dinsdag 29 juli 2025
Home Blog Pagina 27

50 jaar Honda Gold Wing: ‘De Koning der Koningen’

0
Honda Goldwing LtR GL1000 1100 1200 1500 1800_preview

De Honda Gold Wing is een toermachine die zijn weerga niet kent qua rijcomfort. Door de jaren heen groeide hij uit van een naked, die bijna alle superbikes uit de seventies met gemak achter zich liet, tot een full dress toergigant. De motor werd ontwikkeld in een periode dat Honda’s toonaangevende CB750 Four voorbijgestoken werd door de Kawasaki Z1. Deze 900 cc dohc viercilinder uit 1972 met een vermogen van 82 pk wist de CB750 met één klap in de schaduw te zetten. Kawasaki’s nieuweling zette direct een nieuwe standaard neer die moeilijk te overtreffen was in die tijd. En dat zat Honda dwars…

In 1972 werd daarom een nieuw projectteam in het leven geroepen. Onder de projectnaam ‘M1’ gaf Soichiro Honda dit team persoonlijk opdracht om een nieuw motorconcept te ontwikkelen: een revolutionaire superbike die ook in staat moest zijn om lange afstanden comfortabel te overbruggen. Het projectteam kreeg letterlijk opdracht om op de limiet te gaan zitten van wat productietechnisch haalbaar was. Tegen het einde van de herfst van 1972 begon het projectteam met deze taak. Plaats van handeling was Honda’s Zuid-Japanse fabriek in Wako. Ze wilden, zoals ze het zelf noemden, de Koning der Koningen op motorfietsgebied gaan ontwikkelen.


Soichiro Honda en Takeo Fujisawa.

Het project werd geleid door Soichiro Irimajiri. Hij wordt als één van de meest succesvolle motorconstructeurs uit de 20e eeuw gezien. Naast zijn legendarische serie GP-racers waarmee Honda in de jaren ’60 een indrukwekkend aantal wereldtitels won in zowel de 50cc, 125cc, 250cc en 350cc, zou hij later ook de CX500, de CBX zescilinder en de NR500 GP-racer met ovale zuigers ontwerpen. Hij had een sterke voorkeur voor multi-cilinder motoren. Honda had geen betere constructeur kunnen kiezen voor het M1 project dat uiteindelijk de geboortegrond zou vormen voor de Gold Wing.

Het projectteam maakte een uitgebreide studie die begon met marktonderzoek. Destijds was de Amerikaanse motormarkt met afstand de grootste ter wereld en tevens Honda’s belangrijkste markt in commercieel opzicht. Het team realiseerde zich dat de M1 daar een enorm potentieel zou kunnen hebben. Ze maakten een studie van de twee motoren die ze als de grootste concurrenten zagen: de 1200 cc Harley-Davidson FLH Electra Glide en de 750 cc BMW R75/5. De Electra Glide was een forse motorfiets. Twee mensen konden ruim plaatsnemen, hij was erg comfortabel en kon erg veel bagage meenemen. Hij was bijzonder geschikt voor lange afstanden. Het V-twin motorblok had stoterstangen en was erg verouderd, daar dacht het projectteam in ieder geval al heel veel winst te kunnen behalen. De Electra was loodzwaar en had matige remmen. Het vermogen was laag maar in Amerika voldoende dankzij de maximaal toelaatbare snelheden van 50 tot 55 mijl per uur (80 tot 88 km/u). Het enorme koppel maakte in dit opzicht alles ruimschoots goed, ideaal voor Amerikaanse rijomstandigheden. In technisch opzicht was het projectteam bepaald niet onder de indruk van de bouwkwaliteit van de Electra Glide, maar het rijcomfort namen ze erg serieus. Hun mening kwam ook overeen met een marktonderzoek dat ze hadden verricht onder Amerikaanse motorrijders van zware motoren.

De Transformatie: Honda Gold Wing Bobber (1983)

De bouwkwaliteit van de BMW R75/5 maakte wel indruk op het projectteam en dat was tevens de belangrijkste reden voor de BMW-clientèle om (weer opnieuw) een BMW aan te schaffen, zoals comfort dat bij de Electra Glide was. Ook de BMW had een tweecilinder motorblok, een boxer. Dit motorconcept vond het projectteam een uitermate geschikt concept voor de M1. Bij een boxer liggen de cilinders recht tegenover elkaar aan weerszijden van de krukas. De zuigers bewegen allen tegelijkertijd naar buiten en naar binnen, ze boxen als het ware tegen elkaar. Dit concept heeft een aantal unieke voordelen. De secundaire en primaire balans is erg gunstig, de krukas krijgt minder krachten te verduren, de boxeropstelling heeft een gunstig effect op het motorkoppel en door de horizontale opstelling is een lager zwaartepunt van de motorfiets mogelijk. Bovendien ligt de krukas in de lengterichting van de motorfiets en vormt daarmee rechtstreeks de ingaande as van de versnellingsbak. De uitgaande as ligt ook in lijn met de motorfiets, dus het concept is ideaal voor cardanaandrijving. Het projectteam concludeerde dat hun ‘koning der koningen’ een boxerblok zou moeten hebben én cardanaandrijving. Kettingaandrijving vond het projectteam te onderhoudsgevoelig. Cardanaandrijving zagen ze als een passender, hoogwaardiger technologie.

De R75/5 werd uitgebreid geanalyseerd waarbij het projectteam ook de nadelen in kaart bracht. Ondanks de goede balans van de boxer vonden ze hem te veel schudden bij stationairloop en vibreren tijdens het rijden. De vering vonden ze veel te slap en dat had ook een negatief effect op de wegligging. Ook de cardanreacties bij flink accelereren en remmen vonden ze te heftig, want de BMW klom en zakte erg flink in de vering. Ook vond het projectteam dat het toelaatbare totaalgewicht te laag was. Er kon te weinig bagage mee als de duopassagier aan boord geklommen was. Dat vonden ze een erg groot nadeel. Maar conclusie was wel dat de R75/5 de juiste ontwerprichting aangaf.

Met die conclusie begon de ontwerpfase van de machine die verrassend snel afgerond was. Het projectteam koos een 6-cilinder boxer als ideale motorconfiguratie. Ze moesten immers op de limiet gaan zitten van wat productietechnisch haalbaar was. In tegenstelling tot wat algemeen aangenomen wordt was het motorblok niet een volledig nieuw ontwerp. Honda had voor haar Civic-automodel uit 1972 al een viercilinder boxermotorblok ontworpen. Dat blok was vrij ver doorontwikkeld, maar werd uiteindelijk terzijde geschoven voor een viercilinder in lijn. De vloeistofgekoelde Civic-boxer was ontworpen door Honda’s motortechnisch ingenieur Kato en voorzien van een enkele, door een riem aangedreven, bovenliggende nokkenas en twee kleppen per cilinder. Boring keer slag was 72 mm x60 mm. Compressieverhouding was met 8:1 nogal laag. Voor het M1-project werden, heel eenvoudig gezegd, aan het viercilinder boxerblok twee cilinders toegevoegd. Het motorblok kreeg hierdoor een cilinderinhoud van 1470 cc. Het maximale motorvermogen van de M1 lag op 80 pk bij 8.000 tpm. Dat was niet erg hoog, maar wel vergelijkbaar met de Kawasaki Z1 en het was een waarde die gemakkelijk verhoogd kon worden. Het motorblok vond een plaatsje in een dubbel wiegframe dat veel leek op dat van de CB750 Four. Dit model leverde ook de voorvork en enkele voorschijfrem. Het is heel opvallend dat de versnellingsbak en de cardanaandrijving inclusief cardanhuis rechtstreeks van een BMW R75/5 afkomstig waren. De M1 leverde mooie prestaties. De topsnelheid werd gemeten op 209 km/u en de kwartmijl met staande start werd binnen 12 seconden afgelegd. Geen verkeerde waardes.

Het is belangrijk om te beseffen dat de M1 bedoeld was als onderzoeksproject naar het technisch haalbare op het gebied van productiemogelijkheden. Toen hij af was ontstonden er binnen Honda grote debatten of er een vervolg moest komen richting productie en zo ja, wat dan precies. De opinie ging twee kanten op, een doorontwikkeling naar een supersport of een doorontwikkeling naar een luxueuze toermachine met volwassen prestaties. Het blok was hiervoor perfect geschikt, het had een mooie vlakke vermogenskromme die zorgde voor een zijdezachte vermogensafgifte. Er was een overvloed aan koppel. Het motorblok bood ook de mogelijkheid om een laag zwaartepunt te creëren waardoor de motorfiets gemakkelijk te berijden werd. Maar een ‘Grand Tour’ was ook een gok, een machine met een configuratie op deze grootse schaal was nog nooit op de markt gezet. Daarnaast had de M1 ook te kampen met een aantal nadelen. De eerste was het comfort, terwijl dat juist één van de belangrijkste uitgangspunten geweest was. Uitgebreide rijtesten onthulden dat de zitpositie niet ideaal was. Door het relatief lange motorblok zat je vrij ver naar achteren, waardoor het stuur te ver van de rijder afstond. Dit kwam ook naar boven bij rijtesten met mensen die langer waren dan de gemiddelde Japanse testrijder. Belangrijker waren de bezwaren van Soichiro Honda. Hij geloofde rotsvast dat het koperspubliek van destijds een psychologische grens had voor motoren boven de 750 cc. Alles wat groter was, werd als overbodig en onzinnig gezien, dacht hij. Ook vloeistofkoeling vond hij niet op een motorfiets thuishoren. Zijn mening telde erg zwaar want de designstudies die uiteindelijk zouden leiden naar de Gold Wing gingen aanvankelijk allemaal uit van een cilinderinhoud van 750 cc en een lager aantal van vier cilinders. De ontwerpnamen getuigden daarvan: GL 750 Four, X-I 750 en, als teken van wat komen zou, Gold Wing GX 750.

Honda vond het gezond dat de M1 veel discussie opriep, maar omdat er geen doorslaggevende argumenten kwamen voor zowel de sport- als toerrichting werd uiteindelijk besloten om het project voorlopig in de ijskast te zetten. Daarmee verdween de M1 niet in de mottenballen, want toen jaren later besloten werd om de GL1500 zescilinder Gold Wing te ontwikkelen werd er proefgereden met een GL1200-rijwielgedeelte voorzien van het zescilinder M1-motorblok. Maar dan lopen we op de feiten vooruit, want eind 1973 besloot Honda om het M1-project toch een vervolg te geven. Een nieuw projectteam kreeg opdracht om op basis van de M1 een toermachine te ontwikkelen met een aantal nieuwe parameters. Dit zou uiteindelijk de Honda Gold Wing worden! Het motorblok moest een grotere cilinderinhoud hebben dan dat van zijn grootste concurrenten. Dat waren de Kawasaki Z1 en de BMW R90S. Harley’s 1200cc Electra Glide hoefde hij qua cilinderinhoud niet te overtreffen, maar hij moest wel meer vermogen en vooral meer koppel hebben. Het moest een naked worden, zodat het een universele toermachine werd die een breder marktpubliek aan zou spreken: zowel de sportieve toerrijder als de lange afstandstoerrijder die veel accessoires zou kunnen monteren. Voor beide categorieën gold: het toerprincipe met zit- en rijcomfort stond op nummer één. Ook een smeuïge vermogensafgifte en een hoog en constant koppel was een belangrijk uitgangspunt.

GL1000 uit 1975, zals we ‘m nog goed kennen: met Windjammer- kuip.

GL1000 Gold Wing

Onder de naam ‘Project 371’ ging het projectteam onder leiding van Toshio Nozue aan de slag. Nozue was bij Honda een ontwerper van rijwielgedeeltes, zoals bijvoorbeeld dat van de CB750 Four. De vloeistofgekoelde boxer werd helemaal nieuw ontworpen. Het volgde weliswaar de basisarchitectuur van de M1, maar het projectteam had een diepgaande studie gemaakt van diverse viercilinder boxermotorblokken die in de autowereld gebruikt werden, zoals bijvoorbeeld het motorblok van Porsche. In de ontwikkelfase werd er volop geëxperimenteerd. Bijvoorbeeld met brandstofinjectie, maar dat werd uiteindelijk te complex bevonden. Ook vonden er proefritten plaats met een automatische versnellingsbak, maar dat werd geschrapt vanwege het extra gewicht en het relatief grote formaat van de versnellingsbak. Er werd zelfs geëxperimenteerd met ABS en een elektrisch-hydraulisch bedienbare middenbok. Door deze experimenten duurde de testfase van het prototype langer dan de acht maanden die Honda destijds als standaard had. Op Honda’s Tochigi-testfaciliteit doorliepen de diverse Gold Wing-prototypes een jaar lang een bijzonder intensief testprogramma.

In September 1974 was het dan zover. Het definitieve eindresultaat werd geïntroduceerd op de Amerikaanse Dealer Show in Las Vegas. Een maand later volgde zijn debuut op de IFMA in Keulen. Het was de GL1000 K0 Gold Wing. Het was een absolute showstopper op zowel de Dealer Show als de IFMA. Het was een flink uit de kluiten gewassen naked bike die zich prima liet meten met de gangbare superbikes uit die tijd. Hij was uitgebreid toegerust met zaken die op zich niet nieuw waren in de motorwereld, maar nog nooit op één enkele motorfiets terug te vinden waren. Drie schijfremmen, vloeistofkoeling, 1000 cc, cardanaandrijving, knipperlichten, een startmotor en natuurlijk het machtige viercilinder boxerblok. Opvallend was de brandstofmeter op de tank, dit was een noviteit op een motorfiets.

Het 999cc-motorblok had een boring x slag van 72 mm x 61,4 mm en werd gevoed door vier Keihin constantvacuüm carburateurs met een diameter van 32 mm. Het motorblok woog zonder olie en vloeistof maar liefst 96 kg. Qua afmetingen vormde het blok bijna een kubus. Het was 600 mm breed, 533 mm lang en had een hoogte van 508 mm. De enkele bovenliggende nokkenassen bedienden twee kleppen per cilinder. Ze werden met riemen aangedreven, dat was erg ongebruikelijk op een motorfiets. De riemaandrijving leek erg veel op de aandrijving die ook in de Honda Civic terug te vinden was. Samen met de vloeistofkoeling zorgde de riemaandrijving voor een fluisterstil draaiend motorblok. Vergeleken met de krukas draaide de dynamo in tegengestelde richting. De dynamo was bewust nogal zwaar uitgevoerd, samen met de tegengestelde draairichting functioneerde het als vliegwiel dat de koppelreactie van de krukas minimaliseerde. Marktonderzoek had laten zien dat deze koppelreactie veel aspirant BMW-kopers afschrikte en als negatief ervaren zou worden door aspirant-kopers. Bij een compressieverhouding van 9,4:1 claimde Honda een topvermogen van 80 pk. Dit was goed voor een topsnelheid van net geen 200 km/u en dat was absoluut indrukwekkend gezien het rijklare gewicht van 293 kg (droog 265 kg). Het motorblok werd geproduceerd in Honda’s Saitama Wako-fabriek, de assemblage van de complete motorfiets vond plaats in de Saitama’s Sayama-fabriek vanaf december 1974. Vanaf 1980 werden de Gold Wings in Honda’s fabriek in Marysville, Ohio, geproduceerd. Deze productiefaciliteit had haar deuren geopend op 10 juni 1979 en produceerde op dat moment ook al de CBX1000-zescilinder en de CR250R tweetakt terreinmotor. De Amerikaanse Gold Wing-productie begon met de GL1100 en eindigde met de GL1800, want in 2012 werd de productie weer naar Japan verplaatst toen Honda’s Kumamoto-fabriek het Gold Wing-productiestokje overnam. Door deze verhuizing werden er in 2011 geen Gold Wings geproduceerd.

Om het zwaartepunt van de Gold Wing lekker laag te houden lag de brandstoftank van net geen 23 liter onder het zadel. Tussen het zadel en het stuur was een dummy tank aanwezig die aan de bovenkant en de twee zijkanten opengeklapt kon worden. Wat daaronder te zien was, wekt tot op de dag van vandaag nog steeds veel nieuwsgierigheid. Aan de bovenkant zat een klein bagagebakje, de benzinevuldop en het luchtfilterhuis. Na het losdraaien van een paar boutjes scharnierden de zijkanten open. Aan de linkerkant zaten veel elektrische componenten zoals de zekeringkast en diverse relais. Deze onderdelen waren prima bereikbaar en bijzonder netjes en waterdicht gerangschikt. Aan de rechterkant was de koelvloeistoftank gehuisvest en tevens een losse -nood-kickstarter.

Het rijwielgedeelte was conventioneel. Het dubbele wiegframe had een wielbasis van 1.540 mm en was voorzien van een 37 mm telescoop aan de voorkant, 2 mm groter dan die van de CB750 Four, en twee eenvoudige, hydraulisch gedempte schokbrekers met verstelbare veervoorspanning aan de achterkant. De remschijven waren van roestvast staal. De achterschijf was groter in diameter dan de voorremschijven en werd bediend door een dubbel aangrijpende remklauw – aan de voorzijde zat een enkel aangrijpende remklauw. In een triviale poging om het onafgeveerde gewicht zo laag mogelijk te houden, werd de Gold Wing afgemonteerd met aluminium wielen. Dit zou tevens een probleem worden, want ze waren niet sterk genoeg. In 1978 loste Honda dit op door hun nieuwe Comstar-sterwielen te monteren. Onhandig was het feit dat je het uitlaatsysteem moest laten zakken om het achterwiel te demonteren bij een bandenwissel.

Ondanks dat de Gold Wing op de U.S. Dealer Show en de Europese motorbeurzen insloeg als een bom werd hij door de motorwereld lauwtjes ontvangen. Het was een naakte toermachine, maar wel eentje die gehakt kon maken van zijn meeste superbike-concurrenten op een dragstrip. Ook op topsnelheid liet hij veel superbikes van destijds achter zich. Maar zijn hoge gewicht schrikte af en zorgde aanvankelijk voor de ‘Lead Wing’ bijnaam. Velen vonden het een auto op wielen, het was vlees noch vis. Honda had een enorme verkoopverwachting voor de Gold Wing van maar liefst 60.000 motoren in de eerste twaalf maanden. Maar in Amerika werd de kapitale fout begaan met een grootse advertentiecampagne die de Gold Wing als de ultieme allrounder neerzette in plaats van te focussen op het feit dat hij ontwikkeld was voor de sportieve groottoerist. Deze campagne werd uiteindelijk gecorrigeerd, maar het kwaad was toen al geschied. Een nieuwe campagne boog het imago langzaam maar zeker weer om. Feit was dat de motorwereld niet goed wist wat ze met de Gold Wing aan moest en dat was terug te zien in de productieaantallen. Het eerste jaar werden er slechts 5.000 verkocht, waarvan 4.000 in Amerika en 1.000 in Europa. Zweden, een land dat destijds hoge verkoopaantallen kende van de Moto Guzzi- en BMW-cardantwins, nam het leeuwendeel van die 1.000 voor haar rekening met maar liefst 600 stuks!Maar het zou niet lang duren tot de Gold Wing ontdekt werd als een toermachine pur sang. In zijn tweede productiejaar werden er in Amerika al 20.000 verkocht en in 1978 was de cumulatieve Gold Wing-productie opgelopen naar 100.000 stuks, gevolgd door 200.000 in 1982, 300.000 in 1983, 400.000 in 1992, 600.000 in 2007, 700.000 in 2017.

De eerste Gold Wing-clubs ontstonden al snel na 1975. In Amerika waren het echte toerclubs en ze zouden veel invloed krijgen op de modelontwikkeling. Dit was de belangrijkste reden waarom de Gold Wing uit zou groeien tot een echte toermachine. In 1977 werd de Gold Wing Road Riders Association (GWRRA) opgericht, zij organiseerden onder de naam ‘Wing Ding’ een enorm Gold Wing-treffen waar ook Honda Amerika aanwezig was en uitgebreid marktonderzoek deed. De GWRRA zou uitgroeien tot een organisatie met 80.000 leden in 53 landen tot ze in 2022 ontbonden werd.

De naakte Gold Wing-modellen werden al snel uitgerust met volle kuipen en koffersets, spaakwielen werden vervangen door gietwielen, de accessoiremarkt speelde hier gretig op in. Ook in Europa stegen de verkopen snel. De Engelse Honda-importeur leverde een eigen versie, de Gold Wing Executive, met Lester-gietwielen en een Rickman-kuip. De Gold Wing was ontdekt als groottoerist en dat zou in de decennia die volgden niet meer veranderen. Honda speelde hier ook zelf op in. Naast de gebruikelijke verbeteringen en modificaties die ieder jaar plaatsvonden werden er ook grotere stappen gezet die duidelijk maakten dat Honda een bloedserieuze speler wilde worden in de groottoerristmarkt. De Gold Wing werd ook echt door de markt aangestuurd. Op Gold Wing-bijeenkomsten deed Honda actief onderzoek en werden er enquêtes gehouden onder berijders en bezoekers die geen Gold Wing hadden. Amerikaanse Gold Wing-clubs werden ook benaderd in deze onderzoeken. De resultaten werden vertaald in een modelontwikkeling die steeds verder de luxe toerkant inging. In 1983 werd de American Gold Wing Association opgericht. Ook zij zouden een heel actieve rol spelen in de modelontwikkeling van de toekomstige Gold Wing modellen.


1980 GL1100 Gold Wing De Luxe, uit een Duitse brochure.

GL1100 Gold Wing

Op de motorshow van Parijs in 1979 werd de 1085 cc GL1100 geïntroduceerd, het was de eerste Gold Wing waar de berijders rechtstreeks inspraak op hadden gehad en die volledig in Amerika geproduceerd werd. Zijn wielbasis was langer zodat de berijder en passagier beiden meer ruimte hadden en hij was comfortabeler vanwege de luchtondersteunde vering. De brandstoftank werd groter en hij kreeg elektronische ontsteking. Het motorblok was ontwikkeld op koppel, niet op meer motorvermogen. De nieuwe GL1100 was leverbaar in twee uitvoeringen. Er was een naakte uitvoering, maar die viel volledig in het niet bij de nagelnieuwe GL1100I Interstate, een machine die in Europa korte tijd als GL1100DX De Luxe door het leven ging. Het was een serieuze groottoermachine die volledig ontworpen was voor de lange afstand dankzij zijn volle kuip, ruime zijkoffers en topkoffer. In Europa waren ook kalere uitvoeringen leverbaar. De Amerikaanse Gold Wing-clubs hadden uitgebreid inspraak gehad op de 1100 cc Interstate, zij wilden dolgraag dat de Gold Wing een ‘full dress’-toermotor werd, af fabriek voorzien van allerhande accessoires die bij serieus toerwerk meerwaarde gaven. Dit kwam vooral tot uiting door het feit dat de Interstate integraal, als één geheel met zijn accessoires ontworpen was en dat de motorkarakteristiek nog verder op toergebruik afgestemd was met voldoende vermogen maar vooral een enorm koppel. Hij was kwalitatief hoogwaardig afgewerkt. Met de Gold Wing Interstate was de eerste ‘full dress’-toermotor uit de historie een feit. Langere tijd oversteeg de vraag de productie, de luxueuze Interstate werd een groot succes.

Maar het kon nog luxueuzer. Dat bewees de GL1100 Aspencade uit 1982. Zijn naam was geïnspireerd op een groot Gold Wing-treffen dat ieder jaar in Aspen gehouden werd. De Aspencade was een super-de-luxe uitgeruste versie van de Interstate. Er was destijds niets luxer denkbaar op twee wielen en zijn nog riantere zitpositie voor zowel de berijder als de passagier maakte het een groottoerist pur sang – en dat was precies waarvoor hij op de markt gebracht werd. Hij was af fabriek overladen met accessoires zoals bijvoorbeeld een radio, zendbak (US), intercom, LCD-scherm en een luchtcompressor om de vering op te pompen. De Aspencade was met afstand de meest uitgebreide en comfortabele toermachine die destijds op de markt was. De eerste Gold Wing was ontwikkeld als een sportieve groottoerist, maar met de komst van de Interstate en de Aspencade was hij uitgegroeid tot een echte groottoerist voor de lange afstand. Dat was te danken aan de invloed van de Gold Wing clubs en hun berijders.


1985: Honda GL1200 Limited Edition vanwege10 jaar Gold Wing.

GL1200 Gold Wing

Het zou daar niet bij blijven. Voor het modeljaar 1984 deed de 1182 cc GL1200 zijn intrede, leverbaar als Standard, Interstate en Aspencade. De Standard werd een jaar later uit productie genomen, er was nagenoeg geen vraag naar. Hiermee werd de toertrend van de Gold Wing nog zwaarder ingezet. Het frame van de GL1200 was stijver en het motorblok was iets gekanteld in het frame gemonteerd. De wielbasis werd opnieuw langer, de wielen werden met 16” voor en 15” achter kleiner. Nieuw was de Limited Edition-uitvoering, nog iets luxer en op de markt gebracht om het 10-jarig bestaan van de Gold Wing en het 25-jarig bestaan van Honda in Amerika te vieren. De LE was ook voorzien van brandstofinjectie, een boordcomputer en ALRS, een systeem dat de vering en rijhoogte aanpaste als de motor zwaarbeladen was. Hij was peperduur maar populair. Een jaar later doopte Honda hem om in de GL1200SE-I en maakte hem nog iets completer. Dat jaar werd door Honda Amerika een nieuwe fabriek geopend in Anna, Ohio, waar later ook de Gold Wing-motorblokken gefabriceerd zouden worden. Na 2000 verhuisde de productie weer terug naar Marysville. De Gold Wing was uitgegroeid tot een enorm succes, de concurrentie probeerde dit te evenaren. Yamaha beet in 1983 de spits af met de 1200 cc V4 XZV Venture, Kawasaki volgde hetzelfde jaar met de 1300 cc zescilinder Voyager en Suzuki in 1985 met de 1400 cc Calvacade. De Yamaha Venture werd in zijn introductiejaar verkozen tot toermachine van het jaar 1983 en dat kwam hard aan bij Honda.


GL1500 Gold Wing uit 1993.

GL1500 Gold Wing

Vol overtuiging werd een projectteam opgericht dat de opvolger van de GL1200 moest gaan ontwikkelen. In alles moest het de concurrentie overtreffen, de American Gold Wing Association kreeg rechtstreeks invloed, net zoals de in 1987 opgerichte Gold Wing Touring Association. De aanpak werkte, want toen Honda voor het modeljaar 1988 haar volledig nieuwe 1520 cc GL1500-zescilinder introduceerde, stierven alle Gold Wing-concurrenten een heel snelle dood. Destijds was de ontwikkeling van de GL1500 het grootste project dat Honda ooit op het gebied van productiemotorfietsen ondernomen had. De ontwikkeling duurde maar liefst vier jaar, vijftien prototypes werden er gebouwd. In de laatste fase van de motorblokontwikkeling werd de testbank bijzonder uitgebreid ingezet. Er werden tegelijkertijd maar liefs twintig verschillende motorblokken op net zoveel testbanken zwaar gepijnigd en afgeknepen onder heel veel verschillende, waanzinnig zware omstandigheden. Starten bij extreme koude en dan direct het rode toerengebied in, hetzelfde bij extreme hitte, satanische programma’s die de blokken onderwierpen aan draaiprogramma’s die overeenkwamen met bijna 100.000 km non-stop wegmisbruik en met een minimum aan onderhoud. Ook de versnellingsbak en de achterwielaandrijving werden aan deze brute testen blootgesteld. Maar aan het begin van de ontwikkeling was er veel discussie of een zescilinder eigenlijk wel nodig was. De viercilinder leverde meer dan genoeg motorvermogen en het eerste zescilinder-prototype reageerde fel op het gas en was erg vlot in zijn vermogensafgifte. Dat paste niet bij een toermachine. De motorkarakteristiek van het eerste prototypeblok werd uiteindelijk omgevormd naar meer koppel en een heel smeuïg verlopende vermogensafgifte.

Het resultaat van de ontwikkeling was een Gold Wing die al zijn voorgangers ver in de schaduw zette qua prestaties en configuratie. Heel opvallend was zijn elektrische achteruit. Dat was wellicht een noodzaak gezien zijn drooggewicht van maar liefst 370 kg. De zescilinder GL1500 Gold Wing zou ook als Interstate, Aspencade en SE leverbaar worden. Toercomfort werd als nooit tevoren met hoofdletters geschreven. De invloed van de Gold Wing-clubs had gezorgd voor een grotere kuip voor meer bescherming, meer bagagecapaciteit, een grotere brandstoftank, betere remmen, meer zitruimte voor berijder en passagier en meer afscherming van het motorblok en onderdelen zoals de voorremschijven voor gemakkelijker schoonmaakwerk. Motortechnisch werd om meer vermogen en vooral meer koppel gevraagd. De GL1500 Gold Wing was daarnaast voorzien van een nieuw frame en vele elektronische gadgets waar het er soms niet meer om ging of het nog wat toevoegde waarde bood aan het motorrijden zelf. De versie voor de Japanse markt had zelfs als optie een ruitenwisser voor het windscherm. Het was een motor zonder gelijke en zonder twijfel het summum voor wat betreft toercomfort op de lange afstand in die tijd. Het was een bestseller voor Honda in de dertien jaar dat hij in productie was.


GL1800 Gold Wing uit 2006.

GL1800 Gold Wing

Maar zoals altijd ontstond er een roep naar meer en dat werd vijf jaar na de introductie van de GL1500 Gold Wing door Honda serieus opgepakt toen ze een nieuw projectteam opdracht gaven om een opvolger te ontwikkelen. Het resultaat was de 1832 cc metende GL1800 Gold Wing-zescilinder uit 2001. De ontwikkeling onder leiding van Masanori Aoki, ook bekend van de CBR400 en CBR600F3, had maar liefst acht jaar geduurd. Dit was extreem lang voor Honda. Ook bij deze machine vroeg Honda uitgebreid naar de mening van haar Gold Wing-rijdende clientèle. Met name voor wat betreft de voorkeur qua cilinderinhoud. Hier kwam bij 90% een waarde van 1800 cc uit voort. Het nieuwe zescilinder motorblok kreeg brandstofinjectie en was met 126,7pk krachtiger en leverde met 170 Nm nog meer koppel dan zijn voorganger. Hij was niet alleen qua uiterlijk, maar ook technisch helemaal vernieuwd. Niet alleen het veel compactere motorblok, ook het aluminium frame was nieuw waardoor het gewicht daalde en de wegligging wat sportiever werd. In 2006 kreeg de Amerikaanse uitvoering een airbag, een primeur op een productiemotorfiets. Vijf jaar later werd de styling vernieuwd als gevolg van Honda’s ‘majestic aggression’ stylingconcept wat ze loslieten op de Gold Wing.

In 2013 kwam de F6B Gold Wing op de markt, gebaseerd op de GL1500C ‘Valkyrie’-custom die tussen 1996 en 2003 op de markt was en de opvallende Rune uit 2003. De F6B Gold Wing was een uitgeklede en gecustomizede bagger, maar nog steeds een serieuze toermachine. Een jaar later kwam de Valkyrie opnieuw op de markt.

2025 Honda Gold Wing Tour: eerbetoon aan een icoon

Voor het modeljaar 2018 werd de GL1800 Gold Wing flink vernieuwd onder leiding van Yukata Nakanishi. Het motorblok werd vernieuwd en kreeg vier kleppen per cilinder. Honda’s semi-automatische DCT-schakelsysteem werd als optie leverbaar. Het frame met enkelzijdige achterwielophanging werd vernieuwd en kreeg een nieuwe ‘double wishbone’ voorpartij, a la BMW’s Duolever. De telescoopvoorvork was voltooid verleden tijd voor de Gold Wing. Het uiterlijk werd ook wat sportiever in een poging om een breder publiek aan te spreken in plaats van de pure groottoerist. Hij was wat compacter, sportiever en behoorlijk lichter dan zijn voorganger, afhankelijk van de uitvoering werd er zelfs 38 kg van het gewicht afgeschaafd. De nieuwe GL1800 Gold Wing was leverbaar in twee uitvoeringen, de full dress Gold Wing Tour en de standaard Gold Wing met lager windscherm en zonder topkoffer. Honda’s vlaggenschip bood nog steeds een ongekend comfort.

In 2025 bestaat de Gold Wing vijftig jaar. Om dat te vieren werden er in februari 2025 een aantal ‘50th Aniversary’-edities van de GL1800 Gold Wing aangekondigd. Zowel de voetgeschakelde als de DCT-versie zijn aangepast zodat ze voldoen aan de Euro5-norm en ze krijgen er nog een paar speciale kleurstellingen bij. Daarnaast zijn de multimedia opties wat uitgebreider en zijn er andere luidsprekers aan boord.

Na vijftig jaar is de Gold Wing nog steeds een toonaangevende groottoerist. Zijn machtige zescilinder motorblok en zijn ongekend hoge comfort en luxueuze uitrusting hebben hem een eigen marktsegment gegeven, een marktsegment waar hij en geen ander de dienst uitmaakt. Hij is oprecht de Koning der Koningen – en juist die gedachte vormde ooit het prille begin waar de Gold Wing uit voort kwam.

Nieuwe Cardo waterproof microfoon: kristalheldere communicatie onder alle omstandigheden

0

Cardo Systems heeft zijn assortiment uitgebreid met een nieuwe IP67-gecertificeerde hybride boommicrofoon die speciaal is ontworpen voor offroad en avontuurlijke motorrijders. Deze microfoon biedt een oplossing voor rijders die onder alle weersomstandigheden willen rijden zonder concessies te doen aan de communicatiekwaliteit.

De nieuwe microfoon is volledig stof- en waterbestendig volgens de IP67-standaard, wat betekent dat het apparaat tot 30 minuten op een meter diepte onder water kan functioneren zonder schade. Een specifieke innovatie is de vorstbestendige microfoonhoes, die speciaal is ontwikkeld voor gebruik bij lage temperaturen, waardoor de microfoon ook ideaal is voor sneeuwscooterrijders en winterse ritten.

GoPro en AGV slaan handen ineen voor revolutionaire smart helm

Technische specificaties en compatibiliteit

De waterbestendige microfoon is compatibel met een breed scala aan Cardo-communicatiesystemen, waaronder de Packtalk Edge, Packtalk Edge ORV, de Freecom X-serie en de Spirit-familie. Belangrijk om te vermelden is dat de microfoon niet geschikt is voor gebruik met Edgephones.

Enkele technische kenmerken van de microfoon:

  • Gevoeligheid: -38dB ± 3dB
  • Frequentiebereik: 100Hz – 10kHz
  • Boomlengte: 150mm
  • Microfoondiameter: 6mm
  • Gewicht: slechts 25 gram

Het lichte gewicht en de flexibele boom maken een precieze positionering mogelijk, wat cruciaal is voor het minimaliseren van windgeruis en het maximaliseren van de stemhelderheid. De microfoon is ontworpen om ook bij constante trillingen en schokken tijdens offroad rijden betrouwbaar te blijven functioneren.

De Cardo Waterproof Microfoon IP67 Certified is verkrijgbaar voor een adviesprijs van €26,95.

Conclusie: een zinvolle upgrade voor avontuurlijke rijders

De nieuwe waterbestendige microfoon van Cardo is een weloverwogen uitbreiding van hun productlijn die inspeelt op een duidelijke behoefte bij rijders die onder alle omstandigheden willen communiceren. Het is geen revolutionaire verandering, maar wel een evolutie die de gebruikservaring van Cardo-systemen onder extreme omstandigheden aanzienlijk kan verbeteren.

Voor bestaande Cardo-gebruikers die regelmatig in uitdagende weersomstandigheden rijden, biedt deze microfoon een betaalbare upgrade die de betrouwbaarheid van hun communicatiesysteem kan vergroten. De vorstbestendige hoes is een bijzonder waardevolle toevoeging voor winterrijders, een niche die vaak over het hoofd wordt gezien bij de ontwikkeling van motorcommunicatieaccessoires.

De werkelijke duurzaamheid op lange termijn zal de ultieme test zijn voor dit product, maar gezien Cardo’s reputatie voor kwaliteit en de IP67-certificering, lijkt de microfoon een veelbelovende aanvulling voor serieuze avontuurlijke rijders.

RIDERS Festival 2025 | AFTERMOVIE

0

Stap opnieuw in de wereld van brullende motoren, adembenemende stunts en onvergetelijke muziek tijdens het RIDERS Festival 2025 op Autotron Rosmalen. Met meer dan 11.000 bezoekers was dit hét motorfestival van het jaar.

Financiële krachtmeting in MotoGP: Honda’s recordbod van €46 miljoen voor Jorge Martin

0

In de meedogenloze wereld van MotoGP-talentenwerving lijkt Honda een drastische stap te zetten om zijn terugval te keren. Volgens berichten van journalist Gustavo Morea via het YouTube-kanaal PecinoGP zou Honda een sensationeel bod van maar liefst 50 miljoen dollar (ongeveer €46 miljoen) hebben uitgebracht op Jorge Martin. Deze beweging illustreert de wanhoop waarmee het ooit dominante Japanse merk probeert terug te keren naar de top van de MotoGP.

De achtergrond van deze astronomische aanbieding is Honda’s aanhoudende strijd met de prestaties van de RC213V. Ondanks de indrukwekkende specificaties – een 1000cc V4-motor die meer dan 180 kW (241 pk) levert en een topsnelheid van ongeveer 355 km/u haalt – kampt de motorfiets met fundamentele problemen.

Rijders klagen consistent over problemen bij het insturen van bochten, instabiliteit tijdens het remmen en gebrek aan grip aan de achterkant, vooral bij acceleratie uit bochten. Deze technische uitdagingen hebben Honda’s positie in het kampioenschap ernstig ondermijnd.

De motor beschikt over geavanceerde elektronica, waaronder een Magneti Marelli ECU met door HRC ontwikkelde software, uitgebreide tractiecontrole, wheeliecontrole en motorremregeling. Ondanks deze hoogwaardige technologie heeft Honda moeite om de fundamentele rijdbaarheidsproblemen op te lossen.

Honda’s positie in de huidige MotoGP

De cijfers vertellen het verhaal van Honda’s neergang duidelijk. In het constructeurskampioenschap is Honda gezakt van 155 punten in 2022 naar slechts 93 punten in 2023, met een lichte verbetering naar 120 punten in 2024. Dit steekt schril af tegen marktleider Ducati, die in dezelfde periode tussen de 454 en 527 punten scoorde, en het opkomende Aprilia dat consistent rond de 300 punten presteert.

Deze terugval is toe te schrijven aan verschillende factoren: technische tekortkomingen, veranderingen in MotoGP-regelgeving die het technologische voordeel hebben verkleind, en interne uitdagingen binnen het team. Honda investeert actief in onderzoek en ontwikkeling en herstructureert zijn raceprogramma, maar de vooruitgang is tot nu toe beperkt.

Wat staat er op het spel voor Martin en Honda?

Voor Jorge Martin vertegenwoordigt deze potentiële overstap een enorm risico. Hoewel het financiële aanbod ongetwijfeld aantrekkelijk is, zou hij een goed presterende Aprilia inruilen voor een motorfiets die momenteel worstelt om competitief te zijn. De cruciale vraag is niet alleen of Honda Martin kan betalen, maar of Martin zijn carrière kan riskeren op Honda’s vermogen om de fundamentele problemen van de RC213V op te lossen.

Voor Honda is dit een enorme gok om toptalent aan te trekken dat mogelijk kan helpen bij de ontwikkeling van de motorfiets. Met een geschat MotoGP-teambudget van 50 tot 100 miljoen dollar per jaar, vertegenwoordigt het bod op Martin een aanzienlijke investering, zelfs voor een gigant als Honda.

Materiaalstrijd in MotoGP: KTM’s gedurfde stap naar carbon frames

0

In de hypercompetitieve wereld van MotoGP draait succes niet alleen om brute paardenkracht. Fabrikanten zoeken voortdurend naar het kleinste voordeel om hun concurrenten te verslaan, waarbij elke component onder de loep wordt genomen. Een van de meest cruciale elementen in dit technologische gevecht is het motorframe, dat de ruggengraat vormt van elke racemotor. De keuze tussen staal, aluminium of carbon fiber kan bepalend zijn voor de handling, grip en algemene prestaties van een motorfiets.

KTM’s recente overstap naar carbon fiber frames in 2023 markeert een significante verschuiving in deze materiaalstrijd. Hoewel deze beslissing aanvankelijk met scepsis werd ontvangen, weerspiegelt het de voortdurende zoektocht naar de perfecte balans tussen stijfheid, gewicht en flexibiliteit die nodig is om in MotoGP te excelleren.

De traditionele materialen: staal en aluminium

Stalen frames hebben decennialang de motorsport gedomineerd vanwege hun betrouwbaarheid, sterkte en relatief eenvoudige productieproces. KTM heeft sinds 2012 niet minder dan zes wereldtitels in Moto3 behaald met stalen buizenframes. Deze frames bieden een inherente torsiestijfheid die bijdraagt aan voorspelbaar rijgedrag en goede feedback naar de rijder.

In de Moto2-klasse heeft Kalex langdurig succes geboekt met aluminium frames. Aluminium biedt een uitstekende verhouding tussen gewicht en stijfheid, wat heeft geleid tot de dominantie van twin-spar aluminium frames bij fabrikanten als Ducati, Yamaha en Honda in de MotoGP-klasse. Deze frames bieden een compromis tussen gewichtsreductie en structurele integriteit, wat resulteert in stabiel rijgedrag bij hoge snelheden.

Razgatlıoğlu tekent bij Pramac Yamaha voor MotoGP-debuut in 2026

KTM’s carbon fiber revolutie

KTM’s beslissing om in september 2023 over te stappen op carbon fiber frames vertegenwoordigt een gedurfde technologische sprong. Carbon fiber biedt ongeëvenaarde mogelijkheden voor gewichtsreductie en nauwkeurig afstembare stijfheidskarakteristieken. Het laagjesgewijs opbouwen van carbon fiber stelt ingenieurs in staat om de stijfheid langs verschillende assen precies te controleren, wat cruciaal is voor chassisdynamiek.

De RC16 met carbon fiber frame richt zich specifiek op het verbeteren van de bochtensnelheid en algehele grip – historisch gezien een zwak punt voor KTM-rijders. Feedback van rijders suggereert een verbeterde grip tijdens het in- en uitkomen van bochten, wat hogere bochtensnelheden en strakkere lijnen mogelijk maakt. Dit vertaalt zich potentieel in lagere rondetijden en betere raceprestaties.

Technische uitdagingen en voordelen

Ondanks de veelbelovende voordelen brengt het gebruik van carbon fiber frames ook significante uitdagingen met zich mee. Een primaire zorg is de moeilijkheid om crashschade te detecteren. Waar schade aan stalen of aluminium frames meestal duidelijk zichtbaar is door verbuiging of scheuren, kan schade aan carbon fiber frames subtiel en moeilijk waarneembaar zijn. Dit vereist geavanceerde inspectiemethoden en gespecialiseerde apparatuur.

Daarnaast zijn reparaties aan carbon fiber frames aanzienlijk complexer en kostbaarder. De gevoeligheid voor temperatuurschommelingen vormt een extra uitdaging, hoewel KTM actief werkt aan het verminderen van deze problemen.

De toekomst van frameconstructie in MotoGP

KTM’s experimenten met carbon fiber frames wijzen op een potentiële paradigmaverschuiving in MotoGP-technologie. Terwijl Aprilia ook experimenteert met carbon fiber elementen in hun chassis, houdt de meerderheid van de concurrenten vast aan beproefde aluminium constructies.

De sterke tweede plaats van KTM in het constructeurskampioenschap van 2023 onderstreept hun al formidabele marktpositie, maar het volledige potentieel van carbon fiber frames moet nog worden gerealiseerd. Verdere onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen zijn cruciaal om de technologie te verfijnen en te optimaliseren.

Het debat over optimale framematerialen in MotoGP is verre van beslecht. Terwijl staal en aluminium hun waarde hebben bewezen, vertegenwoordigt KTM’s verkenning van carbon fiber een gedurfde stap voorwaarts die mogelijk de toekomst van motorracen zal hervormen. In deze technologische wapenwedloop staat één ding vast: innovatie blijft de drijvende kracht achter de evolutie van MotoGP.

Handgebouwde motorfietsen CCM stopt productie door financiële problemen

0

Het gerenommeerde Britse motormerk CCM is in juni 2025 onder curatele gesteld, een dramatische wending voor een bedrijf dat meer dan vijftig jaar synoniem stond voor Britse motorfietsproductie op zijn best. Clews Competition Machines (CCM), in 1971 opgericht door motorcrosstalent Alan Clews, verwierf een cultstatus met zijn handgebouwde, lichtgewicht motorfietsen die bekend stonden om hun unieke karakter, zichtbare frames en karakteristieke eencilinder.

De ondergang van CCM markeert meer dan alleen het faillissement van een bedrijf; het symboliseert de kwetsbaarheid van nichefabrikanten in een geglobaliseerde markt en vormt een ernstige slag voor het Britse motorerfgoed.

Keerpunt: Itchy Boots’ motorreis langs 36.000 kilometer aan herinneringen

Financiële problemen stapelden zich op

Een combinatie van factoren heeft geleid tot CCM’s financiële ondergang. Een krimp in de Britse motormarkt zorgde voor dalende verkoopcijfers, terwijl het bedrijf in oktober 2024 ook werd getroffen door het faillissement van Completely Motorbikes, een van hun belangrijkste verkooppartners. Dit dwong CCM niet alleen tot het terugkopen van onverkochte voorraad, maar beperkte ook hun distributienetwerk tot slechts acht verkooppunten in het Verenigd Koninkrijk.

Daarnaast plaatsten strenge Euro 5+-emissieregels onevenredig hoge kosten op kleine fabrikanten zoals CCM. De productie daalde dramatisch tot ongeveer 150 motorfietsen in 2024, ruwweg de helft van hun gebruikelijke jaarlijkse output. Strategische bezuinigingen, waaronder een reductie van het personeelsbestand van meer dan 50 naar slechts 12 medewerkers, konden het tij niet keren.

Van ambitieuze uitbreiding naar faillissement

Ironisch genoeg leek de toekomst in 2021 nog veelbelovend toen CCM een significante investering ontving van Pitalia Capital, geleid door ondernemer Anil Pitalia. Deze kapitaalinjectie was bedoeld om een ambitieuze internationale expansie naar Europese en Amerikaanse markten te financieren.

Een belangrijk onderdeel van deze groeistrategie was Project X, een retro-adventuremotor die een breder marktsegment had moeten aanspreken. Helaas werd dit project door aanhoudende financiële problemen geschrapt voordat het publiek er kennis mee kon maken, wat achteraf gezien een voorbode bleek voor de verdere neergang van het bedrijf.

Een rijke erfenis

Ondanks deze trieste afloop laat CCM een indrukwekkende erfenis achter. De motorfietsen werden geprezen om hun nauwgezette vakmanschap, onderscheidende ontwerptaal en opwindende rijervaring. CCM heeft een blijvende impact gehad op de motorcultuur met zijn filosofie van authentieke, karaktervolle machines die zich onderscheidden van massaproducten.

Toekomstperspectief

De toekomst van CCM blijft onzeker, met verschillende mogelijke scenario’s. Een overname door een grotere fabrikant of investeringsgroep zou het merk nieuw leven kunnen inblazen. Een meer pessimistisch scenario is de stuksgewijze liquidatie van bedrijfsactiva, inclusief intellectueel eigendom en gespecialiseerde productiemiddelen. Een derde mogelijkheid is een herstructurering die CCM als een slanker, meer strategisch gefocust bedrijf uit de problemen zou kunnen laten komen.

Voor liefhebbers van handgebouwde Britse motorfietsen met karakter blijven er weinig directe alternatieven over. Merken als Brough Superior met hun SS100, Hesketh Motorcycles met de Valiant SC, of bepaalde modellen van Triumph zoals de Thruxton RS komen nog het dichtst in de buurt van de unieke ervaring die CCM bood.

Een onvervangbaar verlies

De ondergang van CCM illustreert de uitdagingen waarmee kleine, gespecialiseerde fabrikanten worden geconfronteerd in een steeds competitievere markt. De combinatie van strenge regelgeving, economische druk en beperkte distributiemogelijkheden heeft uiteindelijk geleid tot het einde van een iconisch Brits merk dat vijftig jaar lang synoniem stond voor passie, authenticiteit en vakmanschap in de motorwereld.

Voor motorliefhebbers blijft CCM een symbool van wat mogelijk is wanneer een kleine, toegewijde groep professionals motorfietsen bouwt met het hart in plaats van alleen het hoofd. Hun nalatenschap zal voortleven in de verzamelingen van liefhebbers en in de blijvende invloed op de bredere motorcultuur.

Keerpunt: Itchy Boots’ motorreis langs 36.000 kilometer aan herinneringen

0

Wat begon als een vlucht uit een persoonlijke crisis, transformeerde voor Noraly Schoenmaker tot een levensveranderende reis. In haar boek “Keerpunt” documenteert de Nederlandse avonturier en vlogger bekend als ‘Itchy Boots’ haar indrukwekkende motoravonturen die haar van India door Zuidoost-Azië en Centraal-Azië voerden.

Het boek verschijnt op 10 juni op bol.com voor ongeveer €15,99. Je kunt het nu al reserveren.

Meer dan een motorverhaal

“Keerpunt” is niet alleen een reisverhaal over motorfietsen en landen. Het boek belicht de transformatie die Schoenmaker doormaakte, van iemand die vluchtte voor verdriet naar een ontdekkingsreiziger die zichzelf opnieuw uitvond door de uitdagingen van solorijden.

Haar routes door Zuidoost-Azië (Myanmar, Thailand, Maleisië), Centraal-Azië (Oman, Iran, Turkmenistan, de Pamir Highway) en later door Zuid-Amerika werden gekenmerkt door mechanische problemen, onvoorspelbare wegcondities, taalbarrières en veiligheidskwesties. Deze obstakels vormden niet alleen uitdagingen, maar ook kansen voor persoonlijke groei.

Schoenmaker maakt deel uit van een groeiende beweging van vrouwelijke solo-avonturiers die de grenzen van motorrijden verleggen. Haar verhaal resoneert met iedereen die verlangt naar vrijheid en een eigen pad wil volgen, ongeacht welke motor onder hen zit. Het is een krachtige herinnering dat de werkelijke reis niet alleen over afgelegde kilometers gaat, maar over de persoonlijke transformatie die onderweg plaatsvindt.

De motoren achter het avontuur

Schoenmakers reis begon op een Royal Enfield Himalayan (2018-2019), een doeltreffende, no-nonsense adventure motor die perfect aansluit bij het back-to-basics karakter van haar eerste grote avontuur. Met een bescheiden 411 cc luchtgekoelde eencilinder die 24,5 pk levert, bewees de Himalayan dat kracht niet alles is bij avontuurlijk reizen. Met een zithoogte van 800 mm en een gewicht van 199 kg (volgetankt) bood de motor toegankelijkheid en beheersbare prestaties, precies wat nodig was voor onverharde paden en onvoorspelbare omstandigheden.

Later stapte Schoenmaker over op de aanzienlijk krachtigere Yamaha Ténéré 700. Deze adventure motor, aangedreven door een 689 cc parallel-twin met 72 pk, biedt meer vermogen en verfijning. Met een brandstoftank van 16 liter en een nat gewicht van 204 kg, vormt de Ténéré een uitstekende balans tussen on-road comfort en off-road capaciteiten. De hogere zithoogte van 875 mm vraagt wel om wat meer ervaring en lichaamslengte.

Voor haar meest recente reis, van Patagonië naar Alaska, koos Schoenmaker voor een Honda CRF300 Rally, wat haar veelzijdigheid als rijder onderstreept.

Motoren voor lange reizen

Beide motoren in Schoenmakers avonturen werden aangepast voor langeafstandsreizen. De Himalayan werd uitgerust met valbeugels, bagagerekken en extra verlichting – essentiële toevoegingen voor soloreizigers in afgelegen gebieden. De Ténéré 700 werd doorgaans verbeterd met een hogere windscherm, motorbescherming en geüpgradede voetsteunen voor betere controle tijdens staand rijden.

Techniek Motorfiets verlagen: verbeter je rijcomfort

1
Customs hebben vaak een lage zit-hoogte. Dus kun je goed met de voeten bij de grond

‘Of je nu een meter vijfennegentig bent of twintig centimeter kleiner; je krijgt de motorfiets met dezelfde framemaat mee naar huis, want er is er helaas maar één’, zo schrijft Ben van den Hoff. Hij heeft een punt, want motorrijders zijn nu eenmaal niet allemaal even lang.

‘Schoenen, hoeden, handschoenen, kleding etc. zijn in alle maten te koop. Een simpele fiets wordt in meerdere framehoogtes geleverd en is daarbij voorzien van een in hoogte en diepte verstelbaar zadel en stuur. Een motorfiets daarentegen kent maar één framemaat en dat is beschamend en belachelijk tegelijk,’ zo onderbouwt Ben zijn stelling. ‘In de testen lees ik: “Met mijn 195 cm pas ik goed op deze motor en door de lage zithoogte van 80,5 cm past ook de kleinere rijder hier goed op” of “Ook rijders met kortere benen zullen meestal goed bij de grond komen”. Die beschrijvingen kloppen van geen kant. Uitgaande van de kleinere rijder met een lichaamslengte van pakweg 175 cm is er een verschil van 20 cm met zijn maatje van 195 cm. De benen maken ongeveer 50% van de lichaamslengte uit. Uitgaande van die 20 cm lengteverschil moet de rijder van 175 cm het met 10 cm minder doen. Val je onder de groep kortere benen dan komt daar nog een aantal centimeters bij. Je voeten plat op de grond en het liefst ook nog met een kniehoek kun je dan vergeten als je een motorfiets koopt met een veel voorkomende hoogte van zo’n 82 cm.’

Kniehoek

In deze vergelijking ziet Ben één ding over het hoofd: Uiteraard moet je bij een fiets goed met je voeten bij de grond kunnen, maar bij een fiets speelt nog een tweede argument: Wanneer je op het zadel zit met het zadel in de laagste stand, moet je been bijna gestrekt staan, wil je optimaal kracht overbrengen. Die variabele heb je bij een motorfiets niet. De afstand zadel-voetsteun is daardoor wat minder kritisch. Dan kun je het omgekeerd bekijken: als iemand met relatief korte benen goed met de voeten bij de grond kan, kan iemand met lange benen dat ook, maar zit die met wat meer opgevouwen benen op de motor. Dus waarom zou je een nog grotere framemaat maken? Een probleem dat dan speelt, is dat de knieën van lange mensen soms niet goed in de uitsparingen van de tank passen.

Je kunt dus stellen, dat de maat van een motorfiets voor een bredere range aan lichaamslengtes geschikt is. Dan zijn er nog motoren die standaard zijn voorzien van een in twee of drie standen instelbaar zadel, waarmee de range nog wordt vergroot. Voor langpotigen is het probleem daarmee meestal wel opgelost, anders is een dikker zadel vaak wel te koop of te laten maken. Maar Ben heeft zeker gelijk als het om de kortstelige Homo Sapiens gaat: die is in de aap gelogeerd.

Techniek Radarsystemen: Radar-gestuurde Assistentie

Constructie

Bij de constructie van een motorfiets heeft een constructeur natuurlijk een aantal zaken waarmee hij rekening moet houden: de maat van het motorblok, de wielmaten, de gewenste veerweg en de gewenste bodemvrijheid, alsmede de gewenste zithouding en gewichtsverdeling. Dan moeten er nog computers, ABS-units en batterijen, een tank en luchtfilters ondergebracht, waardoor het in het kontje ook redelijk vol is. Daar volgen wel minimummaten uit. Om er eens een paar te noemen: een Kawasaki Vulcan 650 custom heeft een zithoogte van 705 mm, een bodemvrijheid van 130 mm, bij veerwegen van 130 voor en 80 achter. De Ninja 650 staat ook 130 mm van de grond, met een zithoogte van 790 mm en veerwegen van 125 voor en 130 mm achter. Dan nemen we nog een Versys 650 allroad, die het zadel op 845 mm heeft staan, met 170 mm grondspeling en veerwegen van 150 en 145 mm. Met vergelijkbare tweecilinder lijnmotoren en een vergelijkbare frame-layout behoorlijke verschillen, die deels te verklaren zijn door de veerwegen – de ruimte tussen het kontje en het wiel moet die vrijheid immers bieden – deels door de bodemvrijheid. Maar dan nog: de Ninja heeft achter 50 mm meer veerweg en 85 mm meer zithoogte: dan zit er toch 35 mm in het design, grotendeels verklaarbaar uit de gewenste, sportieve zithouding. De Versys heeft 40 mm meer bodemvrijheid en 65 mm meer veerweg, samen 105 mm. De zithoogte is 140 mm hoger. Dus ook weer een kwestie van design voor zithouding.

Verschillende zithoogtes

Wat we aan de cijfers kunnen zien, is dat het voor een fabrikant wel mogelijk moet zijn om met hetzelfde frame en hetzelfde motorblok ook een iets lagere versie te maken voor motorrijders met kortere benen, met iets aanpassing van het frame zelfs veel lager. Dan gaat het wel ten koste van de styling. En de grote vraag is: is het voor een fabrikant rendabel? Hoeveel van die verlaagde motoren ga je verkopen? Waarschijnlijk te weinig om de investering terug te verdienen. Dat zou voor Nederlanders niet zo’n groot probleem moeten zijn, want Nederland heeft de langste bevolking ter wereld. Mannen zijn volgens de website van het Radboud UMC gemiddeld 184 cm lang, vrouwen 170,6 cm. De langste 2,5% van de bevolking is langer dan 198 cm (mannen) of 184 cm (vrouwen). Zet daartegenover dat mannen mondiaal gezien gemiddeld 170 cm lang zijn en vrouwen 160 cm. Bedenk ook dat motoren niet speciaal voor de Nederlandse markt worden ontwikkeld. Ze zouden dus voor het gros van de Nederlanders moeten passen. Ik ben zelf 181 cm en ik kan zelfs bij de hoogpotige allroads nog goed met de voeten bij de grond, bij lagere heb ik lengte ‘over’”.

Adaptive Ride Height

Maar als je echt klein van stuk bent, heb je wel een probleem, hoewel er ook fabrikanten zijn die er rekening mee houden: de BMW R 1250 RT heeft bijvoorbeeld een in hoogte verstelbaar zadel en twee zadeldiktes, waarmee zes hoogtes mogelijk zijn: 805/825 mm, 760/780 mm en 830/850 mm. Hiermee is een hoogteverschil van 90 mm tussen het laagste en hoogste zadel afgedekt.

Harley-Davidson heeft een mooie allroad, de Pan American, die heel veel rekening houdt met motorrijders met korte benen. Niet alleen is het zadel in twee standen in te stellen, maar de elektronisch gecontroleerde vering van deze Pan heeft ook nog ‘Adaptive Ride Height’. Om gemakkelijker op- en af te stappen, daalt de motor 2,5 tot 5 cm als je stopt, en verhoogt ze de vering als je weer rijdt. Het systeem kent vier modi: Auto (daalsnelheid afhankelijk van de remvertraging), Short Delay en Long Delay (daling vertraagd tot motorfiets stopt, rijhoogte blijft hoog op lage snelheid, bij langzaam rijden op een parkeerplaats of bij offroad rijden) en Locked (daalt niet). De Adaptive Ride Height heeft overigens geen invloed op de veerwegen, die blijven intact.

Zadel

De eenvoudigste optie die je zelf kunt doen is om de zithoogte te verlagen door een lager zadel te kopen of te laten maken. Dat kan al een paar centimeter schelen en aangezien veel zadels voor het comfort veel te zacht zijn, kon het zitcomfort van een wat platter en stugger zadel nog wel eens opknappen. Het fabrieks-comfortzadel van een KTM 990 Adventure is bijvoorbeeld lager en stugger dan het standaard zadel. Daar is het een stuk beter op uit te houden en je kunt beter met je voeten bij de grond. Voor de BMW F800R kun je af fabriek een lager zadel bestellen, dan is de zithoogte 770 mm, twee centimeter minder dan standaard. Maar de hoogte is niet het enige dat belangrijk is: ook de vorm van het zadel heeft effect: als deze naar voren smal afloopt, kunnen je benen rechter naar beneden en kun je gemakkelijker met je voeten bij de grond dan wanneer dat wijdbeens moet. Nu kun je een zadel natuurlijk niet zomaar smaller laten maken, je bent gebonden door de breedte van het frame en de tank.

Veerweg

De tweede optie is de veervoorspanning te laten zakken, maar dat heeft serieuze nadelen. Zowel de telescoopveren van de voorvork als de achterschokdemper kunnen namelijk maar een bepaalde slag maken. Van die slag moet al ongeveer 1/3 deel opgebruikt zijn als je op de motor gaat zitten. De rest, 2/3 deel, moet nog over zijn om hobbels op te vangen. Dit deel noem je de ‘positieve veerweg’. Het andere deel van de slag, dat al ingezakt is, heet ‘negatieve veerweg’ en is nodig voor het uitveren, bijvoorbeeld om het wiel een kuil in te kunnen duwen.

Zou je de veervoorspanning van voor- en achtervering verlagen – bij veel telescoopvoorvorken kan dat niet eens – dan blijft er minder positieve veerweg over. Dan wordt de wegligging slechter en de motor gaat stug aanvoelen, de vering kan zelfs doorslaan, als de zuiger van de schokdemper of einde van de telescoop tegen het einde van de buis aan klapt. Bij motoren met een linksysteem ontstaat nog een ander probleem: de afmetingen van het linksysteem zorgen voor de progressiviteit van de vering: hoe verder de swingarm omhoogkomt, hoe sneller de schokdemper moet inveren als je over een hobbel rijdt en hoe stugger die wordt. Een te lage veervoorspanning zorgt dan voor een extra stug gevoel.

Techniek: tunen met Druijff Racing

Linksysteem

Motoren met een linksysteem bieden wel een andere mogelijkheid: je kunt voor veel motoren een langere link-arm kopen. Daarmee zakt de motor bij gelijkblijvende veervoorspanning een stukje in. Het resultaat is dat de zithoogte lager wordt, terwijl de veerweg en de verhouding tussen positieve en negatieve veerweg gehandhaafd blijft. De bodemvrijheid wordt wel iets minder en je moet controleren of de achterband het kontje niet gaat raken als hij inveert. Een ander probleem dat optreedt, als je alleen de achterkant van de motor laat zakken, is dat de motor ‘onderuit’ gaat staan. De voorvork komt minder steil te staan als de achtervering doorzakt. Daarvan wordt de balhoofdhoek groter en de naloop eveneens. De motor wil rechtdoor en is moeilijker in te sturen. Je moet dus sowieso altijd zowel de voor- als de achtervering aanpassen. De voorzijde kun je aanpassen door de vorkpoten wat verder door de kroonplaten te laten steken. De geometrie is dan hersteld al is de wielbasis marginaal kleiner geworden. Maar dat merk je nauwelijks. Er zijn fabrikanten die deze optie af fabriek leveren: Zo kun je de BMW F650GS krijgen met standaard verlaagde vering, waardoor de zithoogte 765 mm bedraagt in plaats van 820 mm.

Vering aanpassen

Wil je de hoogte van je motor nog verder aanpassen, ga dan naar een veringspecialist. Die kan kortere schokdempers leveren, of kortere voor- en achterveren monteren. Dat laatste kan niet zomaar, want de dempingszuigers komen dan dieper in de schokdempers of telescoopveren. De vering kan dan gemakkelijk doorslaan, waarbij de zuiger van de schokdemper of einde van de telescoop tegen het einde van de buis aan klapt. En bij het uitveren zou er te veel ruimte zijn, zodat de veer los in de telescoop komt te liggen en gaat rammelen. Deze problemen worden te lijf gegaan door de binnenpoot van de telescoop zelf in te korten en een veer met een grotere stijfheid toe te passen. Uiteraard wordt de totale veerweg door deze behandeling wel een tikje korter, maar de verhouding tussen positieve en negatieve veerweg wordt weer hersteld. Hoe stug de veer precies moet worden, dat is een kwestie waar een goede veringspecialist ervaring en gevoel voor heeft.

Demping

Met het aanpassen van de veren en de veerweg zelf ben je er nog niet. Ook de demping zal aangepast moeten worden. Omdat de veerbewegingen korter zijn, moet de energie in kortere tijd uitgedempt worden. En dus moet de demping iets stugger worden, terwijl het doorslaan van de vering ook kan worden voorkomen door de demping progressiever te maken. Wanneer de motor snel inveert, zal hij dan harder dempen dan wanneer hij langzaam inveert.

Nu bestaat een schokdemper uit een zuiger, waarin gaatjes zitten. Als de zuiger op en neer gaat, wordt er olie door deze gaatjes geperst. De gaatjes worden afgesloten door een stapeltje verende ringen, die door de olie opengeduwd moeten worden. De afmetingen en het aantal ringen bepalen hoe hard de gaatjes worden dichtgeduwd en hoe erg de olie ‘afgeremd’ wordt. Oftewel, ze bepalen de dempingskarakteristiek van de schokdemper. De demping kan stugger gemaakt worden door een demperolie met een hogere viscositeit te gebruiken (‘dikkere’ olie). Deze olie stroomt moeilijker door de smoringen en dat levert meer demping op. Die methode heeft echter nadelen. Olie wordt dunner als ze heet wordt en dikke olie heeft daar meer last van dan dunne olie. Dus kun je beter de afstelling van de demper zelf aanpakken door ook het complete dempermechanisme aan te passen, door veranderingen in de stapel veerringen aan te brengen. Een zeer precies klusje, dat je alleen tot een goed einde kunt brengen als je over jarenlange ervaring beschikt.

Veroordeeld?

Wanneer je klein van stuk bent is het met wat zoekwerk best mogelijk een motor te vinden waar je wel op past, zonder dat je veroordeeld bent tot een custom. Al moet ik daarbij zeggen dat je dan doorgaans wel in de hogere prijssegmenten terechtkomt. Wil je dat niet, dan zijn er kleine kunstgrepen waarmee je de hoogte kunt aanpassen. Voor grote aanpassingen kom je bij een veringspecialist terecht. Het verlagen heeft dan wel gevolgen voor de stugheid van je vering en – uiteraard – voor de bodemvrijheid. Ook komt de motor steiler op de zijstandaard te staan, dus vergeet niet om ook die aan te passen.

Tekst en beeld: Peter Aansorgh

‘Dank je wel voor alles Ferry’

0

In je leven ontmoet je – hoop ik – altijd mensen van wie je echt leert. In mijn geval bijvoorbeeld mijn ouders en mijn vriendin. Mensen die niet bang zijn je de waarheid te vertellen of een spiegel voor te houden. Omdat je elkaar vertrouwt. Maar ook buiten je privéleven kom je hopelijk dit soort mensen tegen. Als je je daar dan vervolgens voor openstelt, kunnen er hele mooie dingen gebeuren. Voor mij was Ferry Schoenmakers zonder twijfel zo’n iemand. De eerste keer dat ik hem echt sprak was op Misano in 2010. Ik wilde een verhaal maken over het ‘andere Ten Kate’, want Ferry’s team ging toen door het leven als het juniorteam van Ten Kate Racing. ‘Moet je mij daarvoor ook hebben?’ Ja, het liefst wel Ferry. ‘Oké, dan moet het nu, want ik ben druk. Moet ook nog wat regelen voor de zaak.’ Dat even was voor de meesten een werkweek, maar Ferry deed dat wel ‘even’ tussendoor. Na het verhaal over zijn team hielden we contact en hield Ferry mij altijd scherp. Zoals bij het verhaal over de vete tussen Rossi en Márquez. Met enig chauvinisme vond ik dat die vete begon in de GT-bocht. Dat maakte ook mijn verhaal veel sterker. Maar Ferry appte direct na het verschijnen dat het Argentinië was waar alles begon. En hij had gelijk. Zoals zo vaak. Veel achtergrondverhalen over het WorldSBK in MOTO73 vonden hun oorsprong bij Ferry. ‘Ik zou daar even gaan kijken’ of ‘heb je al gehoord dat?’ was voor mij voldoende om te weten dat ik vier of vijf pagina’s gevuld had. En als ik iets niet begreep, ging ik ook vaak naar Ferry.

Ging…

Vanwege gezondheidsredenen deed Ferry aan het begin van dit seizoen een stap terug binnen zijn EAB Racing Team en droeg hij de dagelijkse leiding over aan Pjotr Groenenberg en Piero Cossu. Terwijl Ferry een onmogelijke strijd voerde tegen zijn ongeneeslijke ziekte overleed Piero dit jaar op 18 mei op 62-jarige leeftijd na een hartstilstand. Zo bizar dat je er geen woorden voor kunt hebben… Slechts twee weken later, in de nacht van vrijdag 30 op zaterdag 31 mei, verloor Ferry zijn strijd. Op slechts 59-jarige leeftijd.

Dank je wel voor alles Ferry.

Vier Tweede Pinksterdag bij Motorkledingstore met broodjes worst, kortingen en elk uur €100 shoptegoed

0

Maandag 9 juni is het Tweede Pinksterdag en Motorkledingstore pakt opnieuw groots uit. De vijf megastores in Apeldoorn, Breda, Capelle aan den IJssel, Eindhoven en Vianen zijn dan geopend van 10:00 tot 17:00 uur. Wat je kunt verwachten? Een dag vol motorplezier, flinke kortingen én de kans om elk uur €100 shoptegoed te winnen.

Kom langs en maak elk uur kans op €100 shoptegoed

Ben je op Tweede Pinksterdag aanwezig in één van de winkels, dan maak je automatisch ieder uur kans op een cadeaubon van 100 euro. Er wordt per winkel onder de aanwezigen verloot – je hoeft alleen maar binnen te zijn en een lootje aan te nemen. We verloten deze dag 3500 euro aan shoptegoed.

Gratis broodjes warme Frankfurter worst

Naast scherpe aanbiedingen in de motorkleding outlets – met kortingen tot wel 50% – worden er gratis broodjes warme worst geserveerd, mét saus naar keuze.

Let op: Eerste Pinksterdag gesloten

De megastores zijn op zondag 8 juni, Eerste Pinksterdag, gesloten. Maar op maandag staan de deuren weer open voor een dag die geen motorrijder wil missen. Jij komt toch ook?