donderdag 15 mei 2025
Home Blog Pagina 112

25 jaar geleden: de eerste Spaanse wereldkampioen in de koningsklasse

0

De successen van Ángel Nieto, Ricardo Tormo, Jorge Martínez en Sito Pons zorgden ervoor dat de wegracesport in Spanje in de jaren 70 en 80 alsmaar populairder werd. Alleen deze meervoudige Spaanse wereldkampioenen wonnen nooit in de 500cc. Tegenwoordig zijn Spanjaarden niet meer weg te denken in de MotoGP, maar in 1992 werd ‘pas’ de eerste Spaanse overwinning behaald in de koningsklasse. Deze kwam op naam van Àlex Crivillé tijdens de TT Assen van 1992. De Spanjaard greep zijn kans toen bijna alle toprijders geblesseerd of gecrasht waren. Crivillé was in Nederland al bekend door zijn strijd met Hans Spaan voor de 125cc-wereldtitel in 1989. Spaan versloeg Crivillé in Assen, maar de Spanjaard werd wereldkampioen. In de 500cc speelde de Catalaan jarenlang de tweede viool achter Repsol Honda-kopman Mick Doohan, die vanaf 1994 vijf jaar op rij wereldkampioen werd. Crivillé kon incidenteel de strijd aangaan met de Australiër en zeer incidenteel wist hij hem zelfs te verslaan. Dit zorgde over het algemeen voor een zuur gezicht bij Doohan op het podium, die niet gewend was om te verliezen. In 1999 veranderde Crivillé ineens van adjudant naar kopman toen Doohan zwaar crashte in Jerez, wat tevens het einde van zijn carrière betekende. Ineens was de Spanjaard de favoriet voor de wereldtitel, maar dan moet je het nog wel even doen. Vanaf het moment dat Doohan was uitgeschakeld won Crivillé vier races op rij, wat de basis vormde voor de eerste Spaanse wereldtitel in de 500cc. Inmiddels is dat 25 jaar geleden. Later zouden Jorge Lorenzo, Marc Márquez en Joan Mir zich voegen in het rijtje van Spaanse wereldkampioenen in de koningsklasse.

Nederlandse dubbelzeges tijdens de (voorlopig) laatste GP’s van België

Àlex Crivillé viert zijn zege tijdens de Franse Grand Prix van 1999 niet met de Spaanse maar met de Catalaanse vlag, de regio waar hij geboren en opgegroeid is.

Foto: Henk Keulemans

Renault onthult retrofuturistische elektrische scrambler

0

Renault presenteerde op de Parijse autoshow een nieuwe elektrische motorfiets met een retro-look, genaamd de Heritage Spirit Scrambler. De motor is ontwikkeld in samenwerking met het Franse bedrijf Ateliers Heritage Bike, dat gespecialiseerd is in elektrische motoren.

De Spirit Scrambler is een ode aan klassieke scrambler-motorfietsen, maar combineert traditionele stijlelementen met moderne technologie. De elektromotor van 7 kW (circa 10 pk) zit ingebouwd in de achterwielnaaf. De 4,8 kWh accu biedt een rijbereik van zo’n 110 kilometer.

CB1000 Hornet vormt basis voor Honda’s nieuwe elektrische sportmotor

Het frame en de achterbrug zijn van staal. De motor heeft vering van WP en EMC. De 17 inch spaakwielen zijn voorzien van Heidenau-banden. Remmen gebeurt met Brembo-schijven en -remklauwen. Ondanks de vintage look beschikt de motorfiets over hedendaagse features zoals een digitaal dashboard.

Met een gewicht van 137 kg en een zithoogte van 800 mm is de Spirit Scrambler geschikt voor een breed publiek. De motor komt in het voorjaar van 2025 in beperkte oplage op de markt. Er zijn twee versies: een 125cc variant voor €24.950 en een 45 km/u uitvoering voor €23.450 – Franse prijzen!.

Nieuwe kleuropties Suzuki V-Strom 1050(DE)

0

Suzuki heeft nieuwe kleurcombinaties geïntroduceerd voor de V-Strom 1050 en 1050DE toermotoren. Deze motoren staan bekend om hun comfort, prestaties en veelzijdigheid. Ze voldoen nu aan de Euro 5+ emissienormen.

Suzuki V-Strom 800(DE): nieuwe kleuropties 2025

Beide modellen zijn uitgerust met een bi-directionele quickshifter, een multifunctioneel TFT-display en het Suzuki Intelligent Ride System met een 6-assige IMU. Suzuki biedt standaard 6 jaar garantie en pechhulp op deze motoren.

De V-Strom 1050 is geschikt voor lange ritten op de weg en korte ritten op onverharde paden. Hij heeft gegoten aluminium wielen met een 19-inch voorwiel, een middenbok, handkappen, een carterbeschermer en een verstelbaar zadel. De nieuwe kleuropties zijn zwart/grijs, groen/zwart en grijs/rood.

De V-Strom 1050DE is ontworpen voor off-road gebruik. Hij heeft een 21-inch voorwiel, semi-blokbanden, een langere achterbrug, bredere voetsteunen, een robuust stuur en een aluminium motorbeschermer. De Gravel-modus en uitschakelbare ABS zijn aanwezig. De nieuwe kleuropties zijn zwart/rood, wit/blauw/rood en geel/blauw.

De nieuwe kleuren zijn per direct te bestellen en begin 2025 beschikbaar. De prijzen blijven ongewijzigd, vanaf €16.299 voor de V-Strom 1050 en €16.999 voor de 1050DE. Diverse accessoires zijn verkrijgbaar.

Mash gaat maxi met Belena 300

0
Mash Belena 300

Een jaar geleden maakten we voor het eerst kennis met de Mash Belena 300, een maxi-scooter die nog geen 5.000 euro kost. En dan krijg je ook nog eens drie jaar garantie. Ten mooi om waar te zijn? Nee!

Onmisbare DRL’s

Waar Mash de meeste van haar modellen ontwerpt in Frankrijk en laat assembleren in China, gingen ze voor de Belena een samenwerking aan met Zhejiang Riya Motorcycle. Een zeer serieuze Chinese motorfabrikant, die een zeer gelijkaardige scooter in het gamma heeft zitten. Mash doopte hem de Belena, wat vernoemd is naar de Franse stad Beaune waar Mash is opgericht. Dat het een scooter is met een eigen gezicht, mag duidelijk zijn. Kijk eens naar die grote DRL’s vooraan. Bovendien zijn die ledstrips ook goed zichtbaar vanaf de zijkant, want zeker niet onbelangrijk is voor de veiligheid. Het geeft de Mash Belena een heel eigen gezicht. Sommigen vinden het misschien te veel van het goede, maar naar onze mening is het net stijlvol gedaan zonder het design in het extreme te trekken.

Achteraan net een Kymco

Ook de rest van de Belena ziet eruit zoals een moderne maxiscooter eruit moet zien, waarbij het achterlicht zo lijkt gekopieerd te zijn van een Kymco AK 550. Mooi en sportief, dat dan weer wel. Het moderne uiterlijk wordt minder doorgetrokken in het dashboard. Dat is vrij basic, met twee grote analoge tellers en een klein kleurenschermpje ertussenin. En met keyless start. De kofferruimte is verlicht, maar een intergraalhelm past er niet in. Los daarvan is er best veel plaats om je laptop, lunchpakket en extra regenjas in kwijt te kunnen.

Lekker zacht

Het grote zadel zit lekker zacht. Zachter dan andere maxiscooters, met wat lijkt op een extra laagje zacht schuim bovenop de ‘harde’ schuim. De ruggensteun mocht wel iets meer naar achteren staan voor onze 1m90, want nu is de beenruimte nogal beperkt. Niet dat we opgeplooid zitten, maar we hebben al op ruimere scooters gezeten en ook de voetenruimte is niet al te ruim bemeten. Er is voldoende plaats om onze maat 44 neer te planten, maar veel bewegen zal niet lukken. Niet dat dat nodig is…

Niet zo luide luidsprekers

Dé grote verrassing zijn echter de ingebouwde speakers aan je schenen. Daarmee kun je via bluetooth je favoriete beats droppen terwijl je aan het rijden bent. Vooral leuk voor wat jongere rijders, maar verwacht niet dat je de hele binnenstad ermee aan het dansen krijgt. De luidsprekers zijn nogal basic qua geluidskwaliteit.

In het gareel

Het valt op dat de Belena een mooi afgewerkte maxiscooter is, maar rijdt die ook goed? We starten op de 300cc-versie. Het motorblok draait soepel en vlot, heeft geen storende trillingen en presteert prima. Zo goed zelfs dat bij volgas vertrekken vanaf stilstand de tractiecontrole aanschiet op kurkdroog asfalt. Eerder een té bemoeizuchtige TCS, lijkt ons. Ook de remmen en het rijgedrag van de Belena 300 bevallen prima, zonder meer. Niet beter of slechter dan moderne maxiscooters van andere merken. Gewoon, mooi in het gareel. Ook de windbescherming is goed. Je hoofd zit wel in de wind, wat normaal is, maar het scherm is niet instelbaar.

Conclusie test Mash Belena 300

Het interessantste aan de Mash Belena 300 is zonder twijfel de prijs: 4.999 euro. Dat is een zeer scherpe prijs, al helemaal omdat ze drie jaar garantie hebben en dan kun je ook nog eens kiezen uit mat zwart en mat blauw.

Foto’s: Pien Meppelink

WorldSSP300 Jerez: Zilver voor Loris Veneman

0

Loris Veneman is na een sterk seizoen als tweede geëindigd in de WorldSSP300. Tijdens de laatste races van het seizoen in Jerez had de 18-jarige nog kans om wereldkampioen te worden, maar hij slaagde er niet in om de puntenachterstand op Aldi Mahendra goed te maken. Bo Bendsneyder maakte opnieuw indruk in de WorldSSP en pakte zijn eerste podiumplaats in deze klasse.

Nadat Jeffrey Buis in 2020 en 2023 de beste was in de WorldSSP300, kon Loris Veneman in Jerez voor de derde keer in vijf jaar voor een Nederlandse wereldkampioen zorgen. Veneman had voorafgaand zestien punten minder dan de Indonesiër Aldi Mahendra. Ook Inigo Iglesias had nog kans op de wereldtitel, maar de Spanjaard schakelde zichzelf uit door een blessure op te lopen bij een crash in de warm-up. Veneman was sterk in de kwalificatie en plaatste zich als tweede. Mahendra mocht als vierde aan de eerste race beginnen. Zoals gebruikelijk bleef er een grote kopgroep bij elkaar. Veneman begon goed, maar gedurende de race reed de 18-jarige coureur voornamelijk net buiten de top-vijf. Maar ook Mahendra had moeite om zich constant in de top van het veld te handhaven. Buis streed voor de podiumplaatsen, maar kwam met nog drie ronden te gaan buiten de baan en zou als achttiende finishen. Voor Veneman was het zeer belangrijk om in de eerste race voor Mahendra te finishen, zodat hij voor de tweede race nog een reële kans op de wereldtitel hield. Bij het ingaan van de laatste ronde zat de MTM Kawasaki-rijder net voor zijn concurrent op de vijfde plaats. Mahendra reed echter een betere laatste ronde en finishte als derde. Veneman werd vijfde, maar zou als zesde worden geklasseerd. De Nederlander kreeg een penalty vanwege gevaarlijk rijgedrag in de sprint naar de finish. Maar belangrijker: Veneman stond nu tweeëntwintig punten achter op Mahendra.

WorldSBK Spanje 2024: Van der Mark sluit seizoen op podium af

Wonder nodig

De taak voor Veneman voor de tweede race was helder en moeilijk. De coureur uit Dalfsen moest winnen om kans te houden op de wereldtitel. Voor Mahendra was de opdracht simpeler, hij had aan een twaalfde plaats genoeg, ook al zou zijn Nederlandse concurrent winnen. Toch deed Veneman er zichtbaar alles aan om de race te winnen. De Kawasaki-coureur reed agressief en was praktisch constant in de top-drie te vinden. Mahendra reed logischerwijs behoudender, maar zat wel in de kopgroep. Veneman won eerder dit jaar twee races, maar er kwam geen derde bij. Hij ging wel als leider de laatste ronde in, maar kwam vooral in de laatste bocht niet goed uit. Dit zorgde ervoor dat hij als vijfde over de finish kwam. De 18-jarige Mahendra werd zesde en dat was ruim voldoende voor de eerste Indonesische wereldtitel in de wegrace. Vicewereldkampioen Veneman zal volgend jaar niet terugkeren in deze klasse, een overstap naar de (World) Supersport-klasse lijkt het meest logische vervolg. Voor Buis zat het niet mee in de tweede race. Opnieuw had de KTM-rijder een goed begin, maar kreeg hij vanwege een valse start twee long lap penalties. Vanuit het achterveld wist hij nog naar de tiende plaats te rijden. Ruben Bijman finishte buiten de punten als twintigste en negentiende in Jerez.

Podium voor Bendsneyder

Slechts vier races had Bo Bendsneyder nodig om op het World SSP-podium te eindigen. Tijdens zijn debuut in Estoril maakte de Rotterdammer al indruk. In Jerez finishte Bendsneyder in de eerste race als zevende, nadat hij als veertiende moest starten. Voor de tweede race had de 25-jarige coureur vanaf de derde rij een betere startpositie. Bendsneyder reed geweldig en had in de tweede helft van de race het beste tempo van het veld. Binnen een seconde van de winnaar finishte de MV Agusta-rijder op een derde plaats. Dat belooft veel goeds voor volgend jaar, wanneer Bendsneyder een permanente rijder voor MV Agusta Reparto Corse in de WorldSSP is.

Pata Yamaha Ten Kate Racing kende een geweldig slot van het seizoen. Hun coureur Stefano Manzi pakte een dubbele zege in Jerez en sloot daarmee het seizoen af met drie zeges op rij. Het was niet genoeg voor de wereldtitel, want die ging naar Adrian Huertas. De Spanjaard is met zijn eenentwintig jaar de jongste WorldSSP-kampioen aller tijden. Wel scoorde het Nederlandse team voor het vierde jaar op rij de meeste punten in het teamkampioenschap. Naast de vicewereldtitel van Manzi eindigde Glenn van Straalen als achtste in de eindstand. In Jerez eindigde de coureur uit Hoogkarspel als elfde en twaalfde. Melvin van der Voort had een wildcard in Jerez, maar blesseerde in de eerste race zijn schouder bij een crash en was daardoor niet fit om te starten in de tweede race.

WorldSBK Spanje 2024: Van der Mark sluit seizoen op podium af

0
Michael van der Mark (links) viert zijn podiumplaats met BMW-teamgenoot, vriend en wereldkampioen Toprak Razgatlioglu (rechts).

Toprak Razgatlıoğlu heeft geschiedenis geschreven voor BMW. Nadat de Duitse fabrikant jarenlang niet kon strijden voor overwinningen in de WorldSBK, bracht de Turkse rijder daar sinds zijn komst in 2024 snel verandering in. Tijdens de slotronde in Jerez stelde Razgatlıoğlu zijn tweede wereldtitel en de eerste voor BMW veilig. Teamgenoot Michael van der Mark scoorde een knappe podiumplaats en werd zesde in de eindstand.

WorldSBK Italië & Aragón 2024: Razgatlıoğlu slaat belangrijke slag bij succesvolle comeback

Nicolò Bulega was de enige rijder die Toprak Razgatlıoğlu nog van de wereldtitel kon afhouden in Jerez. De Italiaan kan terugkijken op een geweldig debuutjaar in de WorldSBK, maar zijn achterstand van 46 punten was bijna onoverbrugbaar. Toch deed Bulega in Jerez het maximale wat in zijn mogelijkheden lag. De Italiaan pakte pole position en won de eerste race. Maar dat was niet genoeg om zijn titelkansen in leven te houden, want daarachter reed Razgatlıoğlu naar een tweede plaats. Dat was ruim voldoende voor zijn tweede wereldtitel en de eerste voor BMW in de WorldSBK. Terwijl de 28-jarige coureur in een gouden racepak werd gehesen, deelde zijn teamgenoot Michael van der Mark ook in de feestvreugde. En terecht, want de Nederlander heeft sinds zijn komst in 2021 een belangrijke bijdrage geleverd om van de BMW M1000RR een winnend pakket te maken. Vorig jaar waren er veel twijfels of Razgatlıoğlu een goede keuze maakte om van Yamaha naar BMW te gaan. De Turkse rijder bewees het ongelijk, want met onder andere dertien zeges op rij en ondanks dat hij vanwege een blessure twee raceweekenden moest missen, pakte Razgatlıoğlu de wereldtitel. Hierdoor werden Alvaro Bautista en Ducati onttroond. Als troost won Ducati wel voor de derde keer op rij en voor de twintigste keer in totaal de constructeurstitel. In de Superpole Race zegevierde Bulega opnieuw, nadat hij in de eerste helft met Razgatlıoğlu om de leiding had geknokt. Bulega slaagde er niet in om zijn hattrick te behalen, want de laatste race van het seizoen werd wel een prooi voor de kersverse wereldkampioen Razgatlıoğlu.

Geweldige afsluiter

Michael van der Mark streed in Jerez voor de zesde plaats in het wereldkampioenschap. Voorafgaand aan het evenement had hij vier punten meer dan Andrea Iannone en twaalf punten voorsprong op Andrea Locatelli. In de eerste race eindigde Van der Mark als zesde. Dat was ruim voor Iannone die twaalfde werd, maar achter Locatelli die met een derde plaats op het podium eindigde. In de Superpole Race zat het trio kort op elkaar. Locatelli werd vijfde net voor Van der Mark (P6) en Iannone (P7). Maar in de laatste race was de Nederlander beide Italianen te snel af. Sterker nog, alleen Bulega en Razgatlıoğlu waren beter. Van der Mark reed op een derde plaats toen vier ronden voor het einde de rode vlag kwam vanwege een oliespoor. Het betekende de tweede podiumplaats van de BMW-coureur in 2024 en de eerste op een droge baan. Tevens stelde Van der Mark de zesde plaats in de eindstand veilig. Na twee jaar vol met blessureleed, was dit voor Van der Mark een geweldige manier om zijn goede seizoen mee af te sluiten: ‘Om samen met mijn teamgenoot Toprak op het podium te staan is een droomeinde van het seizoen. We hebben met zijn allen het BMW-project dit jaar naar een hoger niveau getild.’

Foto’s: WorldSBK, Teams

WorldSBK Spanje 2024 uitslagen

Circuit: Circuito de Jerez – Ángel Nieto
Lengte: 4,423 km
Superpole: Nicolò Bulega (I), Ducati, 1’37.596
Snelste raceronde: Nicolò Bulega (I), Ducati, 1’38.528 (Superpole Race)
RACE 1 – 20 RONDEN = 88,640 km
1. Nicolò Bulega (I), Ducati, 33.32,738;
2. Toprak Razgatlıoğlu (TR), BMW, +6,067;
3. Andrea Locatelli (I), Yamaha, +9,361;
4. Alex Lowes (GB), Kawasaki, +11,249;
5. Iker Lecuona (E), Honda, +13,597;
6. Michael van der Mark (NL), BMW, +14,976;
7. Xavi Vierge (E), Honda, +15,762;
8. Axel Bassani (I), Kawasaki, +16,285;
9. Dominique Aegerter (CH), Yamaha, +16,715;
10. Garrett Gerloff (US), BMW, +16,854;
11. Jonathan Rea (GB), Yamaha, +19,768;
12. Andrea Iannone (I), Ducati, +19,773,
13: Sam Lowes (GB), Ducati, +27,133;
14. Scott Redding (GB), BMW, +30,105;
15: Tetsuta Nagashima (JP), Honda, +33,520.
SUPERPOLE RACE – 10 RONDEN = 44,230 km
1. Bulega, 16.34,501;
2. Razgatlıoğlu, +2,375;
3. A. Lowes, +4,182;
4. Danilo Petrucci (I), Ducati, +5,511;
5. Locatelli, +6,202;
6. Van der Mark, +6,540;
7. Iannone, +7,306;
8. Gerloff +7,500;
9. Alvaro Bautista (E), Ducati, +8,306.
RACE 2 – 16 RONDEN = 72,988 km (rode vlag)
1. Razgatlıoğlu, 27.36,726;
2. Bulega, +0,812;
3. Van der Mark, +11,356;
4. Iannone, +12,634;
5. A. Lowes, +13,979;
6. Petrucci, +14,545;
7. Gerloff, +14,835;
8. Locatelli, +1 sector;
9. Rea, +1 sector;
10. Bassani, +1 sector;
11. Michael Ruben Rinaldi (I), Ducati, +1 sector;
12. Redding, +1 sector;
13. Vierge, +1 sector;
14. S. Lowes, +1 sector;
15. Bradley Ray (GB), Yamaha, +2 sectoren.

Eindstand WorldSBK (na 36 races)

Positie Coureur Land Team Punten
1 Toprak Razgatlıoğlu TR BMW 527
2 Nicolò Bulega I Ducati 484
3 Alvaro Bautista E Ducati 357
4 Alex Lowes GB Kawasaki 316
5 Danilo Petrucci I Ducati 307
6 Michael van der Mark NL BMW 245
7 Andrea Locatelli I Yamaha 232
8 Andrea Iannone I Ducati 231
9 Garrett Gerloff US BMW 176
10 Remy Gardner AU Yamaha 140
11 Xavi Vierge E Honda 137
12 Iker Lecuona E Honda 134
13 Jonathan Rea GB Yamaha 127
14 Axel Bassani I Kawasaki 108
15 Scott Redding GB BMW 107
16 Dominique Aegerter CH Yamaha 91
17 Michael Ruben Rinaldi I Ducati 78
Toprak Razgatlioglu.

GoPro HERO13 Black en HERO Mini: nu verkrijgbaar bij Motorkledingstore 

0

GoPro introduceert dit najaar twee nieuwe actiecamera’s. Beide zijn ze perfect geschikt voor motorrijders die hun ritten en avonturen haarscherp willen vastleggen. Vanaf nu verkrijgbaar bij Motorkledingstore, waar je naast voor je motoroutfit, terechtkunt voor je motor tech

De GoPro HERO13 Black is het nieuwste model boordevol verbeterde functies. Je profiteert van een langere accuduur, nog sneller beelden exporteren via WiFi 6, meer slow motion opties en nieuwe magnetische bevestigingsopties waarmee je snel van beeldhoek wisselt, ideaal voor onderweg. Voor de meest creatieve rijders zijn er ook ND-filters, een macrolens en een cinematic lens beschikbaar, wat je de mogelijkheid geeft om unieke beelden te schieten. Alle lenzen worden automatisch door de GoPro herkend, dus handmatig instellingen aanpassen is niet nodig. Ook de nieuwe groothoeklens wordt direct gedetecteerd, wat zorgt voor een echte plug-and-play ervaring voor jouw POV shots. 

Onze favoriete nieuwe feature? De waterdichte ‘Contacto’ zijdeur. Hiermee kun je je GoPro magnetisch opladen, zelfs tijdens een regenachtige rit. Zo hoef je je nooit zorgen te maken over een lege accu tijdens je motoravonturen. 

Bij Motorkledingstore krijg je bij aankoop van de GoPro HERO13 Black een gratis SD-kaart erbij voor slechts €449. 

Dan is er ook nog de GoPro HERO: de kleinste en lichtste GoPro van dit moment! Deze camera is 44% lichter en 35% kleiner dan de HERO12, maar biedt toch een schermpje, 4K-resolutie, waterdichtheid en in-app beeldstabilisatie. Bovendien is hij compatibel met alle GoPro-mounts die je al hebt. 

De GoPro HERO is verkrijgbaar voor €229. 

Aanbieding GoPro HERO 11 en HERO 12 tijdens actieperiode 
In de periode van maandag 21 oktober t/m zondag 3 november 2024 profiteer je van kortingen op de HERO 11 en HERO 12 modellen van GoPro. Beide modellen hebben zich inmiddels bewezen. Op de HERO 11 ontvang je 100 euro korting en op de HERO 12,50 euro korting bij Motorkledingstore

The Black Beast: uniek eerbetoon van Peter aan zijn ouders

0

Na een korte verkenningstocht doorheen motorland komt Peter Liessens bij RMC te Vilvoorde terecht. Zijn daar nagelnieuw aangekochte Breakout laat hij terstond verbouwen met een wel heel bijzondere wens…

Met ontroering in zijn stem vertelt Peter; “Van mijn beide ouders had ik echt niks te klagen”. “Mijn zussen en ikzelf hadden tijdens onze jeugdjaren niets tekort. Ik kreeg zowat alles wat mijn hartje verlangde, op een bromfiets na welteverstaan. Bikkelhard verzot op brommers en motoren is dat de hel op aarde, maar moeder bleef bij haar onverbiddelijke standpunt; ‘Veel te gevaarlijk’. Om mijn langgekoesterde motorwens te kunnen realiseren, zat er helaas niks anders op dan te wachten tot het omschuiven van de trouwring.”

Meer Peter

Naam Peter Liessens
Bouwjaar 1965
Beroep ruitenwasser
Type recht voor zijn raap
Drank Cola Zero
Eten spaghetti/Steak
Beste film Transporter
Muziek heavy metal, R&B
Boek tv-gids
Sport fitness
Hobby motorrijden
Droommotor H-D Breakout
Meest pijnlijke moment beide ouders verliezen
Mooiste motorervaring samenstellen van mijn motor
Gebruikt de motor het meest om te toeren
Wat maakt uw motor speciaal de nagedachtenis aan mijn overleden ouders
Wat kan er beter aan de motor niets, hij is perfect
Waar bezondig jij je wel eens aan in het verkeer snelheid
Heb een hekel aan te laat komen
Lijfspreuk wat leeft, moet luchten
Heeft uw motor een naam Black Beast
Wat met 5 miljoen een huis kopen

SCHUIVERTJES 

Peter verhaalt rustig verder: “Ik behoor tot de laatbloeiers, want pas op mijn zesentwintigste mocht ik voor het eerst mijn eigen motor mennen, een 500 cc Honda Shadow. Met de daaropvolgende 1100 cc Shadow kreeg ik een ongeval, waardoor het weer een tijdje stil werd op motorgebied. Voor de heropstart mocht het wel iets vuriger, vond ik. Met de Suzuki GSX-R 750 heb ik toch een betamelijk tijdje geknald, alvorens ik een schuivertje maakte. Omdat ik met de opvolger van hetzelfde type versnellingsbakproblemen kreeg, ben ik daarna overgestapt naar een TL1000R. Toen mijn vader mij onverwachts op één van die machines zag voorbij jakkeren, kreeg ik thuis de relevante vraag voorgeschoteld, waarom dat nu eigenlijk allemaal nodig was. Het gevolg liet niet lang op zich wachten, want na een krachtmeting tegen een Italiaanse racebanaan op de Brusselse ring, werd er alweer onverhoeds bodemcontact gemaakt. Na het herstellen van de schade deed ik de blitse machine van de hand en volgde een langdurige motorloze episode.” 

Een lifestyle van vader op zoon: Benny’s Panhead

The Black Beast

OP SPEURTOCHT

Peter vervolgt: “Toen ik destijds mijn GSX-R voor de deur van mijn tatoeëerder stationeerde, zei hij smalend dat het ‘Japanse brol’ was en dat er maar één echte motor is, namelijk een Harley-Davidson. Daar heb ik eens hartelijk mee gelachen en gezegd dat het misschien een idee voor mijn zestigste was. Momenteel ben ik 59 jaar en zit ik dus aardig op schema”, knipoogt Peter. “De twins uit Milwaukee hebben me altijd geboeid, maar door financiële barrières was een aankoop destijds niet haalbaar. Toen ik eindelijk klaar was voor de aankoop van een Harley, kreeg ik hulp en advies van een neef die al jarenlang op een Amerikaanse ploffer sjeest. Tezamen gingen we op speurtocht en zo kwam ik bij RMC Classics in Vilvoorde terecht. Daar had ik meteen een goede klik met de verkoper. Een favoriet type of model had ik niet onmiddellijk op het oog, maar een toerbuffel met glorieus kuipwerk en imposante koffers stond alvast niet op het verlanglijstje. Het robuuste uiterlijk en de gigantische 240 achterband van de Breakout was daarentegen helemaal mijn ding. De machine is bovendien ook uitstekend geschikt om te customizen. Na het bekijken van een aanzienlijk aantal voorbeeldfoto’s, had ik behoorlijk wat ideeën en wensen in het achterhoofd. Dat het poen zou kosten wist ik op voorhand. Achteraf is het toch eventjes slikken, maar ik had het er voor over.”

LISTIGE EXPLICATIE  

Peters Breakout werd na de aankoop stante pede de werkplaats ingesjouwd. “Ik wou er pas mee rijden als hij volledig klaar was. Het was de bedoeling om de motor te transformeren tot een ‘specialleke’, een unieke creatie waarvan er geen twee rondrijden. Chroom is best wel mooi, maar het is niks voor mij. Zowat alles wat chroom is, werd vervangen door gloss black parts en de originele wielen kregen een zwarte poedercoating. ‘Full black’ was de onvoorwaardelijke norm. Momenteel dienen er enkel nog een aantal blinkende boutjes vervangen te worden. Knipperlichten en achterlicht zag ik het liefst in een sportief kontje verwerkt. Een echte expert ben ik niet, dus moest ik voornamelijk op het advies van mijn neef en de verkoper afgaan. De fonkelende uitlaten en het luchtfilter waren de eerste slachtoffers van mijn chroom-antipathie. Over het Heavy Breather luchtfilter moest ik niet lang dubben. Ik vind dat een Harley-Davidson over wat ‘baard in de keel’ mag beschikken. Met de regelbare Jekill & Hyde pijpen produceert de Amerikaan supergave klanken en ze zijn vergezeld van een Europees goedkeuringslabel. Door de forse 260 achterslof oogt de achterkant een stuk gespierder. Van air ride had ik nog nooit gehoord. Met een listige explicatie (uitleg) verzekerde mijn neef me dat het machtig is om gedurende het parkeren, het kontje tot op het rubber te laten zakken. Dus ja, dat kon er dan ook nog wel bij en ik heb er nog geen seconde spijt van gehad.” 

KIPPENVEL 

Zoals afgesproken kon Peter het hele verbouwingsproces via doorgezonden foto’s opvolgen. “Vanaf de ontmanteling zag ik een ‘dertien in een dozijn’ machine evolueren tot droommotor. Toen ik hem voor het eerst zag was ik letterlijk en figuurlijk ‘van de melk af’. Na het activeren van de krachtbron vroeg de verkoper wat ik er van vond. Hij begon onbedaarlijk te lachen toen ik hem vertelde dat een spontane erectie niet veraf was. Indertijd was ik voornamelijk vertrouwd met sportieve rijeigenschappen en ik had al een tijdje niet meer gereden. Aan het stuurgedrag moest ik dus eventjes wennen, want tijdens de eerste meters reed ik mijn nagelnieuwe custom bijkans los doorheen de etalage, de showroom terug binnen. Om dat varkentje te wassen heb ik toch een aantal oefenritjes nodig gehad”, lacht hij. “Ik gebruik de motor het meest om rustig te cruisen en het hoofd leeg te blazen. Dat doe ik meestal alleen. Een Breakout is geen racemachine, het is een motor om van te genieten. Onder het accelereren krijg ik nog steeds kippenvel van het indrukwekkende koppel. Onderweg heb ik geen tekort aan attentie. Onlangs kreeg ik nog felicitaties van een man op een Japans racekanon, die naast mij voor de lichten stond. Dat had hij nog niet eerder gezien, maar dat is nu net de bedoeling, hé.

NAGEDACHTENIS 

Op amper een jaar tijd verloor Peter zijn vader en moeder door een ernstige ziekte. Dat hakt er natuurlijk stevig in. “Hun tragische heengaan zal me immer bijblijven. Ze zijn altijd goed geweest voor mij en ik heb ze oneindig graag gezien”, zegt hij een tikkeltje weemoedig. “Uit respect heb ik hun geboorte- en sterfdata op de benzinetank laten painten. Voor glinsterende vlammen of special paint voel ik amper affectie en hun handgeschreven namen contrasteren mooi op mijn favoriete, egaal zwarte kleurstelling. Mijn zussen zullen allicht nooit motorfreaks worden, maar ze bekijken de gepersonaliseerde Breakout ondertussen wel met goedkeurende blik. Met mijn zonen heb ik een akkoord afgesloten. Als er ooit iets met mij gebeurt, moet de motor zeker door één van hen beiden bijgehouden worden. Deze machine, die we ondertussen ‘The Black Beast’ noemen, moet absoluut binnen de familie blijven. Het project is louter gerealiseerd ter nagedachtenis van mijn beide ouders en gedeeltelijk verwezenlijkt met de erfenis na hun overlijden. Van mijn voornemen om hun namen op de benzinetank aan te brengen hebben ze helaas nooit afgeweten. Het is alleszins een troost, dat telkens wanneer ik mijn droommachine start, ze in gedachten met me meerijden.”  

Tekst en fotografie: Patrick De Muynck

TECHNISCHE SPECIFICATIES THE BLACK BEAST H-D BREAKOUT

ALGEMEEN
Eigenaar Peter Liessens
Bouwer RMC Classics Harley-Davidson
Bouwtijd 24 uren
MOTORBLOK
Merk en type Harley-Davidson Milwaukee 8
Bouwjaar 2023
Cilinderinhoud 117 CI / 1923 cc
Luchtfilter Screamin’ Eagle Heavy Breather
Uitlaten Dr. Jekill & Mr. Hyde, shorty Big Shots V-strike
Primaire kast origineel, black finish
Andere aanpassingen Screamin’ Eagle spark plug wires, Stage 1 Don Performance
RIJWIELGEDEELTE
Merk en type frame H-D Breakout
Achterbrug origineel
Schokdempers Legend air ride
Voorvork origineel met Cult-Werk 6-piece fork covers
Balhoofdplaten origineel
Voorwiel black powdercoating
Voorrem origineel, rood gespoten remklauw
Achterwiel black powdercoating
Achterrem origineel, rood gespoten remklauw
Achterband Metzler 888 Marathon 260/40 R18
ACCESSOIRES
Koplamp origineel met Thunderbike kapje
Stuur black powdercoating, H-D small risers
Knipperlichten Heinz Bikes Led
Spiegels H-D Empire
Tellers origineel
Handvatten origineel
Benzinetank Vivid Black, met namen overleden ouders
Zadel Thunderbike
Voorspatbord origineel
Achterspatbord Thunderbike chopped fender
Achterlicht Thunderbike
Voetsteunen origineel
Kentekenplaathouder CPV Sideplate
SPUITWERK
Spuiter Carrosserie Vierendeels
Kleur Vivid black
Overig volledig zwart motorblok

Geschiedenis Moto Laverda #2: Van succes naar faillissement

0
Geschiedenis Moto Laverda

In 23 jaar ontwikkelde Moto Laverda zich van een fabrikant van de 75cc-Turismo naar een motormerk dat met een serie 750cc-modellen de motormarkt domineerde. Maar Japanse motormerken klopten begin jaren 70 aan de deur. Om die dreigende concurrentie het hoofd te bieden, zette Laverda zwaar in op een nieuwe driecilinder van 1000 cc.

In de vroege jaren 70 was de Laverda 750cc-serie bijzonder populair. Het was bekend dat ook Honda aan een nieuwe worldbeater werkte en geruchten gingen dat Kawasaki ook aan een geweldenaar werkte. Laverda wilde simpelweg geen marktaandeel aan deze Japanse merken verliezen en ging de uitdaging aan.

Geschiedenis Moto Laverda #1: De jaren vijftig & zestig

Lange afstandsracer

Laverda had zich de ontwikkeling van een nieuwe 1000 tot doel gesteld. Deze motorfiets moest superieur worden aan de toonaangevende Honda CB750. Hij mocht niet zwaarder zijn en het motorblok niet breder. In feite wilde Laverda een 1000 met de dimensies van een 750. Het merk uit Breganze zou wonderwel slagen in deze opdracht toen in september 1972 de definitieve nieuwe Laverda 1000 aan het publiek geïntroduceerd werd tijdens de motorshow van Milaan. Er was ruim drie jaar aan het project gewerkt, meerdere prototypen waren de revue gepasseerd en het eindresultaat mocht er dan ook zijn. Liet het eerste prototype nog een driecilinder zien in de lijn van het 650/750-ontwerp, de uiteindelijke productiemachine week hier flink van af. Laverda was in haar opzet geslaagd, want de nieuwe driecilinder woog maar liefst vijf kilo lichter dan de CB750. Bovendien was het motorblok met een breedte van 54 cm ook nog eens 2 cm smaller dan het motorblok van de Honda 750-viercilinder. Het machtige, net geen negentig kilo zware motorblok van de nieuwe Laverda 1000 driecilinder was opgehangen in een gesloten dubbel wiegframe met een wielbasis van 1.486 mm. De boring x slag van de drie cilinders was 75 x 74 mm, goed voor een cilinderinhoud van 981 cc. De cilinders helden voorover onder een hoek van 20 graden, zodat de motorfiets in zijn geheel iets lager gedimensioneerd kon worden. Bovendien kwam dit de koeling ten goede. De nieuwe Laverda 1000 was voorzien van dubbele bovenliggende nokkenassen, die aangedreven werden door een ketting. Drie Dell’Orto PHF 32mm-carburateurs gaven de dakvormige verbrandingsruimten, met in de aluminium cilinderkop ingegoten gietijzeren verbrandingskamers, hun brandstofmengsel. Elektronische ontsteking was standaard, net zoals een startmotor en een vijfversnellingsbak. Deze onderdelen waren van het 650/750-ontwerp afgeleid. De compressieverhouding was 9:1 en het vermogen lag met 80 pk bepaald niet laag. Laverda claimde een topsnelheid van 216 km/u voor haar nieuweling. De remmen waren dezelfde als die op de SF en de SFC. De productie van de 1000 nam in 1972 al een aanvang. De Laverda werd zeer positief onthaald. Het was dan ook een opvallend moderne machine met een mooi uiterlijk.

De eerste uitvoering van de Laverda 1000 had trommelremmen, maar bij de tweede uitvoering, de 1000/1 die in 1974 in productie ging, werden dit Brembo schijfremmen aan de voorzijde. In 1976 werd de 1000/1 afgelost door de 1000 3CL. Belangrijkste wijziging was de toepassing van aluminium gietwielen en een schijfrem als achterrem. Net zoals de 750 werd ook de 1000 al snel ingezet in de racerij. Laverda bouwde een aantal 1000’s die specifiek bedoeld waren voor de racerij. Deze machines werden vooral in lange afstandsraces ingezet, waar ze het erg goed deden. Zo finishte Laverda in 1974 als derde met haar 1000-fabrieksracer in de 24 uurs race van Barcelona die verreden werd op het prachtige stadsparkcircuit van Barcelona: Montjuich. Tevens werd het Italiaans kampioenschap in zijn (serie)klasse gewonnen in 1976 en het Zweedse kampioenschap in 1978.

Hoewel de verkopen van de 1000 aanvankelijk niet het niveau van de 750 bereikten, werd de 1000 overal erg goed ontvangen. Met name in Engeland, waar de motormarkt zich altijd al gekenmerkt had door een voorliefde voor zware motorfietsen. De machtige Laverda 1000 was een prachtige aanvulling in het zware segment. De Engelse importeur Slater was dan ook erg actief. Hij sponsorde veel coureurs en wist goed om te gaan met de tuning van de 1000. Met een door Slater getunede Laverda 1000 werden in 1979 de eerste twee plaatsen in het Engelse superbike-kampioenschap behaald, de zogenaamde Avon Championship raceserie. De Laverda 1000 Jota, die in 1978 geïntroduceerd werd, ontstond dan ook uit een initiatief van Slater. Door zijn hetere nokkenassen, grotere inlaatkleppen en hoge compressiezuigers leverde de Jota beduidend meer vermogen dan de standaard 1000.

Technische lekkernijen

Laverda zelf zat in die tijd zeker niet stil, want in 1977 werd de nieuwe Laverda 1200 T geïntroduceerd, in sommige landen bekend onder de naam ‘Mirage’. In die tijd, en eigenlijk nog steeds, was het een echte supermachine. Afgezien van een aantal Harley-twins was het destijds de motorfiets met de grootste cilinderinhoud. Het machtige driecilinderblok was overigens vrijwel identiek aan de 1000cc-versie. Het belangrijkste verschil was natuurlijk de cilinderinhoud van 1116 cc, verkregen door het vergroten van de boring van de drie cilinders met 5 mm naar 80 mm. Net zoals de 1000 werd de 1200 in meerdere uitvoeringen gebouwd. In 1979 kwam de 1200 TS op de markt, compleet met stuurkuip en lowers en er werd tevens een stemmig zwart/gouden 30th Anniversario op de markt gebracht van de machtige 1200. Er werden slechts honderd van deze jubileummachines gebouwd.

Een flinke stap voorwaarts in de ontwikkeling van de driecilinders was de nieuwe generatie 120 graden driecilinders van Laverda, waarvan de zwart/rode en zilver/rode Jota’s de spits afbeten. Weg was de wat rauwe loop van de 180 graden-driecilinders, de nieuwe krukas zorgde ervoor dat de motor nu beduidend soepeler liep. Nadat er begin jaren tachtig een kleine serie van geproduceerd was, introduceerde Laverda een vernieuwende serie zware driecilinders. De RGS (Real Gran Sport) 1000 was de eerste. Het was een buitengewoon strak vormgegeven machine met een erg effectieve stroomlijn die netjes doorliep in de tank en het zitje. De tankdop bevond zich in de stroomlijn van de motor, naast de koplamp. Vergeleken met de voorgaande 1000 was er toch wel veel veranderd. De cilinderkop was onder handen genomen en er was een flink gemodificeerde vijfversnellingsbak aan boord die door een herziene primaire aandrijving aangedreven werd. Het motorblok was in isolerende rubbers opgehangen, hetgeen de nieuwe machine vrijwel trillingsvrij maakte. De koppeling was hydraulisch bediend, de liefhebbers vonden dat niet zo belangrijk, maar Laverda was destijds toch wel berucht om zijn zwaar te bedienen koppeling. De voetsteunen van de RGS 1000 waren via een excenter verstelbaar. Het achterste gedeelte van het zitje kon verwijderd worden als er een passagier meegenomen moest worden. Bijzonder fraai was de RGS 1000 Executive. Deze machine was voorzien van twee prachtig gelijnde zijkoffers en had een tweetal stroomlijnverbreders op de kuip. Met recht een heel echte Gran Turismo! De RGS was vormgegeven door Giuseppe Ricciuti. Er was ook een minder gestroomlijnde versie, de RGA en een sportieve, zwarte versie: de RGS Corsa. Daarnaast werd er speciaal voor de Engelse markt een RGA 1000 Jota op de markt gebracht. Ook een nieuwe RGS/SFC 1000 werd op de markt gebracht, met technische lekkernijen zoals een Marzocchi M1R-voorvork en Brembo Goldline-schijfremmen.

Enduro-kampioenschappen

Ook in de middenklasse werd Laverda actief toen ze in 1977 hun nieuwe 500cc-twin introduceerden. Deze machine leek op een verkleinde uitvoering van de 1000, maar er waren grote verschillen want hij was voorzien van een zesversnellingsbak en vier kleppen per cilinder! De twee cilinders van het 180 graden-motorblok hadden een boring x slag van 72 x 61 mm. De compressieverhouding in beide cilinders was 10:1. Net zoals zijn grotere broer was hij voorzien van dubbele nokkenassen. Ze werden aangedreven door een ketting, die tussen beide cilinders gehuisvest was. De 170 kg zware machine had een topsnelheid van 180 km/u. In ware Laverda-traditie was hij ook in een race-uitvoering leverbaar, de 52 pk sterke en 154 kilo lichte Formula 500. Zoals de naam doet vermoeden was dit een formule racer, de machine had zijn eigen raceklasse in Italië die al snel erg populair werd. In Spanje en Duitsland werd dit voorbeeld gevolgd. Er was ook een wat minder racy versie van de Formula: de 500 Montjuic. Deze machine werd vooral naar Engeland geëxporteerd. In de 600TT-raceklasse was de 500 tot bijzondere prestaties in staat.

Laverda 650 Sport – Neo-klassieker

Er kwam ook een 350cc-versie van de 500 op de markt, noodgedwongen geïnspireerd door nieuwe wetgeving in Italië die fiscaal erg ongunstig werkte voor motoren boven de 350 cc (35% belasting in plaats van 18%…). Feitelijk zette deze nieuwe wetgeving de Laverda 500 min of meer buitenspel, maar ook de 350 was te duur vergeleken met zijn directe concurrenten. Hij was nu eenmaal gedimensioneerd als een 500 en niet ontwikkeld als een 350. Dit zorgde ervoor dat het model niet de successtory werd als waarop gehoopt was. Dit gold overigens niet voor een aantal andere modellen die destijds onderdeel uitmaakten van het Laverda-modellenpallet, zoals een aantal 125cc- en 250cc-tweetakten uit de jaren 70 en 80.

In 1974 ging de 250 Chott in productie. Deze offroad was voorzien van een 250cc-eencilinder tweetakt met een vierkante boring x slag van 68 x 68 mm. Het motorblok was voorzien van twin spark-elektronische ontsteking. Dankzij het magnesium carter en de magnesium voorremnaaf was zijn gewicht met 108 kg prachtig laag. Bijzonder was dat de balhoofdshoek in drie standen te verstellen was, ideaal voor verschillende omstandigheden in het terrein. In 1976 werd de Chott opgevolgd door de 2TR, het was een flink doorwerkte Chott die beter geschikt was voor het terreinwerk. In die tijd begon de motorcross en de enduro erg populair te worden. Laverda speelde hierop in door een samenwerkingsverband aan te gaan met Husqvarna. In 1977 kwam dit tot uiting met de Laverda 125HW en met het contract van de Italiaanse motorcrosskampioen Italo Forni. Husqvarna stond destijds aan de top van de terreinsport en de ranke 125HW boekte al snel een aantal indrukwekkende resultaten. Het duurde niet lang of hij kreeg een groter broertje, de 250HW.

Succesvolle tweetakt

In 1977 gingen ook een aantal andere 125cc-tweetaktmodellen in productie, voorzien van een Zündapp-motorblok. Deze LZ (Laverda Zündapp) waren erg succesvol voor Laverda, want er werden er ruim 24.000 geproduceerd in veel verschillende uitvoeringen. De opvolger van de LZ, de LB (Laverda Breganze) 125cc-modellenserie, had een geheel door Laverda zelf ontwikkeld tweetakt motorblok. De componenten voor de waterkoeling waren nog wel afkomstig uit Duitsland. Dit veranderde echter toen de LB Uno 125 op de markt kwam. Deze motor werd helemaal door Laverda zelf gemaakt, zowel rijwielgedeelte als alle onderdelen van het motorblok.

Naar goede Laverda-traditie ontstond al snel een formule-raceklasse rond het meest sportieve model, de LB1 125 Sport. Tweetakten bleven een rol spelen bij Laverda. In 1989 bouwden ze zelfs een geavanceerde 125cc-Grand Prix racer. Het bleef echter bij een prototype.

Laverda verraste in 1984 vriend en vijand toen ze een vierwiel aangedreven vrachtwagentje introduceerden. Het was de Laverda X 4, hij werd aangedreven door een viercilinder dieselmotor van 2,5 liter. Het was een terreinvoertuig met een gigantisch klimvermogen. Hij was in diverse uitvoeringen leverbaar, maar werd geen commercieel succes. Er zijn er slechts ongeveer zeventig van gebouwd.

Succesvoller was de OR Atlas 600 572cc-twin enduro die in 1985 het levenslicht zag. Deze machine had een flink doorwerkte versie van het motorblok van de 500 Twin die bijna tien jaar eerder geïntroduceerd was.

Het einde van Laverda

Een heel bijzondere machine in de historie van Laverda was zonder twijfel de 1000cc-V6. Een prototype werd tijdens de Show van Milaan in 1977 aan het publiek getoond. Deze machtige machine was ontworpen door ing. Vittorio Alfieri. Hij stond bekend om zijn V6- en V8-ontwerpen voor Maserati en had erg veel affiniteit met de autoracerij in de Formule 1. Het was de bedoeling dat deze machine Laverda nieuwe technologische inzichten zou verschaffen. Daarnaast zou de V6 als basis moeten dienen voor een nieuwe generatie Laverda’s die in cilinderinhoud zouden variëren van 250 tot 1250 cc. De opbouw van de V-multi leende zich daar goed voor, maar het zou er helaas niet van komen. De ontwikkeling zou kapitalen gaan kosten, wat wellicht nog te rechtvaardigen zou zijn doordat dit deels in de racerij plaats zou kunnen vinden. Helaas mocht dat niet zo zijn. De V6 zou van start gaan in één race, de Bol d’Or van 1978 die verreden werd op het Franse circuit Le Castellet. In die race werd hij bereden door de rijders Cereghini en Perugini, maar de motor viel helaas uit. Dat was jammer, want het was een prachtige machine die in technologisch opzicht een lekkernij was. Het prachtige dry sump-motorblok had een cilinderinhoud van 996 cc. De zes cilinders in V hadden een boring x slag van 65 x 50 mm. Hij was voorzien van dubbele bovenliggende nokkenassen, vier kleppen per cilinder en een vijfversnellingsbak. Gezien de in de lengte geplaatste krukas was gekozen voor een secundaire aandrijving met een cardan. En juist dit onderdeel gaf de geest in de Bol d’Or. Toch had hij indruk gemaakt. De 216 kg zware V6 was immers een rijdende testmachine en in dit opzicht was de gemeten topsnelheid van 265 km/u voor die tijd absoluut indrukwekkend. Helaas werd deze opzienbarende machine niet verder ontwikkeld en kwam er ook geen vervolg qua productiemodellen, want vanaf 1979 verboden de reglementen in de endurance racerij het gebruik van motoren met meer dan vier cilinders.

De V6 had dus model moeten staan voor een nieuwe serie, maar dat zou er helaas niet van komen. Laverda zou zich voortaan concentreren op de driecilinders, de 350/500-tweecilinders en de tweetakten in de kleinere klassen. Desalniettemin begon het tij zich langzaam te keren, de RGS-modellenserie kon dat ook niet meer tegenhouden. De verkopen begonnen langzaam maar zeker terug te lopen. Uiteindelijk kon het noodlot niet meer gekeerd worden en sloot de oude Laverda fabriek in Breganze begin jaren 90 haar deuren.

Een opleving door het nieuwe Moto Laverda (I.MO.LA Moto Laverda S.p.A.) gaf even een heel mooie nieuwe impuls met modellen zoals de Ghost, de 668 en de 750S, maar ook dit was geen lang leven beschoren. Ook de overname door Aprilia in 2000 gaf geen soelaas, ondanks een mooi gebouwd SFC-prototype in 2002 en een pre-productie prototype in 2003, beiden aangedreven door een Aprilia V4-motorblok. Ondanks de 150cc-scooter Phoenix en een reeks quads viel het doek voor Laverda vanwege het faillissement van Aprilia en daarna de overname in 2004 door Piaggio. Die besloot aan Laverda geen vervolg te geven. Sindsdien is het merk niet meer actief. Wie geïnteresseerd is om zich eigenaar van Laverda te noemen, kan zich melden bij Piaggio’s hoofdkantoor in het Italiaanse Pontedera…

Met dank aan: Hans Smid, Massimo Laverda †

Foto’s: Archief A. Herl / Foto Diudarillo

Met drie BSA’s en een Norton op avontuur met de Smyrna-Express #1

0

Tijdens de beurs van Wormer ontstond het plan om in de zomer van 2024 een grote reis op de motor te maken. Klaas stelde voor de Stelviopas te beklimmen en door te rijden naar Samobor bij Zagreb om daar het huis te bewonderen dat Niko onlangs had gekocht en verbouwd. Rob had een jaar eerder al voorgesteld om zijn vriend en collega Ohran in Turkije te bezoeken. Aangezien we in Zagreb al halverwege zouden zijn, lag het voor de hand door te rijden naar Izmir/Smyrna. Piet, die vorig jaar al liet zien heel enthousiast te zijn toen hij alleen, op de A10, bijna 3.000 km door Frankrijk had gereden vulde ons kwartet aan, zodat we van start gingen met drie BSA’s en een Norton. De startdatum werd vastgesteld op 1 juni en eindelijk ging het grote avontuur beginnen!

Aanvankelijk waren we van plan om door Duitsland (het Zwarte Woud) en Zwitserland te rijden, maar toen ik een paar dagen vóór ons vertrek de weersverwachting voor die streek bekeek, waren de voorspellingen heel somber met veel regen en sneeuw in de Alpen. Sommige bergpassen waren nog steeds, of weer opnieuw, afgesloten. Volgens onze geplande route over de Berninapas was Italië onbereikbaar. De pas was weliswaar open maar er lag sneeuw en auto’s waren verplicht met sneeuwkettingen te rijden. We besloten daarom onze route om te gooien en niet met de klok mee maar tegen de klok in te rijden, via Frankrijk.

COMPLET

De eerste dag reden we snelweg tot Maastricht en daarna door de Ardennen naar Luxemburg. In de gelijknamige hoofdstad hadden we een camping op het oog, maar bij aankomst werden we verrast door een bordje ‘complet’. Rob en Piet lieten zich hierdoor niet afschrikken en stapten de receptie binnen. Met een brede grijns kwamen zij even later naar buiten want hoewel de camping ‘vol’ was voor sleurhutten en woonwagens, was er voor ons, tentkampeerders, nog volop plek. De tweede dag reden we naar Dole. De camping bleek een zompige aangelegenheid te zijn met doorweekte grasvelden die niet uitnodigden om onze tentjes op te zetten. Gelukkig konden we hier een vakantiehuisje huren. De route via Lons-le-Saunier en de Col du Frêne leidde ons daarna naar St-Michel-de-Maurienne. De pas was met 950 meter niet echt hoog, maar het was een mooie weg die al een beetje het gevoel gaf dat we in de bergen reden en naarmate we zuidelijker kwamen werd de route steeds mooier.

HANNIBAL

De dame van de camping vertelde dat de secundaire weg naar Modane was afgesloten. Niet vanwege sneeuw, maar vanwege steenval. Daardoor waren we genoodzaakt de snelweg door de tunnel te nemen. We namen de eerste afslag naar Modane waar we stopten voor de koffie. Vervolgens gingen we de Col du Mont Cenis over die met een hoogte van 2083 meter een echte bergpas kan worden genoemd. Op pashoogte lag nog sneeuw. We werden daar aangesproken door een oude vrouw in klederdracht (of waren het lompen?) die in een onverstaanbaar dialect een heel betoog hield over Napoleon en de piramide van Austerlitz. Even later bleek dat, ruim 2200 jaar geleden, Hannibal met zijn olifanten deze route had genomen toen hij Rome probeerde aan te vallen. Het huidige tracé werd aangelegd tussen 1802 en 1805 in opdracht van Napoleon die er diverse keren gebruik van maakte. Tijdens de afdaling was ik blij dat mijn verlichting werkte, want op sommige plekken was de mist zo dik als gortepap. Na de mist kregen we een klein beetje regen. Een eindje voorbij Turijn, bij Asti, vonden we een camping. Daar ontmoetten we een Duitser uit Berlijn die vertelde dat in Zuid-Duitsland de snelwegen volledig onder water stonden.

SNELWEG

Bij het bestuderen van de kaart bleken er drie opties te zijn om in Ancona te komen: 1: geitenpaadjes, 2: de (ongetwijfeld drukke) secundaire weg door grote steden als Piacenza, Parma, Modena en Bologna of 3: de snelweg. Met de ervaring van de vorige dag (veel rotondes) besloten we voor de snelweg te kiezen. Dat is weliswaar een onaantrekkelijke route, maar het schiet wel op. Onder het motto van ‘geen getob, gas d’r op’ kwamen we die middag, na een rit van 250 km, om 13.45 uur al aan op de camping in Modena. Die stad bleek een knooppunt te zijn van de noord-zuid route (Verona-Rome) en de west-oost route (Turijn-Milaan-Ancona). Naast de camping lag een groot parkeerterrein en er was een ‘Ristorante Turismo’. Dat was de perfecte plek voor ons diner. Je kunt zeggen wat je wilt van Italianen, maar ze kunnen uitstekend koken en serveren geen kleine porties. Dat dachten de vele vrachtwagenchauffeurs blijkbaar ook. Het gigantische parkeerterrein stond bomvol met vrachtwagens en de truckers lieten zich de Italiaanse specialiteiten goed smaken. Aan de andere kant van de camping waren nog twee van dit soort restaurants met een groot parkeerterrein. Na weer een snelle rit kwamen we op donderdag al om 13.00 uur aan in de haven van Ancona. We hadden geluk dat diezelfde avond om 19.00 uur de boot naar Durrës in Albanië zou vertrekken. Voor een schappelijke prijs konden we de overtocht inclusief een vierpersoons hut boeken.

ALBANIË

Het was een lange overtocht zodat we pas om 11.00 uur van boord konden. Op de River Side Camping in Berat werden we hartelijk ontvangen, maar deze locatie bleek meer geschikt te zijn voor campers dan voor tentjes. Rob was er intussen achter gekomen dat het carburateurrubber van de Commando gescheurd was, waardoor de motor valse lucht aanzoog en slecht liep. Langs de doorgaande weg door Berat ontdekten we een zaak in automaterialen. De eigenaar kon Rob niet aan het juiste rubber helpen, maar misschien wist hij een andere oplossing. Hij belde een kennis die een motorreparatiewerkplaats had. Deze vriendelijke Albanees kwam ons met zijn brommertje ophalen en bracht ons naar zijn bedrijfje. Daarna ging hij op zoek naar een slang van de juiste maat. Hij kwam terug met een oude radiatorslang met de goede diameter. Daar kon hij twee stukken van afsnijden die goed op de Norton pasten. Hij kon ons nog met iets anders helpen want zijn neef beheerde een camping in het stadje. De camping was niet groot maar heel verzorgd en er was schaduw. ’s Avonds heeft de vrouw van de campingbaas voor ons een heerlijke Albanese maaltijd gekookt. De wijn was gemaakt door een buurman, ze smaakte prima en kostte slechts € 5,- voor anderhalve liter. Terwijl wij de schaduw opzochten, belde Klaas naar huis en hoorde hij dat het in Schagen hagelde. Onze route naar het zuiden liep naar Gjirokaster. Verdwalen kun je niet in Albanië want er loopt maar één weg naar de grens met Griekenland. Tijdens een tankstop kwam de benzineman naar ons toe en hij gaf ons elk een T-shirt. We waren stomverbaasd over zoveel vriendelijkheid. Camping Familia in Gjirokaster was een mooie overnachtingsplek met een goed restaurant en een klein grasveldje waar onze tenten konden opzetten.

Edo’s motoravontuur in Australië: een roadtrip langs de Great Ocean Road

GRIEKENLAND

De grensovergang naar Griekenland leverde geen moeilijkheden op. 25 km verder, in Kalpaki, reden we op een T-kruising bijna letterlijk tegen een bar aan waar we koffie konden drinken en een broodje konden bestellen. Er was nauwelijks verkeer, misschien ook omdat het zondag was. Via Ioannina reden we vervolgens naar Arta. In de binnenlanden van Griekenland zijn niet of nauwelijks campings te vinden, maar er zijn wel hotels. Het Arta Palace Hotel was heel groot en zag er luxe uit. Desondanks bleken wij de enige gasten te zijn. Misschien was men nog niet voorbereid op het toeristenseizoen want stukadoors waren bezig de buitengevels te pleisteren en het zwembad was nog leeg. De bar was gelukkig wel open, maar men kon niet voor een diner zorgen. Dat was geen probleem want een bezorgservice uit Arta bracht ons een prima maaltijd. Op maandag volgden we de secundaire weg nr. 5 naar het zuiden. Vroeger was dit de hoofdroute, maar na de aanleg van de snelweg die hieraan evenwijdig loopt is er nauwelijks verkeer. Zowel de motoren als wij kregen het zwaar te verduren want de temperatuur steeg al snel richting de 40 graden. Al deed ik niets dan nog zakten de zweetdruppeltjes van mijn voorhoofd in mijn ogen. De brug bij Antirrio, die naar Patra voert, lieten wij rechts liggen en volgden de kustroute die nu langs de Golf van Korinthe liep. Het was een mooie en rustige route die ons via Nafpaktos naar Itéa bracht. Een paar kilometer verder, bij Delphi, vonden we een mooie camping. We vermaakten ons die middag in het zwembad. Het was slechts 170 km naar Piraeus zodat we de volgende dag omstreeks twee uur al aankwamen in de haven. Ik had thuis al ontdekt dat er geen rechtstreekse veerdienst is van Griekenland naar Turkije. De enige mogelijkheid om toch die overtocht te maken is om de boot te nemen naar het eiland Chios en vandaar over te steken naar Cesme in Turkije. De boot zou om acht uur ’s avonds vertrekken dus we waren mooi op tijd. Een groot deel van de middag hebben we doorgebracht op een terrasje in de schaduw. In Nederland was die dag code geel afgekondigd (regen, storm, 10°C) en in Griekenland code rood i.v.m. de hitte van 40°C, droogte en gevaar voor bosbranden. We dachten dat deze temperatuur normaal was voor deze tijd van het jaar maar zelfs de Grieken werd het te heet.

BIJ OHRAN

Het was nog donker toen we om vier uur arriveerden op Chios. Op dat moment ging een van de havencafeetjes open zodat we daar konden zitten, koffie drinken en een broodje eten. Voor het café stonden vier dikke Harley’s geparkeerd met Turkse nummerplaten. Om acht uur vertrok de boot naar Cesme. We hadden geen idee hoe die boot er uit zou zien en verwachtten een ferry van het formaat waarmee we waren gekomen. Maar die ferry kwam niet. In een hoek van de haven lagen wel twee kleine bootjes. Die bleken dus de oversteek naar Azië te maken. Op onze (Griekse) boot was plaats voor (naar schatting) 50 passagiers. Voor onze vier motoren was ook een plekje en verder stond er nog één personenauto op. Een tweede had eventueel ook nog gekund maar dan zou de boot bomvol staan. De Harley-rijders gingen aan boord van de tweede (Turkse) boot die achter ons aan voer naar de overkant. Het was een oversteek van ruim een half uur naar Cesme. Daar begon de bureaucratie. Die Turkse gumrukkers (gümrük = douane) snapten helemaal niets van onze kentekenbewijzen. Ze keerden ze wel tien keer om omdat ze het merk van de motor niet herkenden. BSA en Norton stonden niet in hun digitale systeem en ondanks dat Rob op zijn pet met de merknaam Norton (of was het zijn voorhoofd) wees, wisten zij niet wat zij er mee aan moesten. Uiteindelijk kwam de chef erbij die besliste dat de motoren maar als BMW moesten worden geregistreerd. Die naam stond wel in hun systeem, bestond ook uit drie letters en begon ook met een B. Na meer dan een uur bureaucratisch geneuzel konden we eindelijk verder. Het was slechts 45 km naar Urla waar we Robs vriend en collega Ohran ontmoetten. Hij had jarenlang in Haarlem gewoond en met Rob samengewerkt, maar was een paar jaar geleden terug gegaan naar zijn thuisland. In Urla heeft hij een bedrijf opgezet waar hij polyester motorboten bouwt van circa 10 meter lang. Er is veel vraag naar deze boten, niet alleen in Turkije maar ook in Europa. Na de kennismaking en een rondleiding door de scheepshallen was het tijd voor de lunch. Ohran nam ons mee naar een hamburgerrestaurant van één van zijn kennissen. Daarna bracht hij ons naar het hotel. We hadden die middag afgesproken in de jachthaven van Urla. Ohran is pas gelukkig als hij op het water is en wilde dit geluk met ons delen. We voeren naar een eilandje waar we voor anker gingen en konden zwemmen en barbecueën.

BAZAAR

Om toch een stukje cultuur op te snuiven brachten we op donderdag een bezoek aan de bazaar in Izmir. Het was weer gruwelijk heet en geheel tegen onze principes reden we de rit van circa 40 km in een T-shirt en op gympies. Onderweg waren er veel politiecontroles en een keer werden we aangehouden. Toen de dienders zagen dat we buitenlanders waren mochten we doorrijden. Ohran vertelde die avond dat veel motoren, die in Turkije erg duur zijn, zonder verzekering rijden hetgeen de reden was voor de controles. De bazaar was overweldigend. Het oude gedeelte is overdekt door een gemetseld tongewelf. Daarop aansluitend loopt een wirwar van straatjes die zoveel mogelijk overdekt zijn om schaduw te creëren. Elk straatje heeft zijn eigen specialiteit waardoor alle winkels die een bepaald product aanbieden bij elkaar zitten. Zo was er een hele straat met schoenen en een afdeling met avond- en trouwjurken. Daarnaast werd je bijna verblind door het vele goud dat overal werd aangeboden. Turken zijn erg van de bling-bling en pronken graag met hun rijkdom. Zilver vinden ze materiaal voor sloebers, wie het kan betalen koopt goud. Midden in de bazaar stond een moskee. De deuren stonden uitnodigend open en na onze schoenen te hebben uitgetrokken gingen we naar binnen. Het bleek één grote vierkante ruimte te zijn met (Smyrna-?) tapijten op de vloer; daarom moet je je schoenen uittrekken. Die avond hadden we weer afgesproken met Ohran om in de haven een visje te eten.

Tekst & foto’s: Ad van Boheemen