dinsdag 19 maart 2024

50 jaar MOTO73: fantastische voorjaarstrips naar de Daytona Speedweek in Florida

Aan het eind van de winter een week naar de zon. En dat combineren met een verblijf in een omgeving die een en al motoren en motorsport ademt. Wie wil dat niet? Dat kon in de jaren ’70 en ’80 door een bezoek te brengen aan de Daytona Speedweek. MOTO73 organiseerde met groot succes reizen naar deze bestemming in Florida.

Fotografie: Archief MOTO73, Jan Boer

Vijftig jaar geleden, toen MOTO73 op de markt kwam, was er nog geen internet. TV-kijken beperkte zich tot Nederland 1 en Nederland 2. In de grensgebieden kon je Duitse of Belgische zenders zien. De kans dat je motorsport op televisie te zien kreeg was heel klein. Dat gold zeker voor motorsport uit het buitenland. En toen kwam MOTO73 in nummer 6 van 1973 met een reportage van de hand van Jan Heese van een wegrace in Amerika, Daytona in Florida, gelegen zo’n 90 km noordelijk van Orlando. In het nummer erna stond een kleurenreportage over de motoren waarmee werd gereden.

50 Jaar MOTO73: terugblik op de beginjaren

Om de lezers niet alleen op papier maar ook in het echt kennis te laten maken met Daytona werd in het najaar van 1973 een vliegreis in samenwerking met de KLM naar de races van het jaar erop aangekondigd. Een exacte prijs kon eerst nog niet worden gegeven, maar er gold een richtprijs van 1000 gulden. Voor dat bedrag kreeg je de vliegreis, vervoer naar het hotel, overnachtingen in een hotel (exclusief ontbijt en diner) en een tribuneplaats voor de Daytona 200. In die aankondiging werd in woord en beeld duidelijk gemaakt dat een bezoek aan Daytona meer behelsde dan de diverse races op het circuit (waaronder een Supercross), maar dat je ook uitstapjes kon maken naar bijvoorbeeld Walt Disney World en Cape Kennedy. En dat je je in de stad zelf kon vergapen aan de talrijke choppers. Er bestond meteen een flinke belangstelling, er gingen die eerste keer zo’n 200 mensen mee. Op het hoogtepunt staken zo’n duizend mensen vanaf Schiphol de Atlantische Oceaan over. Dat was mede een gevolg van het aanhaken van Telesport, waardoor aan de vliegreizen nog meer publiciteit kon worden gegeven.

Kombaan

De geschiedenis van de races in Daytona begon in 1902 met races op een circuit aangelegd op een bestaande weg. In 1936 werd de eerste race op het strand georganiseerd. Daar was een baan van 3,2 km uitgezet. Begin jaren ’50 realiseerde organisator Bill France zich dat door oprukkende bouw van hotels het steeds moeilijker zou worden om op het strand te blijven racen. In 1957 werd begonnen met de aankoop van land om daar een racecircuit aan te leggen. De bouw was in 1959 voltooid. Opvallend aan het circuit van iets meer dan 4 km lengte zijn de opgehoogde bochten die onder een hoek van 31 graden staan. De grond die werd gebruikt voor de ophoging werd uit het middenterrein gehaald, waardoor daar een meer, Lake Lloyd, ontstond. De Daytona 200 (200 slaat op de lengte van de race, 200 mijl) verhuisde in 1961 van het strand naar het racecircuit. Er bestond enige twijfel of de motoren wel op de kombaan zouden kunnen rijden en daarom werd er ook een circuit op het binnenterrein aangelegd.

Aanvankelijk kwamen de deelnemers uitsluitend uit de VS en Canada, later kwam er vanuit Europa interesse om zich met de Amerikanen te meten.

In de jaren ’60 hadden er ook al Europeanen gereden, want in 1964 en 1965 werd daar de Amerikaanse Grand Prix verreden. Het was die beide jaren de openings-GP van het seizoen. De 500cc werd beide keren gewonnen door Mike Hailwood op MV Agusta, die de concurrentie op hun Engelse motoren op minimaal twee ronden zette. In de 125cc zegevierde Hugh Anderson (Suzuki) twee keer met gering verschil op Mitsuo Itoh (’64) en Ernst Degner (’65). Winnaars bij de kwartliters waren respectievelijk Alan Shepherd (MZ) en Phil Read (Yamaha).

De eerste niet-Amerikaanse winnaar van de Daytona 200 was in 1973 de Fin Jarno Saarinen, die op zijn 350cc-Yamaha alle coureurs op zwaardere motoren te snel af was. Het jaar erop won Giacomo Agostini. Verdere buitenlandse winnaars zijn Johnny Cecotto, Patrick Pons, Graeme Crosby, vijf keer Miguel Duhamel, drie keer Mat Mladin en Chaz Davies.

Wie voor het eerst in Daytona rijdt moet geruime tijd wennen aan de bochten in de kombaan.

Winterjas of korte broek

Waarom werden de vliegreizen naar Daytona zo populair? In de eerste plaats vanwege het prijskaartje en de bestemming. Naar Amerika vliegen is nu bijna net zo gewoon als de trein naar een nabijgelegen plaats in Nederland te nemen. Dat was het vijftig jaar geleden zeker nog niet. Maar ook de totaal andere wereld, de andere manier van leven sprak aan. En misschien nog wel de belangrijkste factor, het weer. Begin maart kan het in ons land mooi weer zijn, maar er kan ook nog wel sneeuw liggen. Het weer in Daytona? Vrijwel altijd zonnig, een lichte bries en een temperatuur van 20 graden of hoger. Dat was wel heel aantrekkelijk. Thuis misschien nog in de winterjas, in Florida in de korte broek of in de zwembroek op het strand liggen. Een andere factor was de deelname van de Nederlandse topcoureurs. Dat maakte het ook aantrekkelijk. Daar rondrijden in een dikke Amerikaanse huurslee sprak natuurlijk ook tot de verbeelding, zeker als je hier een Opel Kadett of VW Golf had, of wellicht helemaal geen auto.

Dutch Daytona Team

In 1973 was Jan kostwinder de enige Nederlandse deelnemer. Dankzij de inzet van importeurs en enkele grote motorzaken kon het initiatief worden genomen de jaren daarna een Nederlands team in Daytona aan de start te laten komen. Daarvoor werden in 1975 vier vaderlandse toppers aangetrokken: Wil Hartog, Boet van Dulmen, Marcel Ankoné en Rob Bron. Het kwartet werd in schitterende pakken gestoken. Die waren goudkleurig en voorzien van rood-wit-blauwe banen. Aan veiligheid werd destijds veel minder gedacht dan nu, want veel bescherming boden de pakken niet. Gelukkig maakte geen van de vier een zodanige val dat ze het gebrek aan kwaliteit van het pak door en door hoefden te testen.

Het Dutch Daytona Team bestond uit Wil Hartog, Rob Bron, Boet van Dulmen en Marcel Ankoné.

Voor de rijders was de race in Florida een mooie voorbereiding op het nieuwe seizoen, na een winter niet te hebben gereden. Hoe anders is het nu, iedereen gaat in de wintermaanden naar Spanje om daar te kunnen rijden. Dat zat er toen nog niet in, omdat de nu in gebruik zijnde banen er toen nog niet waren (Jerez werd bijvoorbeeld pas geopend in 1985).

Vooral de eerste keer dat ze naar Daytona gingen waren ze geïmponeerd door het circuit, maar ook door het hele gebeuren. Het was allemaal zo anders dan het racen in Europa. Bij een tweede bezoek wisten ze wat ze mochten verwachten en voelden ze zich veel meer thuis op het uitdagende circuit.

Een probleem waar veel rijders mee werden geconfronteerd waren de banden. Vanwege de hoge snelheden – de top lag rond de 300 km/h; nu normaal in de MotoGP, maar destijds niet – hadden de banden het zwaar te verduren. Na zware klappers van Barry Sheene en Henk Klaassen omdat hun achterband uiteen spatte wilde niemand met een Dunlop rijden en werd er overgeschakeld op een Amerikaanse Goodyear-band.

De beste Nederlandse prestatie in de Daytona 200 werd in 1980 geleverd door Boet van Dulmen. Hij werd toen derde achter Patrick Pons en Dale Singleton. Een paar maanden later verongelukte Pons tijdens de Britse GP op het circuit van Silverstone. Singleton won de Daytona 200 in 1979 en 1981. Hij kwam in 1985 bij een vliegtuigongeluk om het leven.

Overigens was de Daytona 200 niet de enige wegraceklasse. Er reden verder ook nog de 250cc en de Superbikes, die ook aan de 200 mochten deelnemen.

Boet van Dulmen (327) wordt als derde afgevlagd in 1980.

Volle bak bij Supercross

Voor de coureurs mocht dan de race over 200 mijl op zondag het hoogtepunt van de Daytona Speedweek zijn, de Supercross een dag eerder trok in het begin van de jaren ’80 het grootste aantal toeschouwers. Betekende dit dat de cross populairder was dan de wegrace? Nee, dat was niet het geval, maar op zondag keerden veel bezoekers huiswaarts om op maandag weer aan het werk te kunnen na een week vakantie in Daytona.

De Europese toeschouwers keken hun ogen uit, want Supercross kenden we hier nog niet (de eerste was in 1981 in het Olympisch Stadion in Amsterdam). In de States waren al veel Supercrosses, die allemaal in stadions werden verreden en tienduizenden toeschouwers trokken. De cross in Daytona was (en is dat nu nog steeds) de enige van de serie wedstrijden die op een open terrein werd verreden. Daardoor werd door de Europese toeschouwers vaak de link gelegd met ‘onze’ crosses. En dan viel het de mensen op dat de baan aan de smalle kant was en dat de springbulten hoger waren dan bij ons en dat er ook veel meer springbulten in het parcours waren opgenomen. Precies zoals het parcours in de veelal toch wat krappe stadions ook werd aangelegd.

Ondanks het gebrek aan ruimte, kwam er een groot deelnemersveld aan de start. In 1980 werden maar liefst vier series verreden, waarvan de beste acht rechtstreeks naar de finale gingen. Twee verliezersrondes waren goed voor nog twee keer vier rijders. Voor degenen die toen nog niet voor de finale hadden geplaatst kwam er nog een herkansing, waarvan de winnaar een start in de finale kreeg. Met 41 rijders aan de start werd de finale een mooi schouwspel, waarin veel gebeurde en de toeschouwers genoten van de vele en hoge sprongen. Vanaf de tribunes was alles goed te zien en dat zorgde ervoor dat het publiek enorm meeleefde. Anders dan bij de wegrace was de belangstelling vanuit Europa minimaal. Voor de rijders was er goed prijzengeld te verdienen. Dat is nog altijd het geval en dat verklaart ook waarom de Amerikaanse crossers toen niet en nu nog niet in grote getale aan de Grands Prix deelnemen.

De Amerikanen hebben niet altijd de Supercross van Daytona beheerst. Toen de cross daar nog in de kinderschoenen stond kregen ze crossles van o.a. Pierre Karsmakers. Hij was in 1973 winnaar in Daytona.

Toerisme Amerika: de ontdekking van Death Valley op de motor

Baansport

Op de wegracecircuits was de rol van Harley-Davidson aan het begin van de jaren zeventig uitgespeeld. De laatste overwinning in de Daytona 200 op een HD was in 1969 toen Cal Rayborn zijn tweede zege behaalde. Maar in de dirttrack telde het Amerikaanse merk nog volop mee, sterker nog, was het nog een lange reeks van jaren toonaangevend. Model XR-750 was gedurende een jaar of dertig nagenoeg onverslaanbaar op de dirttrackbanen. Die zijn er in twee lengtes: een halve mijl en een hele mijl. In het ten westen van Daytona gelegen Barberville ligt een baan van een halve mijl. Het was een machtig gezicht om een veld, hoofdzakelijk bestaand uit coureurs op nagenoeg gelijkwaardige Harley-Davidsons, in actie te zien. In die tijd werden er nog nauwelijks eisen gesteld aan het geluid, beter gezegd aan het beperken van het geluid. Je voelde de grond trillen als de hele groep passeerde.

In Daytona zelf werden in het Memorial Stadium shorttrackraces georganiseerd. Qua baan te vergelijken met speedway, maar qua motoren niet, want er werd gereden met 250cc-motoren. Op die motoren reden de Novices (de nieuwelingen) ook in Barberville. Niet alleen was er motorisch een verschil, ook het aantal rijders in de baan verschilde nogal van speedway, waar vier rijders tegelijk aantreden. In de shorttrack waren het er tien. Aan het eind van een heat kwamen er zelden tien over de finish, want in het gedrang ging er geregeld iemand onderuit. Sturen en motorbeheersing leerden ze daar wel. Die rijkwaliteiten verbeterden ze verder op de dirttrack en velen maakten vervolgens een succesvolle overstap naar de wegrace. Met als belangrijkste exponent Kenny Roberts.

Start van de Daytona 200 in 1984. Veel van deze rijders zagen we terug in de GP’s, zoals Kenny Roberts (2), Eddie Lawson (21), Graeme Crosby (305) en Freddie Spencer (19).

Choppers en strand

In Daytona wemelde het van de motoren. Gewone wegmotoren, maar ook heel veel choppers. Veel van die choppers waren niet geschikt om er lange afstanden mee te rijden en werden dan ook op een aanhanger of in een busje naar Daytona gebracht. Daar zorgden ze voor een geweldige choppershow. Alle bars zaten vol met motorrijders. Velen behoorlijk getatoeëerd. Sommigen zagen er vervaarlijk uit, maar bleken heel rustige, weliswaar ruig uitziende, motorliefhebbers te zijn met wie je prima een pilsje kon drinken in de bar.

Je kon wel een hele dag doorbrengen om alle choppers en trikes te bekijken. Ze stonden er in de meest uiteenlopende uitvoeringen. Sommige trikes waren een kruising van een auto (nagenoeg altijd het achterstuk van een Kever) en een motor (het voorste deel, inclusief het stuur). Maar ook wel een rijdende badkuip.

Als ze er niet stonden om te worden bewonderd ging men soms een rondje over het strand rijden. Dat was toch wel een heel aparte beleving, met de motor of in de auto het strand op. Maar wel opgepast met je snelheid, want de maximaal toelaatbare snelheid was slechts 10 mijl per uur, dus 16 km/uur. Politie was ruimschoots aanwezig, wat ertoe leidde dat iedereen zich aan die limiet hield. Velen parkeerden hun camper op het strand, installeerden zich in een stoel om al die passerende motoren en trikes goed te kunnen zien. Het was er net zo druk als een winkelstraat bij ons op zaterdagmiddag.

Vertier in de omgeving

Iedereen in de jaren zeventig en begin tachtig zal in 1969 op de televisie de maanlanding hebben gezien. De machtige Apollo-raketten vertrokken vanaf Cape Kennedy. Eerder heette dit Cape Canaveral, de naam die de lanceerbasis ook nu weer draagt. Vanaf Daytona was het zo’n 100 km zuidelijker gelegen Cape Kennedy met een huurauto (een trip boeken per bus was ook mogelijk) heel goed te bereiken en kon je met je eigen ogen het terrein aanschouwen dat je op tv al meerdere malen had gezien. Dan kon je je echt een beeld vormen van de grootte van zo’n raket, ook al lag-ie dan horizontaal.

Een ander populair uitstapje was een bezoek aan Disney World in Orlando. Vanaf Daytona ongeveer 90 km. Het was na Californië het tweede amusementspark van Disney. Iets vergelijkbaars kenden we in Europa nog niet.

En zo kwam iedereen aan z’n trekken. De raceliefhebber die het merendeel van de dagen z’n tijd doorbracht op het circuit om maar niets van de trainingen en de races te missen. De motorliefhebber die z’n ogen uitkeek in de stad of op het strand. En waar de belangstelling ook naar uitging, iedereen kon kennismaken met “The American Way of Life”.

Jan Boer
Jan Boer
Jan Boer werkte jarenlang voor de redactie van MOTO73 en doet dat inmiddels als gepensioneerde liefhebber nog altijd met dezelfde passie en kennis.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen