Op de site van L1, de regionale omroep van Limburg, worden regelmatig artikelen over Limburgers geplaatst die iets hebben uitgevonden, bedacht of opgericht. Ons oog viel op een artikel van Dennis Ewald over Jerôme Mertens uit Grathem. In 1913 schreef hij namelijk geschiedenis door het eerste Nederlandse motorblad op te richten: Het Motorrijwiel.
Mertens werd geboren op 30 september 1881 in Grathem en groeide daar ook op. Later werd hij, net zoals zijn vader, hoofdonderwijzer in hetzelfde dorp. Maar hij had ook andere passies. Zo had hij belangstelling voor alles wat met techniek te maken had en specifiek met betrekking tot tweewielers. In 1897 kocht hij daarom, ondanks flinke weerstand van het schoolhoofd en de parochiepriester, een fiets. Enkele jaren daarna escaleerde zijn belangstelling en kocht hij een motorfiets: een Minerva, gebouwd in Antwerpen.
In 1903 werd het tijdschrift ‘De Auto’ opgericht en Mertens abonneerde zich direct. Daarom zijn in de tweede en derde editie van het blad zijn ingezonden brieven terug te vinden. Tegen de tijd van nummer vier was hij bij het blad werkzaam als redacteur. De pastoors van Grathem en omgeving preekte in die tijd over Jerôme “en zijn helse machien”, maar Mertens bleef geïnteresseerd in motoren. Daarom kwamen na de Minerva een FN, Peugeot, Terrot, Wanderer, Vulkaan en verschillende modellen van Simplex in zijn bezit voorbij. Voor dit laatste bedrijf maakte hij ook een verende voorvork.
Bimota 50 jaar: SB2 revolutionair en Grand Prix-waardig
Hij was nog gewoon hoofdonderwijzer, maar dat weerhield hem niet ervan om honderden kilometers op verschillende testmotoren te maken. Wanneer in Engeland een motorbeurs werd gehouden, was hij er dan ook als de bliksem bij. Op vrijdagavond reed hij dan naar Hoek van Holland en stak het Kanaal over. Op de maandagochtend daarna was hij gewoon weer voor de klas terug te vinden. In de avond schreef hij zijn bevindingen dan op.
Het Motorrijwiel
In 1913 had Mertens de smaak goed te pakken en richtte Het Motorrijwiel, het eerste motorblad van Nederland, op. Hijzelf was hoofdredacteur en schreef het blad ook grotendeels zelf vol. De allereerste editie van het blad kwam op 10 januari 1913 in een klein formaat, met veertien pagina’s uit. Onder de titel staat ‘geïllustreerd tijdschrift voor eigenaars van motorrijwielen, tricars en kleine wagentjes’. Op de voorpagina prijkt verder een lezersvraag over hoe groot de compressie moet zijn bij een motor met 3 ½ pk.
Op pagina drie is een verhaaltje met de titel ‘Welkom!’ terug te vinden. De tweede alinea hiervan geeft mooi weer over hoe Mertens over het oprichten van een toegewijd motorblad dacht: “Het is een gelukkig teeken, dat De Auto ons, motorwielrijders, niet meer in voldoende mate kan herbergen; het is een bewijs hoe de belangstelling voor ons vervoermiddel toeneemt; hoe de uitgever zelf inziet dat onze sport recht heeft op meer plaatsruimte dan tot nu toe het geval was.”
In het openingsartikel ‘Onze sport en onze taal’, combineert Mertens verder zijn achtergrond als onderwijzer met motorfietsen. Zo verbaast hij zich erover dat de meeste onderdelen van motoren een buitenlandse naam, zoals carburateur hebben. Mertens lijkt het veel beter als wij zelf allerlei Nederlandse namen voor deze onderdelen zouden bedenken. In totaal zijn vijf van de veertien pagina’s van het tijdschrift gevuld met advertenties. En die geven ook een fraai tijdsbeeld, met merken als Eysink, Wanderer en James. Die laatste stelt dat zijn motoren “robust en onovertrefbaar” zijn. De James motorfietsen kunnen verder volgens de advertentie “zoowel zeer snel als zeer langzaam rijden.”
Het Motorrijwiel is in de loop van de geschiedenis uitgegroeid tot het officiële blad van de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging (KNMV). Ook kreeg het blad later de naam MOTOR, wat nog later MOTOR Magazine werd. Het blad vierde in 2013 zijn 100-jarig bestaan, maar werd in 2017 door de uitgever opgedoekt. Het papieren tijdschrift bestaat dus niet meer, maar het magazine leeft voort als de site waar je dit bericht op leest: motor.nl.
Verdere leven
In de jaren dertig verloor Mertens langzaam zijn belangstelling voor motoren. Het werd hem allemaal al veel te snel. Waar je in 1913 blij mocht zijn (of bang) als je de 50 km/u haalde, gingen de topmodellen in de jaren dertig al 160 km/u. hij vond het racen ook niets en is één keer naar een race geweest om te kijken hoe het eraan toe ging: “Als je wilt weten dat de wereld gek is, dan moet je naar Le Mans gaan”, vertelde hij later. Zijn interesse begon langzaam naar gewone fietsen toe te groeien. Hiervoor bedacht hij later nog enkele uitvindingen, die minder succesvol waren.
Het technische vermogen van Mertens blijkt ook uit een anekdote die zijn dochter vertelde, in het MOTOR Magazine van 1988. Mertens had namelijk vier kinderen, waarvan deze dochter op 7-jarige leeftijd ernstig ziek werd. Ze had namelijk de kroep opgelopen. Dit is een infectie van de luchtwegen, die nu difterie heet. In die tijd was daar geen vaccin voor en de uitvinding van antibiotica was ook nog jaren ver weg. De dokter gaf haar daarom maar een korte tijd te leven en lichte Mertens en zijn vrouw in dat zij waarschijnlijk de ochtend niet zou halen. Dat de desbetreffende dochter het verhaal vertelt geeft aan dat dit dus niet het geval was. Zij vertelt dat haar vader direct in actie kwam en met een spiritusbrander, een waterketel en enkele slangetjes een stoomapparaat maakte. De twee slangetjes gingen in de neus van zijn dochter en hij bleef de hele nacht bij haar waken. Het slijm kwam los en het meisje overleefde, tot verbazing van de dokter.
Op 30 september 1956 kwam een einde aan het bijzondere leven van Jerôme Mertens. Hij stierf op zijn 75ste verjaardag.