaardag van Harley-Davidson. Ze verwachten hier 100.000 man op de diverse plekken in de stad. Met als kers op de taart een optreden van Green Day vanavond (dat is ondertussen gisteren, nvdr) en Foo Fighters morgen. Als de jetlag geen roet in het eten gooit, moet dat net zo goed worden als de testrit. Als ik me daar genoeg van herinner, lees je er wel iets over in de rand van het uitgebreide testverslag dat er begin volgende week aankomt. En als je me nu wilt excuseren, ik moet hier nog ergens een Foo Fighters T-shirt op de kop zien te tikken.

Laat ons je vooral niet tegenhouden!