dinsdag 26 augustus 2025
Home Blog Pagina 849

Ewan McGregor springt met de Honda Monkey over Obi Wan Kenobi

0

Een kleine motorfiets, een klein obstakel in de vorm van een marionet van Obi Wan Kenobi en een kleine ramp. Voor de tv-show van Jimmy Fallon was voor Ewan McGregor niets te veel.

https://youtu.be/7rs4ujCiQCk

De Star Wars-acteur nam de uitdaging eerder aan tijdens de Tonight Show van Jimmy Fallon. De stunt bestond eruit dat McGregor onder het oog van de camera’s een jump zou maken over een beroemde Star Wars-karakter met de iconische Honda Monkey.

Geen erg moeilijke uitdaging, maar wel een die de staf van de beroemde filmster met ingehouden adem volgde. Eerder hadden ze hem geadviseerd niet mee te gaan met het voorstel van Jimmy Fallon.

De verrassende motorverzameling van Koos Boerboom

0
motorverzameling koos boerboom

Koos Boerboom is al van jongs af aan een echte motorman. Vanaf z’n achttiende jaar heeft hij altijd wel diverse motoren in z’n bezit. Moderne fietsen, maar zeker ook klassiekers. Zo’n negentig stuks heeft hij er inmiddels gehad. Een rijk gevuld fotoalbum is daarvan het bewijs. Nu staan er in z’n werkplaats een handvol motoren. De meest bijzondere: twee zeldzame Engelse fietsen. De meest onverwachte: een Duitser met beplating. Nieuwsgierig geworden?

De 64-jarige Koos Boerboom uit Didam behoort tot die oude generatie motorliefhebbers die al als jochie aan motoren sleutelen en ze in weilanden of op bospaden uitproberen. Hij doet dat al op z’n veertiende. Trouwens, niet alleen raggen op de stoppelvelden – het akkerland – ook wel op de openbare weg, uit het zicht van de politie: ‘Op een NSU Fox, nota bene van m’n vader gekregen.’ Er zijn aardig wat motoren in die tijd ‘vakkundig’ door hem opgereden. Zonder moeite klinkt het: ‘Onder andere een Sparta met ILO-blok, TWN en ook een Victoria Bergmeister met zijspan, die ik samen met m’n broer had. Hartstikke zonde natuurlijk, maar toen dacht je daar niet bij na.’

motorverzameling koos boerboom

Uiteraard verkiest hij als achttienjarige een motorfiets voor op de weg. Sindsdien is er 46 jaar verstreken en in die periode is Boerboom niet één dag zonder motorfiets geweest: ‘Klassiekers en een moderne motor erbij voor het toeren en de vakanties.’ Dat gold ook in al die jaren dat hij als vrachtwagenchauffeur door Europa toerde en dus veel van huis was. ‘Weer thuis pakte ik dan meteen de motor. Maar de laatste paar jaar ben ik planner bij hetzelfde bedrijf en heb ik veel meer tijd om te sleutelen en te rijden.’

Altijd stonden er dus wel enkele motoren in zijn schuur. Maar Boerboom beperkt zich daarbij niet tot modellen van één merk. Zeker niet, hij waardeert uiteenlopende merken, modellen en typen. Een fotoalbum komt op tafel met daarin de kiekjes van heel veel van zijn motorfietsen. In al die jaren heeft hij er zo’n negentig gehad. Motoren van Engelse makelij, maar ook Duitse, Japanse, Amerikaanse en Italiaanse merken zijn vertegenwoordigd. Voor de vuist weg geeft hij een kleine opsomming: ‘Een Dollar uit 1928 was m’n oudste, verder Suzuki’s, Yamaha’s, Honda’s, een Zündapp, BMW’s met en zonder zijspan, Laverda’s en natuurlijk diverse Nortons en Triumphs.’ Z’n belangstelling voor motorfietsen is dus duidelijk breed. Heel breed zelfs, maar toch ook niet onbegrensd. ‘Ik wil absoluut geen roestbakken of barrels. Ze moeten wel goed verzorgd zijn. Merk, waarde of cilinderinhoud zijn dan niet zo belangrijk.’

Bulldog op wielen

Een blik op z’n huidige ‘rollende materieel’ laat zijn veelzijdigheid zien. Z’n moderne motorfiets is een dikke Yamaha FJR1300, bedoeld voor stevig toerwerk en vakanties. ‘Vorig voorjaar nieuw gekocht en in de zomer volgde meteen een mooie trip over de bergwegen in Italië, Oostenrijk en Zwitserland.’ Boerboom is zeker niet iemand die meteen als een blok valt voor moderne snufjes en de zegeningen van de modernste techniek. Vroeger deden we het ook gewoon zonder, is zijn motto. ‘Die FJR zit ook vol toeters en bellen. Het is bijvoorbeeld een semi-automaat en – eerlijk is eerlijk – dat is toch wel erg makkelijk.’

Z’n andere betrekkelijk jonge motorfiets is een Harley-Davidson uit 1996. Een Softtail, 1340 cc zwaar en in een aparte uitvoering. ‘Er zijn er maar tweeduizend van gemaakt. Hij heeft een extra grote tank en Fatboy-uitlaten.’ Met het merk Harley-Davidson heeft hij trouwens een lange vriendschap opgebouwd. Al zestien jaar heeft hij er zo’n dikke V-twin bij. Boerboom is lyrisch over de onverzettelijkheid en het niet te evenaren geluid. ‘Kort samengevat: een bulldog op wielen.’

Engelse schoonheden

Van zijn klassiekers trekken twee Engelse schoonheden ogenblikkelijk de aandacht. Het zijn technisch en historisch gezien zeer interessante modellen. Bovendien mag je ze gerust zeldzaam noemen. Het gaat om een Royal Enfield Continental GT en een Sunbeam S7. Befaamde Engelse merken van weleer.

Wie de rode Royal Enfield uit 1969 ziet, denkt misschien: ‘Hé, heb ik die niet in een modern motorblad zien staan? Wel, dat is juist want het Indiase Royal Enfield heeft een 535cc-twin uitgebracht, die uiterlijk helemaal van het model uit de jaren zestig is afgekeken.

Even een stukje geschiedenis: Royal Enfield komt in 1964 met de Continental GT, een eencilinder met het uiterlijk van een volbloedcafé-racer. Dus met lage clip-ons, lange tank, swept back-uitlaatbocht en een gekieteld motorblok. Dat type motorfiets is in die tijd razend populair in Engeland. De Royal Enfield is maar 250 cc, maar aan z’n prestaties mankeert niks: 21 pk bij 7.500 tpm en een – optimistische – topsnelheid van 160 km/u. Het is daarmee zelfs de snelste Engelse 250 cc in die tijd.

Maar de fabriek zit bij de presentatie van het model al in economisch zwaar weer. De afzetten vallen zwaar tegen door de concurrentie uit Italië en vooral het opkomende Japan. Daarbij komt dat de eencilinder stevig geprijsd is, zeg maar gerust duur. Royal Enfield staakt dan ook al snel de productie en probeert van de voorraad af te komen door de prijs met meer dan een kwart te verlagen. Zonder succes. In ons land zijn de verkoopcijfers zelfs een drama. MOTOR schrijft in die tijd: ‘We betwijfelen zelfs of er ooit een exemplaar in Nederland verkocht is.’

Royal Enfield Sunbeam S7
Royal Enfield Sunbeam S7

Boerboom meent dat er nu twee exemplaren in ons land zijn. Je krijgt ze dus maar sporadisch te zien. Jammer, want de Continental is bloedmooi met z’n lange, felrode polyester tank. Daaronder het gladde blok met de grote Amal-carburateur met open kelk. Prachtig is ook de glimmende cockpit met kilometer- en toerenteller. Altijd goed voor de looks: de langs het blok gebogen swept back-uitlaatbocht. Apart zijn de platen in het voorwiel. Bedoeld om de remtrommel groter te doen lijken dan hij in werkelijkheid is. Niet zichtbaar, maar opvallend voor een Engelse machine is de vijfversnellingsbak. ‘Die was niet standaard, maar tegen bijbetaling leverbaar.’

Peperdure tank

Boerboom kocht zijn Enfield in 2012: ‘Van een liefhebber, die ’m ooit zelf uit Engeland had gehaald.’ De motor ligt dan al 24 jaar in onderdelen in kratten, dozen en jampotten. Hij is wel vrijwel compleet, op een olieplug en spatbordbeugel na. Voor het vervangen van de ontbrekende en versleten onderdelen kan hij terecht bij Hitchkock Motorcycles in Solihull, een begrip in de wereld van de klassieke Royal Enfields. Boerboom bestelt er voor de revisie van het blok onder andere een tweede overmaat zuiger, kleppen en -geleiders en diverse bronzen bussen. In het contact met het bedrijf doet Boerboom wel een opmerkelijke ontdekking. Hij informeert namelijk ook naar nieuwe benzinekranen. Uit de reactie van Hitchkock blijkt dan dat een originele polyester tank uitermate zeldzaam is. Vrijwel allemaal zijn zij namelijk aangetast of zelfs verwoest door de ethanolhoudende benzine. ‘Omdat mijn tank bijna 25 jaar lang kurkdroog was weggelegd, was hij nog knetterhard. Hitchkock bood mij meteen duizend pond, maar dat feest ging natuurlijk niet door.’

Royal Enfield Continental GT
Royal Enfield Continental GT

Bij de revisie van het blok laat hij de cilinder uitboren en nieuwe klepzetels in de kop aanbrengen. Een galvaniseerbedrijf mag zich buigen over de wat aangetaste velgen. ‘Maar het verchromen is helaas niet honderd procent gelukt. Je ziet duidelijk nog wat pikkeltjes.’ Toch peinst hij er niet over om een set namaakvelgen te kopen, want in de originele exemplaren staat de naam Dunlop gestanst: ‘Die details, daar gaat het mij om. Je mag trouwens ook best zien dat het om een motorfiets van ruim vijftig jaar oud gaat.’

Kleine Norton Manx

De opbouw van de Royal Enfield kost hem in totaal vier jaar. Veel van die tijd gaat zitten in het lekvrij maken van het blok. Boerboom probeert andere keerringen, pakkingen en neemt de passing van de lagers onder de loep. Uiteindelijk wordt zijn volharding beloond: ‘Kijk maar, geen karton of opvangbak onder de motor. Hij is echt potdicht.’

Grijnzend wijst hij nog naar de voorvork. Een vorige eigenaar had de vorkpoten onder de kroonplaat nogal ruw behandeld en dus beschadigd. Boerboom vindt de oplossing in de stang van de huiselijke stofzuiger: ‘Precies de maat om over de poten te schuiven. Ik hoefde ze alleen maar op de juiste lengte te zagen.’ Z’n vrouw eiste daarna wel een gloednieuwe stang…

Aan de motor moeten nog wel een paar kleine dingetjes gebeuren. Hij heeft nog nieuwe transfers voor op de tank en het kapje om de accu moet er nog op. Hetzelfde geldt voor het kleine sierkuipje boven de koplamp.

Rijden doet hij graag met de Enfield. Lekker slingeren op de dijken in de buurt. Vandaar dat-ie ook op sportieve Dunlop TT 100-bandjes staat. De eencilinder stuurt strak, snorkt lekker door de open kelk en laat felle roffels uit de uitlaat horen. ‘Het is eigenlijk net een kleine Norton Manx.’

Staan eencilinders vaak te boek als lastige starters, de Continental is juist erg welwillend. ‘Dat gaat probleemloos. Maar het is wel een rotzak met schakelen. De bak is namelijk wat kleverig. Ik wil daarom de schakelklok nog eens goed polijsten.’

Insteekhendels

Z’n andere Engelse pronkstuk is een Sunbeam S7 uit 1948. Een zware toermotor met een groot blok en dikke ballonbanden. Een bijzondere en indrukwekkende verschijning. De S7 heeft een in de lengterichting geplaatst motorblok met cardanaandrijving. Het is een verticale tweecilinder, 500 cc zwaar. Even een stukje historie: de S7 is een vondst van constructeur Erling Poppe. Er zijn achtereenvolgens drie modellen van gemaakt. De eerste is de S7 Tourer, die verschijnt in 1946. Het is nu de meeste gewilde en… juist, het exemplaar dat bij Boerboom in de werkplaats staat. Het blok heeft voor zijn tijd een aantal bijzonderheden, zoals een enkele bovenliggende nokkenas, ingebouwde versnellingsbak (unitconstructie), horizontaal deelbaar carter en cardanaandrijving. Dat maakt ’m ten opzichte van de concurrentie duur en dat is terug te zien in de verkoopcijfers. Er zijn er tussen 1946 en 1948 niet meer dan 2.100 van gemaakt. De Tourer wordt in 1949 gevolgd door de S7 De Luxe en de S8. Beide hebben andere cilinderbussen, een gewijzigd frame en een ruimere oliecapaciteit. Van de De Luxe zijn zo’n 5.500 exemplaren gebouwd. De S8 is de sportversie met een aangepaste voorvork en ‘gewone’ velgen en banden. Het is met 8.500 stuks het meest geproduceerde model. Boerboom wijst even naar het stuur van de motor. ‘Het eerste model heeft nog die fraaie ‘omgekeerde’ insteekhendels. Bij de volgende modellen zitten er gewone op.’

Kenmerkend voor de Sunbeam zijn wat technische mankementen. De bij het eerste model gemonteerde voorvork met z’n extern geplaatste veren – de spring box – tussen de vorkpoten was geen succes en werd daarna vervangen door gewone telescoopvering. Een blijvend probleem bij de Sunbeam was de aandrijving van de cardan. De fabriek gebruikte daarvoor een wormwiel en die is kwetsbaar als er flink gas wordt gegeven. Dat probleem werd opgelost door… het vermogen van het motorblok wat terug te brengen.

Banden van VW Kever

Boerboom kocht zijn S7 in 2012. Hij was toen al een jaar of twintig op zoek naar een net en betaalbaar exemplaar. De reden waarom hij juist graag zo’n dikke Sunbeam wilde? Zoals wel vaker ligt nostalgie daaraan ten grondslag. Als kind had zijn oom er namelijk één. ‘Vooral de banden maakten indruk. Als ze glad werden, verving mijn oom die voor de banden van een VW Kever.’

De S7 is bij aankoop compleet, maar heeft wel wat aandacht nodig. Hij laat hem spuiten en reviseert het motorblok: ‘Inclusief nieuwe cilinderbussen, big ends en de aandrijving. Alles bij elkaar een dure grap.’ Maar… ondanks z’n zorgvuldige gesleutel lekt de twin nog steeds. ‘Ja, het is en blijft een Engelsman. Ik moet nog een oliekanaaltje in de cilinderkoppen uitboren. Misschien dat dat helpt.’ Hij rijdt per jaar een paar honderd kilometer met de twin. Gewoon, voor het plezier. Voor soloritten gebruikt hij dan het standaardzitje. Wil z’n vrouw mee, dan wordt een groot zadel van een Harley-Davidson Softail gemonteerd.

Kamerbrede kuip

Bij elkaar staat z’n duo klassieke Japanners. Geen fietsen met een adembenemende uitstraling of grote exclusiviteit. Maar zoals eerder gezegd, Boerboom heeft een heel brede interesse. Als ze er maar verzorgd uitzien… en dat doen beide zeker. De oudste Japanner is een Suzuki GS850 uit 1979. Een viercilinder die ondanks zijn leeftijd in fraaie staat verkeert. ‘Origineel en mooi, niks geen roest of rottigheid. Ook niet met een kwastje her en der bijgeschilderd.’ Hij wijst nog graag op een bijzonderheid: ‘De modellen uit dat bouwjaar hebben als enige uit de reeks een kickstarter.’ Hij bezit ’m sinds 2015 en is de tweede eigenaar. De eerste koper kocht ’m bij dealer Vink in Asperen en liet er meteen een ‘kamerbrede’ Vetter-toerkuip – gespoten in de kleur van de motorfiets – op zetten. ‘De originele koplamp en knipperlichten zijn nog splinternieuw en kreeg ik er ingepakt in een doos bij.’

Honda CB750F Bol d’Or uit 1981

Z’n andere Japanner is een Honda CB750F Bol d’Or uit 1981. De teller geeft ruim 72.000 kilometer aan, maar dat is niet aan de viercilinder af te zien. Hij staat er netjes bij. Boerboom kocht ’m twee jaar terug en dat was geen vooropgezet plan. ‘Ik houd m’n ogen open en soms loop je dan tegen iets leuks aan.’ Na de aanschaf is een opknapbeurt overbodig, een servicebeurtje volstaat. ‘De gewone dingen nalopen. Wel heb ik voor de zekerheid de carburateurs grondig gereinigd.’

Duits karkas

In de werkplaats staat tussen de motorfietsen ook nog een… Heinkel-scooter. Model Tourist uit 1961. Boerboom heeft ’m nog maar kort. ‘In nette staat en vrijwel compleet gekocht.’ Hij heeft de Duitse scooter voor de ‘fun’, maar bij de aankoop speelden toch ook nostalgische redenen mee. Heel vroeger had hij er namelijk ook een voor de winterse perioden. Om z’n motoren te behoeden voor ijs en pekel.

Naast het model uit 1961 staat ook nog een Heinkel-karkas, ontdaan van zijn beplating. Die is uit 1968 en wordt opgeknapt. ‘Op zolder ligt ook nog een incomplete uit 1958. De onderdelen daarvan verkoop ik via eBay en de Heinkel-Facebook-pagina om het opknappen van de 68’er te financieren.’

Tevreden

Met z’n verzameling motoren en scooters zit hij inmiddels aardig aan de grenzen die de werkplaats aan ruimte biedt. Misschien kunnen er met wat passen en meten nog wel een of twee bij. Maar is dat ook echt z’n bedoeling? Een nette en betaalbare Ariel Square Four heeft Boerboom ooit op z’n verlanglijstje gekrabbeld. Maar noodzaak is het zeker niet. ‘Nee hoor, ik ben zeer tevreden met wat ik heb. Maar… uitsluiten doe ik niks.’

De schuur van Ton Visser

0
Ton Visser

Ton Visser moet het niet hebben van de vierkante meters, wel van pure charme en schoonheid. Natuurlijk zou hij liever meer ruimte hebben, maar dat zit er midden in het centrum van Utrecht niet in. Ook dit hutje biedt genoeg ruimte om van alle kanten aan zijn oogverblindende Triumph Tiger T100 te sleutelen. Al moet Visser de Triton daarvoor wel eerst naar buiten duwen.

Bikers Inn in Ramsloh zoekt nieuwe eigenaar

0

Ooit de droom gehad een motorhotel of een motorkroeg te runnen. Dan is dit je kans. De Bikers Inn in Ramsloh is op zoek naar een opvolger. De inn ligt tussen Papenburg en Oldenburg. Het is niet de mooiste motorstreek van Duitsland, wel een van de leukste. Want dat zijn Ost-Friesen: leuk.

De huidige eigenaren Ela Meyer en Peter Valenta willen met pensioen en meer tijd doorbrengen met hun kleinkinderen. Ze runnen de Bikers Inn al 15 jaar met grote passie en vinden dat nu de tijd is gekomen om hun levenswerk over te dragen aan een ander.

Geïnteresseerden kunnen contact opnemen met Tim Kirchhoff van F&B Unternehmensberatung GmbH in Rastede, +49 (0) 4402/971277, t.kirchhoff@fb-unternehmensberatung.de

Shark Evojet: Drie in één

0

Bijzondere aan de Shark Evojet is dat het kingedeelte verbonden is met het vizier. Dit betekent dat je niet alleen het vizier opent, maar ook de hele voorkant. Voor een breder blikveld is de kin zo ontworpen dat het transparant is over een groot oppervlak. Aan de voorzijde zit een knop om het kingedeelte te ontgrendelen. Een kinband houdt de helm stevig op je hoofd, of helm nu is gesloten of met het kingedeelte omhoog.

Het hele mechanisme van het vizier zit verborgen aan beide kanten van de helm. De helmschaal verbergt ook een neerklapbare zonneklep.

De helmschaal kent twee maten, een vizier voorzien van een krasbestendige coating. Twee luchtinlaten en één uitlaat regelen de temperatuur in de helm. De voering is behandeld tegen bacteriegroei en is uitneembaar en wasbaar. Brildragers zijn blij met de kanaaltjes ter hoogte van de oren waarin je de brilpoten kunt steken. Verder is de helm voorbereid op het Shark-communicatiesysteem Sharktooth.

De Shark Evojet is verkrijgbaar in de maten XS tot XL en in zeven kleuren, waarvan vier tweekleurig. De Shark Evojet kost ongeveer 250 euro.

Raceheld Frankie Chili heeft de ziekte van Parkinson

0

Motorsportlegende Pierfrancesco ‘Frankie’ Chili heeft verteld dat twee jaar geleden de ziekte van Parkinson bij hem is geconstateerd.

Pierfrancesco ‘Frankie’ Chili is een meervoudige winnaar van GP’s, maar werd vooral bekend in het WorldSBK-kampioenschap. Zijn levendige en ongecompliceerde persoonlijkheid maakte hem gedurende zijn hele carrière populair. Chili heeft sinds 2006, toen een ongeluk tijdens tests zijn bekken beschadigde, niet meer aan wedstrijden meegedaan. Al die jaren daarna bleef hij wel actief in de paddock als manager van het Guandalini Racing Team.

Interview MoW

In een interview met MoW (Men on Wheels) zegt hij dat in 2018 de diagnose Parkinson bij hem is gesteld. Parkibsion is een degeneratieve ziekte van de hersenen die leidt tot trillen, stijfheid en moeite om de coördinatie te behouden. Hij ging naar de dokter omdat zijn handen zo trilden. ‘Toen mijn handen begonnen te schudden, ging ik naar de dokters,’ zegt Pierfrancesco. Ondanks de ‘grote klap’ blijft de 56-jarige Chili positief en lijkt hij zich als een coureur na een valpartij opgeraapt te hebben. ‘Het menselijk lichaam is niet anders dan een motor. Als een motor beroerd trilt, breng je hem naar een garage. Als een persoon trilt, gaat-ie naar de dokter.’

Niet door valpartijen

Sommigen hebben gespeculeerd of de ziekte het gevolg is van de ongelukken in zijn carrière, maar hij weigert stil te staan bij die mogelijkheid. ‘Het was een grote klap, maar ik ben een coureur en coureurs staan op terwijl ze leven. Ik ben vele malen gevallen, sommigen denken inderdaad dat deze ziekte het gevolg is van die klappen op mijn hoofd en van een hoofdblessure in het bijzonder die vele jaren geleden is verholpen. Maar ik vraag me dat niet af. Zo is het nu eenmaal en je moet vooruitkijken. Ik neem medicijnen die de trillingen in toom houden.’

Chili zegt ook dat het hem gelukt is om op een motor te stappen voor een circuitdag met voormalig WorldSBK-rivaal Troy Bayliss, maar hij geeft toe dat hij dat niet meer zal doen. ‘Ik ging naar Australië om wat rondjes te rijden met Troy Bayliss. Het was leuk, maar ik zal het nooit meer doen, te gevaarlijk, ik trilde meer dan de motor.’

Een GP500-racewinnaar in 1989, vier overwinningen in de GP250 niveau een derde plaats in het algemeen klassement in 1992. Vooral in de WorldSBK werd Chili coureur met een legioen fans. Hij won 17 races tussen 1995 en 2006 op Ducati, Suzuki en Honda. En als je niet weet wat voor type mens Chili is, moet je naar deze openhartige reactie na een crash in Spa-Francorchamps in 1990 luisteren… kijken tot het einde.

Yamaha NIKEN Lezerstest 2020

0

Vaste prik bij iedere lezerstest: een rijder-briefing. Een moetje van de bovenste plank. Toch werd al snel duidelijk dat dit niet zomaar een lezerstest en niet zomaar een rijder-briefing was. We wilden op voorhand duidelijk hebben dat de motor gewoon omvalt als je de zijstandaard inklapt. Dat doen motorfietsen. En dat is de Yamaha NIKEN bovenal – een motorfiets. Iets waar onze lezers snel achter zouden komen.

Yamaha NIKEN

 

Rotterdam Dirtride 2020 groot succes

0

De derde editie van Rotterdam Dirtride, afgelopen 12 en 13 september, was een groot succes. De deelnemers, bezoekers, sponsoren en organisatie hebben er samen alles aan gedaan om het evenement veilig, gezellig en vooral fun te houden. Bedenker en mede- organisator Gideon Schipaanboord vertelt: “We wilden er net als vorige jaren een laagdrempelig en vooral gezellig tweedaags motor- en familiefeest van maken, dat was dit jaar een behoorlijke uitdaging vanwege de corona-pandemie. Maar het is meer dan gelukt. In nauwe samenwerking met de lokale autoriteiten en dankzij de inzet van iedereen die erbij betrokken was, heeft iedereen een geweldige tijd gehad.”

Fun & games

Rotterdam Dirtride werd dit jaar voor de derde keer georganiseerd door o.a. de initiatiefnemers Gideon Schipaanboord en Joey Delwell. Uit heel Europa waren deelnemers naar Rotterdam gekomen om tegen elkaar te ‘racen’, door modderbaden te scheuren, motorpolo te spelen of het in andere fun-games tegen elkaar op te nemen. Nieuw dit jaar was de samenwerking met Dutch Flattrack. De Nederlandse flattrack-kampioen Maikel Dijkstra bracht rijders de fijne kneepjes van het flattracken bij en op zondag stond er een klassieke sprintrace op het programma. Tijdens het weekend was echter niet zozeer de snelste tijd bepalend, maar belangrijkere zaken zoals wie de bijzonderste outfit droeg, wie de mooiste crash maakte of wie het langst over het parcours deed.

Winnaar Dirtride 2020

Menno van Meer, een 25-jarige gepassioneerde motorrijder uit Breda bleek dit jaar de snelste te zijn. ‘Ik heb in mijn leven veel evenementen meegemaakt maar dit was zeker een van de leukste! De sfeer tussen de rijders onderling is zo bijzonder. Het gaat echt om de fun. Bijzonder was bovendien dat mijn eigen motor niet geschikt was voor het flattracken en toen mocht ik gewoon de motor van Arne Toonen (Nederlands filmregisseur) lenen, hoe gaaf is dat’. Menno had nog nooit geflattracked en bleek ook hier zeer goed in te zijn. Als afsluiting van het event vond er een afvalrace plaats, tussen de acht snelste rijders van het weekend. Menno bleek de overall winnaar van zowel Flattrack als de Dirtride. Het moment van winnen beschrijft Menno als: ‘Kippenvel. Iedereen stond te springen en te juichen. Wat een gaaf gevoel!’.

Harley-Davidson hoofdsponsor

Harley-Davidson was dit jaar de trotse hoofdsponsor van Rotterdam Dirtride. Het familiekarakter en de gedeelde liefde voor motoren passen immers goed bij het merk. Bovendien heeft Harley-Davidson een rijke, ruim 100-jarige geschiedenis op dirttracks in de VS. Met de legendarische XR750 op basis van een Sportster®-motor behaalde het merk tussen 1972 en 2008 maar liefst 28 AMA Grand National kampioenschappen binnen, meer dan welk ander merk dan ook. De XG750R waarmee H-D op dit moment strijdt om het Amerikaanse kampioenschap, is gebaseerd op de Revolution X™ V-Twin van de Harley-Davidson Street 750. Als ode aan die zegerijke geschiedenis reden tijdens Rotterdam Dirtride een vijftal custom XG750’s mee in de races. Daarnaast stonden er verschillende demo-modellen klaar voor rijders die de kicks van een Harley weleens zelf wilden ervaren. Zo’n 100 personen hebben een Harley-Davidson testgereden en voor velen was het hun eerste kennismaking met het merk. Met name de nieuwe, volledig elektrische LiveWire was populair tijdens het weekend.

Honda VFR400R NC30 en Honda CBR400RR NC29 test

0
Honda VFR400R NC30 en CBR400RR NC29

Een vloedgolf aan Japanse 400cc-sportmotoren uit de jaren tachtig en negentig spoelde via de grijze import over het Europese continent. Elk merk had minstens één zo’n voor ons uiterst exclusieve en sportieve 400. Honda niet, want dat merk had er zelfs twee: de VFR400R en de CBR400RR.

Vanuit de Japanse binnenlandse politiek verrees een compleet nieuw segment. De motoren voor het lichte rijbewijs moesten voldoen aan beperkingen ten aanzien van het motorblok, de motorprestaties en de topsnelheid, maar de fabrikanten hadden wel vrij spel bij het rijwielgedeelte. Dergelijke motorfietsen stonden niet zo ver van die in de huidige Moto2-klasse in de Grands Prix, alleen was dit voor op straat. Voor beginners…

Honda zette zwaar in op het 400cc-supersportsegment. Nadat de fabrikant met de CB400F in 1975 al aan de eerste vier-in-lijn-400 begon, kwam met de CBR400F uit 1983 de eerste CBR400. Overigens had die zelfs een voorloper van het VTEC-systeem aan boord, dus kun je nagaan. Honda zou de al snel volgende CBR400RR ook voorzien van de nodige innovatieve techniek, net als zijn sowieso al baanbrekende halfbroer, de VFR400R. Snel doorspoelend passeren we even het gruwelijke tijdperk van de CBR400R Aero, waarin het kuipwerk plotseling alles moest omvatten. Overigens was dat wel het debuut van het vloeistofgekoelde 399cc-zestienklepsblok met tandwielaangedreven nokkenassen. Dat had net geen 60 paardenkrachten en dat werden er ook nooit meer. Eén van die gestelde Japanse beperkingen was een motorvermogen van maximaal 60 pk. Logischerwijs was een cilinderinhoud van maximaal 399 cc een andere regel. Beide regels zorgden ervoor dat de fabrikanten alle focus op het rijwielgedeelte legden. In Japan was er voor motoren boven de 250 cc inmiddels ook een soort uit de klauwen gelopen apk. Elke twee jaar moest de motor worden gekeurd. De keuring was enorm strikt en binnen een jaar of vijf onhaalbaar. Het motorenbestand werd dus ook nog eens snel ververst en de fabrikanten wilden de jonge Japanse rijder aan zich binden. Zodoende was elke 400-supersport het beste wat het kon zijn. De strijd ging niet om pk’s, maar om de best sturende motorfiets.

Honda VFR400R NC30
Honda VFR400R NC30

Vingers aflikken

Het is dus niet heel gek dat in lijstjes van best sturende motoren niet zelden één van deze twee opduikt, soms zelfs allebei. Honda zat eind jaren tachtig en begin jaren negentig goed in zijn vel. De motorsport ging goed, de verkopen liepen door en de zaken gingen lekker. Honda wierp zich dan ook vol op de binnenlandse markt en de jonge motorrijder. Het lichte rijbewijs was enorm beperkt, maar door deze samenloop van omstandigheden waren er vele sportieve beginnersmotoren om je vingers bij af te likken. Zo maken ze ze helaas niet meer.

In het bijzijn van de VFR400R dreigde de CBR400RR onder te sneeuwen. De directe verwantschap van de kleine V4 met de legendarische VFR750R RC30 tilt hem in elk gezelschap boven de rest uit. Desondanks zijn het hier halfbroers onder elkaar. Uiteraard is de ene uitgerust met een 90-graden-V4 en de andere met een vier-in-lijn. Ze hebben ook alle twee een waanzinnig knap aluminium frame. Het strakke brugframe van de VFR is net zo netjes afgewerkt als het gewelfde aluminium kader van de CBR, maar verder hebben ze in de uitvoering weinig gemeen. Een bijzondere achterbrug, want het is een VFR. Of andersom? Nee, dan de CBR. Net als de NC23-voorganger van de CBR400RR, kreeg deze NC29 ook een bijnaam mee die refereert aan de achterbrug. Bij de voorganger was dit Tri-Arm en dit model heet de Gull-Arm. Die naam verwijst naar de achterbrug die omhoog trekt om de uitlaat dichter bij het zwaartepunt te houden en de grondspeling te vergroten. In de praktijk vergroot het niets van die grondspeling en over welk zwaartepunt hebben ze het bij Honda? Zowel de vier-in-lijn als de V4 weegt droog respectievelijk 165 en 163 kilo, dus is er feitelijk geen zwaarte. Een prachtig doelbewuste swingarm is het desondanks wel. Afijn, de NC30 krijgt vleugels van zijn banden met de RC30, maar het maakt de CBR400RR niet minder bijzonder. Om je een idee te geven van hoe veel aandacht er naar alle twee ging: beide hebben een boring- en slagverhouding van 55 x 42 millimeter, maar toch delen ze niet eens de zuigerveren, laat staan de zuigers. Voor de kleppen geldt hetzelfde. Toch ontkom je niet aan het stemgeluid dat ze delen, dat op het conto komt van de aansturing van de genoemde minuscule kleppen.

Houten balkje

Omdat het blok toch maar 60 pk mocht produceren, wilde Honda het maximale uit de 399cc-viertaktblokken halen. Zoals vaker zocht Honda de oplossing in het verhogen van het toerental. Zowel de VFR als de CBR draait tot maar liefst 14.500 toeren per minuut. Honda was erop uit om die 59,9 toegestane pk’s in te vullen met enkel volbloedpaarden. Volbloedpaarden met haast, dat wel. Beide machines ademen door Keihin-carburateurs. De CV-valstroomcarburateurs op de CBR zijn met 26 millimeter beduidend kleiner dan die op de VFR. Dat is een voordeel van de V4-configuratie en de 360-gradenkrukas: meer ademruimte op tempo zonder verlies van koppel onderin. Toch zal het complete inlaattraject van de VFR400 voor de ontwerpers geen pretje zijn geweest. Vier 34-millimeter-Keihins tussen de twee cilinderrijen proppen en die ook nog werkend krijgen, is best een prestatie. De Honda V4-sleutelaar is een houten balkje als carburateur-demontagegereedschap sowieso niet vreemd.

Hoewel onderdelen zeldzaam zijn, zijn de Honda VFR400R en de CBR400RR het waard om serieus op zoek te gaan. Officieel leverde Honda deze 400’tjes nooit in Nederland, dus voor hulp ben je bij onze importeur aan het verkeerde adres. Gelukkig zorgt de cultstatus van dit soort motoren ervoor dat aan bijna alles wel te komen is. Deze motoren waren het toppunt van hoe een sportmotorfiets kon zijn als er eens even niet aan paardenkrachten werd gedacht. De hese huil van de tandwielen die de nokkenassen aandrijven en de vier met haastige spoed gevulde cilinders is fantastisch. Dat er evenwel gang genoeg in zit, is van minder belang dan de zalige wendbaarheid.

Honda CBR400RR NC29
Honda CBR400RR NC29

Mee gekrompen zit

De jaren-tachtig-racezit met de voetsteunen hoog en de clip-ons ver weg is evenredig gekrompen met de hele motorfiets. De NC30 is nog krapper dan de CBR, maar desondanks voel ik me met mijn lichaamslengte van 1,86 meter niet eens echt onhandig groot voor de motor. Geënt op enkel en alleen de jonge Japanse motorrijder is er geen moment gedacht aan hoe een gewone Hollandse jongen zich hierop zou moeten opvouwen. Zoals gezegd kan zelfs de krappere van de twee bekoren. Het voelt alsof het zo hoort, net als het lange slepen van de koppeling bij het wegrijden: met gepaste spoed van de plek en met veel gas ook. Je krijgt de indruk dat alles zo klopt. Zodra je mentaal op sportief rijden bent ingesteld door de racer-achtige zithouding gaat het verder vanzelf. De iets ruimere CBR400RR bewijst waarom dit NC29-type CBR de laatste en de beste was. Elke generatie was op het blok na totaal anders, maar zo scherp en lichtvoetig als de CBR400RR NC29 zich laat leiden, is er maar weinig. Dan snap je dat het nooit beter zal worden dan dit. Koppel van onderuit is er weinig tot niets, maar zodra de motorfiets rolt en de toerentallen verder oplopen, wordt de CBR alleen maar beter. Het koude asfalt vervloek ik, evenals de vrij gedateerde banden. De remmen zijn wat sponziger dan je wellicht zou verwachten. Ze helpen toch met veel gevoel het maximale uit het belegen rubber te halen. Uiteindelijk moet je sowieso iets harder werken op de CBR dan op de VFR. Het klein beetje koppel van de V4 maakt meer dan een klein beetje verschil. Toch maakt dat het zo mogelijk nog bevredigender om de CBR door te trekken; nog net wat meer toeren en de des Honda’s boterzachte versnellingsbak aanspreken voor het volgende verzet. De underdog nog altijd, deze CBR400RR, maar wat voor een underdog!

Iets luier

De Honda VFR400R NC30 stal natuurlijk altijd de show. Iedereen met een hart voor oude sportmotoren linkt de 400 meteen aan de RC30, terwijl juist de NC30 stiekem de betere stuurfiets blijkt. Het gemak waarmee je de 59 pk van de VFR400R uitmelkt, doet je afvragen waarom je ooit dacht dat je de 100 pk van de VFR750R nodig had. De remmen zijn van een ander niveau dan die op de CBR en voor de vering geldt hetzelfde. Toch zit een groot deel van het nog gemakkelijker sturen van de VFR hem in het V4-blok en de samenstelling van het rijwielgedeelte. Het enkelzijdig gemonteerde achterwiel was bedoeld als uitkomst voor wielwissels in de 400cc-races van de Isle of Man TT, maar het ziet er vooral gaaf uit, terwijl de ophanging niet het interessantst is. Net zoals de grote 750-broer heeft deze VFR400 een 18-inch-achterwiel. De CBR400RR had met de komst van de NC29 al 17-inch-wielen voor en achter. De CBR is qua geometrie iets luier, maar heeft wel weer een kortere naloop. Het is echt niet dezelfde machine in een andere uitvoering, een verschil dat je merkt. De VFR400R staat behoorlijk op de neus, zonder dat het voorwiel voor het gevoel te veel te verduren krijgt of zou moeten krijgen. Helaas waren de banden onder de VFR zo mogelijk nog ouder dan die onder de CBR.

Toch toont het de potentie wel. Verhalen over dat je met een VFR400R in de sneeuw nog met je knie aan de grond komt, zijn er genoeg. Het voelt echter vooral speciaal door die beroemde bloedlijn, door de gigantische aandacht voor details en door de kennis en ervaring die er in de NC30 zijn gaan zitten. Zeker voor ‘maar een beginnersmotor’ is het waanzinnig. Dat geldt overigens eveneens voor de prijzen van knappe exemplaren zoals de CBR400RR en de VFR400R waaraan ik me mocht vergrijpen. Met de waardevastheid zit het wel goed. Voor minder dan € 5.000,- koop je tegenwoordig enkel exemplaren waarop veel motorrijders hebben leren rijden, als je snapt wat ik bedoel. Een voorganger van de CBR400RR NC29 vind je wellicht wel voor minder. Een VFR400R NC24 hoeft ook niet idioot duur te zijn, maar ontbeert de looks, al is er wel een officiële Rothmans-uitvoering geweest in 1987. Die blijft iets speciaals. De VFR werd trouwens in 1994 opgevolgd door de RVF400R – codenaam NC35 – en met een upsidedownvork en een uiterlijk dat duidelijk is gerelateerd aan de RVF750R RC45 is het absoluut een knapperd. Daardoor leveren ze ook serieus geld op. Qua rijden schijnt de NC30 toch nog steeds de beste keuze te zijn.

Onderdelensituatie

Een nadeel aan de import buiten de merkvertegenwoordiging om blijft de onderdelensituatie. Gelukkig is er wel een kleine cultscene ontstaan rondom Honda’s 400-supersports. Via online fora en groepen op social media kom je gemakkelijk in contact met liefhebbers van over de hele wereld. De prijzen zijn wel even slikken, maar wie goed zoekt… Sowieso is ’s lands eigen cmsnl.com een ideale bron van OEM-delen. Het Brits-Thaise Tyga Performance, met het Europese hoofdkwartier in Staphorst, biedt ook een enorme selectie aftermarket-delen, tot en met uitlaten aan toe. Een uitdaging dus, maar wel een leuke uitdaging.

Zwakke punten

Zowel de CBR als de VFR heeft het imago onverwoestbaar te zijn en dat is ook zo. Beide zijn gemaakt om enorme toerentallen te draaien zonder overbelasting. Motorisch is er dus niets aan de hand. Afwerking en montage-kwaliteit waren af-fabriek al van een heel hoog niveau. Toch is het klein en fijn spul allemaal. Lang stilstaan vinden ze niet leuk. Bougies zijn eng smalle acht-millimeter-pitjes. Een origineel type NGK-bougie kost je zomaar ruim € 20,- per stuk. Omdat ze zo iel zijn – en je er bij de VFR vooraan onmogelijk bij kunt – riskeer je ze af te breken. Voorzichtigheid is dus geboden. Verder zijn er de gebruikelijke Honda-spanningsregelaar-perikelen. Dat onderdeel vervangen door een exemplaar met koelvinnen van bijvoorbeeld Carmo Electronics uit Helmond doet wonderen. Als de stekker zichtbaar heet is geworden, weet je genoeg. Kijk ook zeker even naar de accu en de dynamo, want die volgen vaak snel.

Aprilia MotoGP-rijders met RS 660 op circuit van Misano

0

Aleix Espargaró, Bradley Smith en Lorenzo Savadori zijn de coureurs die de nieuwe Aprilia RS 660 over het circuit van Misano jagen. De Aprilia is gaat over enkele weken in productie.

Slechts een paar dagen voor de tweede MotoGP-race op Misano, jagen de Aprilia Racing-coureurs de middelgrote sportmotor over het circuit. De productie gaat in oktober van start. Aleix Espargarό, Bradley Smith en Lorenzo Savadori lieten deze buitenkans niet lopen.

Onze test van de Aprilia RS 660

Aleix Espargarò: ‘Eerste indruk: de Aprilia RS 660 is zeer stabiel en met de motor kun je ongenadig pushen. Wat ik echt waardeer is de quickshifter werkt.’ Bradley Smith: ‘Na de eerste twee bochten had ik al vertrouwen in de motor. Het is verbazingwekkend hoe je meteen heel hard kunt pushen.’ Lorenzo Savadori: ‘Ik was vooral verbaasd over de handelbaarheid. En ontdekte een onverwacht comfortabele sportfiets.’

De RS 660 markeert het begin van een nieuw tijdperk voor Aprilia. Het is het eerste model van een nieuwe generatie middelzware motoren uit Noale. De motor wordt ondersteund door de elektronica en technologie van Aprilia Racing’s race-afdeling.