zondag 24 augustus 2025
Home Blog Pagina 1239

Getest: Honda Africa Twin CRF1000L

0

Hoeveel Africa Twin zit er nog in de nieuwe Africa Twin? Het model staat zijn hele leven synoniem voor betrouwbaar, avontuurlijk en de mogelijkheid om de dagelijkse woon-werkrit te verlengen met een rondje Middellandse Zee. De nieuwe ook?

Bezitters van een oude Africa Twin – de XRV750 – kunnen gerust ademhalen, de CRF1000L geeft het oude, vertrouwde gevoel. Goed nieuws voor fans van het eerste uur, minder mooi nieuws voor anderen. In eerste instantie maakt de paralleltwin van de Honda namelijk erg weinig in je los. Het voelt door de volledig horizontale koppelkromme allemaal vrij vlak aan. De sensatie blijft uit, nergens trekt de allroad plotseling woest aan je armen. Denk niet dat het toeval is; dit tamme karakter is volledig door Honda uitgedokterd. De nieuwe blokkarakteristiek is bewust een kopie van die van de oude. De staande twin produceert meer vermogen (93,9 om 60 pk) en koppel (98 om 62 Nm), maar de maximale waarden rollen wel bij dezelfde toerentallen uit het blok. Het maximale vermogen komt in beide gevallen vrij bij 7500 toeren en het maximale koppel komt met 6000 toeren slechts 500 toeren eerder vrij.

Van V naar parallel
De traditionele V-twin op de Africa Twin heeft plaats gemaakt voor een paralleltwin. Volgens Honda is massacentralisatie eenvoudiger op een staande tweecilinder (zware zaken als accu en ECU zitten vlak achter de cilinders), maar de productiekosten spelen natuurlijk ook een rol. Om het blok zo compact mogelijk te houden, heeft het net als de crossmodellen één nokkenas en kreeg de waterpomp een plekje in het koppelingshuis. Twee balansassen brengen de trillingen terug tot een aanvaardbaar niveau en ze drijven gelijktijdig de water- en oliepomp aan. Om toch iets van het authentieke Africa Twin-gevoel terug te winnen, maakt Honda gebruik van een 270-graden-krukas. Door het onregelmatige ontstekingsinterval voelt het blok toch aan als een V-twin.

Vraagtekens bij ruit
De boterzachte V-twin bepaalde altijd een groot deel van de charme van de Africa Twin. Daarom hielden de ware fans hun hart vast voor de 998 cc dikke paralleltwin. Die leek op voorhand een ondankbare taak te hebben om in de voetsporen te treden van zijn geliefde voorganger, maar hij vervult die taak met verve. De raakvlakken tussen oud en nieuw blijven niet beperkt tot het motorblok. Ook het comfort voelt vertrouwd goed. Het zadel is hard genoeg en biedt meer dan genoeg ruimte om naar achteren te schuiven. Handig, want het zadel is aan de voorkant smal, om goed met de benen bij de grond te komen. Met een standaard zadelhoogte van 870 of 850 millimeter lukt dat moeiteloos voor iemand van 1,80 meter. Het brede stuur valt automatisch in je handen en de voetstepjes zitten aangenaam laag. Van een vermoeiende kniehoek heeft een Africa Twin-bezitter nog nooit gehoord. De achterkant van de tank is lekker smal en ook staand valt het stuur automatisch goed in je handen. Vanzelfsprekend is de zitpositie voor de meesten van ons belangrijker. Ook die voldoet zoals gezegd prima, maar de windbescherming van het stroomlijnruitje roept vraagtekens op. Vrij van turbulentie is dat niet.

Dolle bui
Een allemansvriend maakt vreemd genoeg niet altijd en overal vrienden. Een Africa Twin is daarvan een voorbeeld. Voor sensatiezoekers die het liefst afgeschoten worden en overal powerslides maken, bestaan er betere alternatieven. Voor hen is de Honda niet de juiste vriend. Kilometer voor kilometer trekken de Africa Twin en ik wel de vriendschapsbanden aan. Met nog meer testkilometers waren we als boezemvrienden uit elkaar gegaan. Wat een heerlijke motorfiets. Hij trekt de stoeptegels niet uit de vloer, maar overal zit (net) voldoende vermogen. Het comfort aan boord is van hoog niveau en kilometers vreten moet geen problemen opleveren. Het rijwielgedeelte is neutraal en stabiel en stelt je niet voor verrassingen. In een dolle bui kun je zelfs een zandpad lekker afrossen.

De nieuwe Africa Twin is vooral een hedendaagse interpretatie van een oude Africa Twin. Die laatste stamt nog uit het pre-digitale tijdperk. Op de nieuwe is het daarom tevergeefs zoeken naar zaken als cruisecontrol, verschillende rijmodi en elektronische vering.

Tekst: Ad van de Wielfoto’s: Honda

 

[justified_image_grid ids=25160,25161,25162,25163,25164,25165,25166,25167,25168,25169,25170,25171]

Ducati’s eerdere V4, de Bipantah

0

Ducati’s V4-Desmosedici RR kent menig motorrijder wel. En de 1260cc V4 Apollo, die nooit in productie ging, is ook bij menig Ducatist bekend. Maar de Bipantah, het kroonwerk van ontwerper Fabio Taglioni? Nou, die is toch behoorlijk in de vergetelheid geraakt.

Honda maakte in de jaren ’80 furore met V4-blokken, maar de Bipantah ontstond al in 1981. Motorjournalist Alan Cathcart werd in 1984 door Taglioni in vertrouwen genomen en kreeg een kijkje in de Bolognese keuken. Cathcart zag een bijzonder blok, met overvierkante verhouding van boring en slag. Zo was het blok laag en kort, met een -destijds- compact gewicht van 98 kilo.

Taglioni toonde zich destijds meer dan verheugd over het motorblok: “Het was de allerbeste motor die ik ooit heb ontworpen, iets wat al bleek bij de eerste vermogensmeting. Met weinig tot geen fijnafstelling of verdere otnwikkeling, voorzien van nokkenassen met toerprofiel en uitademend door dempers die hem zo door de keuring zouden sturen, produceerde het blok aan het achterwiel zomaar 105 pk bij 9500 toeren.”

De Bipantah zou een nieuw tijdperk voor Ducati in gaan luiden. Maar toch kwam het niet zover. De Italianen kozen door allerlei reden voor de doofpot voor deze Bipantah. Over het hoe en waarom lees je meer in de MOTO73 die momenteel in de winkels ligt. Daarin ook aandacht voor de Desmosedici, de Apollo, natuurlijk de Desmosedici Stradale en speciale aandacht voor Fabio Taglioni.

Fotocredit- en copyright: Alan Cathcart

Aaargghhh. Chinese big bikes in aantocht!

0

Van 22 – 25 september kun je je in Chongqing op de jaarlijkse CIMAMotor vergapen aan motoren. Italiaanse, Amerikaanse, Duitse motoren, noem maar op. Maar ook Chinese. Voornamelijk lichte, maar ook steeds meer zware motoren die het op termijn in Europa best eens zouden kunnen gaan doen.

Aan bovenstaande zin merk je dat we wat slagen om de arm houden. Feit is dat de zware Chinese motor op komst is. Allereerst introduceert Gaokin Industry op deze beurs een 800cc V-twin. En dat is nog niet eens de zwaarste. Publiekstrekker zou wel eens de 1.808cc V-twin van Longjia kunnen worden.

Longjia is in Europa niet echt een onbekende. Voor het Italiaanse Italjet bouwen ze immer de Buccaneer V-twin. Volgens Chinese websites zou Longjia de CIMAMoto aangrijpen om een Bobber te onthullen. Als dat zo is, is deze motor ook meteen de zwaarste die in China wordt geproduceerd. Alleen… voor het blok heeft Longjia nog wel de blokkenbouwers van het Amerikaanse S&S ingeschakeld. Zo’n 1.808cc blok koop je in de USA voor zo’n $5.500,-. Dan heb je een aandrijving die goed is voor 115 pk en 166 Nm. Als de informatie correct is, zou de LJ1808 – zoals het model gaat heten – China’s krachtigste motor zijn.

Het vage plaatje verraadt een LJ1808 met een springervoorvork, softtail rijwielgedeelte, riemaandrijving en een soort van stijl die je normaal gesproken op Amerikaanse customs ziet.

Qua prijs zal de LJ1808 zeker geen klapper worden, zoals je doorgaans wel gewend bent van Chinese merken. Maar je mag wel rekenen op een veel vriendelijker bedrag dat wat Westerse merken voor dergelijke motoren vragen.

Ook Triumph maakt A2 motorrijders dolblij met de Street Triple

0

Zul je net zien: testen we in de komende Promotor (5 oktober) 4 A2 motoren, brengt Triumph een Street Triple A2! En gisteren deed Kawasaki hetzelfde met de Z900. Hadden we nou maar gewacht met de test…

Het zijn natuurlijk niet de goedkoopste A2 modellen. De prijzen van de geteste motoren in de komende Promotor liggen rond de 5.000 tot 6.000 euro. De Triumph Street Triple A2 kost 10.200 euro. Een behoorlijk verschil. De prijs van de Z900 is nog niet bekend, maar die zal zeker onder de prijs van de Triumph liggen. Wat veroorzaakt dan die hogere prijs?

Da’s eenvoudig te beantwoorden: de Triumph is een 1 op 1 reguliere Street Triple waarvan alleen het vermogen is beperkt tot 35 Kw. Alle elektronica, rijdersvoorzieningen en veiligheidsaspecten die je op de ‘zware’ Street Triple aantreft, vind je ook op de ‘lichte’ Street Triple. Dus ride-by-wire, ABS, RAIN- en ROAD rijmodi en traction control. Het zit er allemaal op. Maar ook LED-verlichting en een vernieuwd LCD dashboard. En de befaamde dubbele koplampen, het diepzwarte frame en de fraaie swingarm. Je kunt er uren naar kijken, op zoek naar verschillen die je nooit zult vinden.

Koning Zelfbouw 2017 – MotoMe special

0

Bekijk meer van MotoMe op http://www.motome.nl
Volg MotoMe ook op Facebook: http://www.facebook.com/motometv
Volg MotoMe ook op Instagram: http://www.instagram.com/motometv

Enige jaren geleden adopteerde Goos Bos van MotoPort Hengelo een evenement van de MotoRai uit de jaren zeventig: Koning Zelfbouw. De ombouwpraktijken van motorfietsen bestonden toen niet uit de laffe vervanging van de knalpijp of eenvoudige toepassing van gietwielen, maar met een complete makeover van allerhande merken en onderdelen. Dus wij naar de meest recente Koning Zelfbouw om ons te verbazen over de diversiteit aan ‘ombouwsels’. En stiekem hadden Bart en Joost een Koningin Zelfbouw als winnaar…

MotoMe Motor TV: Aflevering 51 – S4/11

0

Bekijk meer van MotoMe op http://www.motome.nl
Volg MotoMe ook op Facebook: http://www.facebook.com/motometv
Volg MotoMe ook op Instagram: http://www.instagram.com/motometv

BMW R nineT Racer: boxer aan de race

BMW blijft ‘The Good Times’ laten rollen. De R nineT-serie geniet inmiddels zoveel populariteit dat de Duitse grootmacht deze retrolijn blijft uitbreiden. De meest recente aanwinst is de machine met de – bepaald niet bescheiden – toevoeging ‘Racer’. In tegenstelling tot de HP4 Race mag deze boxer wél de openbare weg op, reden genoeg om Bart met dit gave strijkijzer naar bochtige oorden te sturen.

Koning Zelfbouw: van meuk tot magistraal

Enige jaren geleden adopteerde Goos Bos van MotoPort Hengelo een evenement van de MotoRai uit de jaren zeventig: Koning Zelfbouw. De ombouwpraktijken van motorfietsen bestonden toen niet uit de laffe vervanging van de knalpijp of eenvoudige toepassing van gietwielen, maar met een complete makeover van allerhande merken en onderdelen. Dus wij naar de meest recente Koning Zelfbouw om ons te verbazen over de diversiteit aan ‘ombouwsels’. En stiekem hadden Bart en Joost een Koningin Zelfbouw als winnaar…

Can-Am Spyder F3-S: zin in een trio

Volgend jaar viert de Can-Am Spyder alweer zijn tiende verjaardag, al zijn het concept en de modellenlijn uiteraard constant verfijnd. Inmiddels draaien alle modellen op een vette 1.3 liter driecilinder en hebben elektronische vangnetten hun intrede gemaakt. Om niet beperkt te zijn tot het eentonige vaderlandse wegennet, stuurde Overzee zich drie dagen lang wezenloos in Portugal met de vraag in gedachten: zou ik m’n motorfiets voor deze driewieler inruilen?

Can-Am Spyder – motortest MotoMe

0

Bekijk meer van MotoMe op http://www.motome.nl
Volg MotoMe ook op Facebook: http://www.facebook.com/motometv
Volg MotoMe ook op Instagram: http://www.instagram.com/motometv

Volgend jaar viert de Can-Am Spyder alweer zijn tiende verjaardag, al zijn het concept en de modellenlijn uiteraard constant verfijnd. Inmiddels draaien alle modellen op een vette 1.3 liter driecilinder en hebben elektronische vangnetten hun intrede gemaakt. Om niet beperkt te zijn tot het eentonige vaderlandse wegennet, stuurde Overzee zich drie dagen lang wezenloos in Portugal met de vraag in gedachten: zou ik m’n motorfiets voor deze driewieler inruilen?

BMW R NineT Racer 2017 – motortest MotoMe

0

Bekijk meer van MotoMe op http://www.motome.nl
Volg MotoMe ook op Facebook: http://www.facebook.com/motometv
Volg MotoMe ook op Instagram: http://www.instagram.com/motometv

BMW blijft ‘The Good Times’ laten rollen. De R nineT-serie geniet inmiddels zoveel populariteit dat de Duitse grootmacht deze retrolijn blijft uitbreiden. De meest recente aanwinst is de machine met de – bepaald niet bescheiden – toevoeging ‘Racer’. In tegenstelling tot de HP4 Race mag deze boxer wél de openbare weg op, reden genoeg om Bart met dit gave strijkijzer naar bochtige oorden te sturen.

De Hanzestedenrit

0

Lengte: 223 km
Start: Doesburg, Café de Waag
Finish: Vollenhove, St. Nicolaaskerk

Normaal gesproken doen we niet aan stedentrips. We zijn de Libelle niet, zeg. Maar voor Hanzesteden maken we een uitzondering. Ze zijn gezellig, compact en ertussen liggen prachtige wegen.

[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/Hanzestedenrit.gpx”]

Vijftien jaar voordat Columbus Amerika ontdekte, liepen ze in de nederzetting Doesburg nog in schapenvellen rond. Maar toen het Achterhoekse stadje in 1477 werd opgenomen in het Hanzeverbond ging het licht aan. De handel kwam tot bloei en al snel liepen de Doesburgers rond in een kwaliteitsberenhuid uit Rusland of Scandinavië. En er kwamen ‘vreemde’ bieren waarover geen accijns hoefde te worden betaald. Deze werden getapt in Stadsbierhuys De Waag dat een jaar na aansluiting bij de Hanze werd gebouwd. Dit schitterende café staat er nog altijd. Het mag zich het oudste café van Nederland noemen, maar veel beter nog: het is het startpunt van onze Hanzestedentrip.

Verdeeldheid
Waar je ook komt in noordelijk Europa, bijna overal zijn Hanzesteden bijzonder mooi en vaak vrij compact. De verklaring daarvoor is dat de Hanze (70 steden met als middelpunt het Duitse Lübeck) een vrij korte tijd van bloei kende: vooral in de vijftiende eeuw. Daarna raakte het stedenverbond in de versukkeling, door verdeeldheid, concurrentie en gebrek aan politieke en militaire macht. Het betekende dat de Hanzesteden zich razendsnel ontwikkelden, met alle bijbehorende imponerende stadsmuren en -poorten, sierlijke koopmanshuizen en goede wegen van dien. Toen het verbond uiteen viel, was de groei er meteen uit. Dus wat hebben nu? Een hele reeks kleine, aangenaam suffige stadjes met een schitterende oud centrum en een rustig achterland.

Achterland
Nadat we in Doesburg de stervormige gracht om het centrum zijn overgestoken, slingeren we langs de IJssel naar Bronkhorst. Dit is een mooi voorbeeld van hoe het met de IJsselsteden zou zijn gelopen zonder Hanze. Bronkhorst – geen lid – heeft in 500 jaar nauwelijks een ontwikkeling doorgemaakt. Maar het mag zich nu wel het kleinste stadje (160 inwoners) van Nederland noemen. Zutphen (46.000 inw.) deed het als principaalstad (voorname Hanzestad) een stuk beter, maar daar gaan we met een boogje omheen, om zoveel mogelijk van het mooie achterland mee te pikken. Het stokoude Deventer, ook een principaalstad, slaan we niet over. De buitenkant is weliswaar een beetje troosteloos, maar het heeft een hart van goud: de Brink hoort tot de mooiste pleinen van Nederland. Met de motor mag je er niet op, maar je komt er wel vlakbij.

30 km nostalgie
We steken de IJssel over en zetten koers richting Hattem. De Bandijk en de IJsseldijk zorgen hier voor 30 km nostalgie. Op een enkele bouwkundige vergissing na, lijkt het door de oude boerderijen en dijkhuizen alsof je door de negentiende eeuw rijdt. Nog meer sfeer vind je in het oude centrum van Hattem. De veertiendeeeuwse Dijkpoort, waar we doorheen gaan, is bekend van de tekeningen van Anton Pieck. Zijn museum vind je hier ook. Vijftien prachtige kilometers verder zie je aan de IJsselkade van Kampen de volgende poort. De kade wordt wel het mooiste rivierfront van Nederland genoemd en het is de thuishaven van de Bruine Vloot. Met wat geluk ligt de Kamper Kogge ertussen, een replica van het type schip waarmee in de Hanzetijd de handelswaar werd vervoerd.

Venijnig dijkje
Over de Kamperzeedijk gaan we naar Genemuiden, waar na een bedrijventerrein het venijnigste dijkje van de dag loopt. Als je een bocht mist, vlieg je niet in de IJssel, maar in het Zwarte Water. Aan de overkant komen we door het fraaie Hanzestadje Hasselt. De drukke Hanzestad Zwolle slaan we over en kiezen voor de rust van moerasgebied De Wieden. Aan de rand hiervan ligt Giethoorn, dat slootjes heeft in plaats van straatjes. Jaarlijks vergapen duizenden buitenlandse toeristen zich aan dit wondertje. Maar weinigen weten dat het verstopte Belt-schutsloot, hier vlakbij, minstens zo mooi is. Jij straks wel, want de route loopt erlangs. Langs de Weerribben – de Mooiste Plek van Neder- land, volgens de NCRV – en een paar prettige dijkjes eindigen we in het laatste Hanzestadje van de dag: Vollenhove. Vergeleken andere Hanzestadjes en het naburige Blokzijl, spat de weelde er niet vanaf. Maar dat gemis compenseren we met een rondje vooraf door het licht heuvelendende achterland.

De Nederlandse Patatkust

0

Onze twee grote passies – motorrijden en patat eten – zijn nergens beter te combineren dan aan de Noordzee- kust. Dat is dik 200 km genieten van asfalt en frieten.

[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/Patatkust.gpx”]

We beginnen
in Hoek van
Holland op
een stormachtige, koele
dag. Je kunt natuurlijk
ook mooi weer afwach
ten, maar dan word je
overal langs de kust gek
van de drukte.
Op het uiterste hoekje
van Hoek, vind je een
van de grootste pleister-
plaatsen voor motorrijders. Wel vaak van het type dat zijn nieuwe tatoeages, vriendin en spierballen komt tonen, maar ook een patser heeft recht op een ritje naar de kust. En als je er toch bent: Hoek heeft een mooi fort, waarin het Kustverdedigingsmuseum is gevestigd. Langs de rand van de glazen stad – het Westland – rij je naar Den Haag. Hier vind je aan de drukke Scheveningse boulevard de winnaar van een ANWB patattest – Jesse’s Place. Veel rustiger is het strand van Wassenaar. Om daar te komen, rijd je over een van de leukste slinger- weggetjes van de hele kust

Het Noorden
Bij Katwijk steek je over een bijzondere grens, want tot hier strekte het Romeinse Rijk zich uit. Om precies te zijn tot aan de Rijn, die hier is gekort- wiekt tot een slootje. Met een beetje gevoel voor overdrijving zou je kunnen zeggen dat hier het Noorden van Europa begint.

Als je maar dicht tegen de duinen blijft, kom je op de fraaie en bochtige weg naar Noordwijk. Ook de doodlopende weg naar de Langevelderslag, even verderop, mag je niet overslaan. Dat doen we wel met Zandvoort, om in plaats daarvan een paar kronkelende Quote 500-straatjes te pakken, zoals het Kopje van Bloemendaal. Iets minder rijk en pittoresk zijn IJmuiden en Velsen, maar door de afschrikwekkende werking van de Hoogovens hebben de plaatsen wel relatief rustige stranden. Helemaal verstopt achter de Hoogovens ligt het breedste strand met de hoogste golven van de kust. Hier vind je een van de, naar het schijnt, hipste strandtenten: Timboektoe. Niet lang na de Hoogovens komen de brede duinenrijen, bossen en zo nu en dan behoorlijk bochtige wegen. Dat blijft een kilometer of dertig zo.

Vooral de kustweg naar Bergen aan Zee is aardig. De climax vormt Bergen zelf. Aangetrokken door rust, ruimte en vooral lage huren, streken hier lange tijd allerlei kunstenaars neer, waardoor het nog altijd net wat kleurrijker en aparter aanvoelt dan de andere plaatsjes. Via Schoorl en Groet kom je bij Camperduin weer aan de kust. De duinen en bossen van het Noord-Hollands Duinreservaat laat je hier achter je. Net als het toeristische gekrioel. Voor je ontvouwt zich een weids polderlandschap. De weg is lang, recht en leeg. Naast je liggen de Hondsbossche Zeewering en de Noordzee. Een prachtige overgang. Maar qua patat zat de kust van Castricum tot hier in een dipje.

Pas bij Callantsoog boekten de ANWB-testers weer goede resultaten. Met name bij de snack- barretjes Hoek en Wip In. In Callantsoog met zijn kleine witte huisjes en kerkje, proef je voor het eerst de specifieke sfeer van een Waddeneiland. In vroeger tijden was het dat ook: het eiland ‘t Oghe. Vermoedelijk hebben Deense Vikingen zich hier ooit gevestigd en misschien hebben ze zelfs de naam ‘Callinge’ aan het dorp gegeven. Het strand van Callantsoog heeft het witste zand van Neder land.

Net als je het troosteloze Den Helder in dreigt te rijden, kun je links afslaan naar Huisduinen. Ooit was dit een welvarend walvisjagersdorp, nu is het opgeslokt door de marinestad. Maar er zijn twee redenen om er toch even te kijken. De ene is Lange Jaap, die met zijn 55 meter ooit de grootste vuurtoren van Nederland was. De andere heet Fort Kijk- duin. Dit indrukwekkende fort werd in opdracht van Napoleon gebouwd en herbergt nu onder meer een groot zeeaquarium. Over de grootste attractie van Den Helder zelf bestaat geen enkele twijfel: dat is de boot naar Texel.

Op Texel kom je los van de Hollandse kust en van nog veel meer. Je voelt het al als je de boot afrijdt. Of anders als je in het haventje van Oudeschild de meeuwen hoort. Als je uitkijkt over de Sluftervallei en het stro van een strandopgang ruikt, of naar het zachtaardige Tesselse accent luistert. En helemaal als je Maarten Boon in de Cocksdorp bezoekt – een strandjutter, ritselaar en scharrelaar van de vriendelijkste soort – die op zijn eencilinder de branding afschuimt, op zoek naar zeesouvenirs met een ver- haal, dat hij je met liefde vertelt. Al het dagelijkse gedoe van de vaste wal lijkt ver weg en onbelangrijk. Je bent eindelijk thuis en je wilt nooit meer weg. Dat gevoel. En dan smaakt de patat hier natuurlijk ook nog eens beter. Vooral de raspatat van het tentje in de Dennen.