dinsdag 8 juli 2025
Home Blog Pagina 603

Marathonmotor: Honda CBX-B

0
Honda CBX-B

Dertig jaar geleden viel Cees van Norden voor de looks van de Honda CBX-B. Zes cilinders op een rij, hij kon er zijn ogen in de toenmalige motorzaak in Gouda niet van afhouden. Sindsdien bestaat er voor Cees maar één motor en dat is de CBX. Nooit is bij hem het idee opgekomen om zijn CBX in te ruilen voor een andere motor. Sterker nog: er werd nog een CBX (met zijspan) bijgekocht. 

Motorrijden was voor Cees van Norden (72) uit Haastrecht geen jongensdroom. Pas op zijn veertigste ging hij, aangespoord door een kennis, motorrijles nemen. ‘Noem het maar een vroege midlifecrisis. Maar ik moet toegeven dat ik van die beslissing nooit een moment spijt heb gehad. Ik vond motorrijden direct leuk. Het was een prima uitlaatklep naast mijn drukke werkzaamheden (eigen drukkerij). De eerste motor die ik kocht was een Suzuki GS450L, een lichte chopper. Ik ben daarmee naar de TT en naar Francorchamps geweest. Dat vond ik toen al heel wat. Tot voor een paar jaar terug is deze motor altijd in de familie gebleven. Eerst heeft mijn vrouw ermee gereden en later onze twee dochters.’

Man en motor

NaamCees van Norden
WoonplaatsHaastrecht
Leeftijd72 jaar
Beroeppensionado
Rijdt sinds1989
Aangeschaft1991
Nieuwprijscirca € 4.600,-
Dagwaardecirca € 5.000,-
Rijstijlrustig
Gebruiktoer/vakantie
Brandstofverbruik1:14
Olieverbruik1:6.000
Onderhoudmotorzaak
Bouwjaar1983
Kilometerstand149.700 km

Zelf was Cees na een jaartje uitgekeken op de Suzuki. ‘Toen ik een keer in de motorzaak van Joop Kruisinga was, viel mijn oog op de Honda CBX-B. Ik had eigenlijk niet eerder zo’n zescilinder gezien. Maar wat een mooie machine. Ik heb de motor gekocht zonder verder ergens bij na te denken en ben ermee gaan rijden. Totdat ik een jaar later weer eens bij Kruisinga kwam en daar een nog veel mooiere CBX zag staan. Dat was de motor die ik nu, dertig jaar later, nog steeds in bezit heb. De tellerstand is in die dertig jaar van 20.000 naar bijna 150.000 kilometer gegaan. Gemeten over het aantal jaren niet echt spectaculair. Voor woon-werk is de Honda nooit gebruikt. Alle kilometers zijn plezierkilometers. In 2009 heb ik een CBX met zijspan gekocht, omdat mijn vrouw vanwege een spierziekte problemen had met zelf motorrijden of achterop zitten. Toeval of niet, mijn eerste CBX had kenteken MF-23-LV. Mijn huidige CBX heeft kenteken MF-22-LV en de CBX met zijspan MF-24-LV. Puur toeval, maar wel leuk om even te noemen.’

Marathonmotor: Kawasaki VN800 Classic

En dan het motorblok. De revisie is alweer tien jaar achter de rug en het blok loopt nog als een zonnetje. Wat loopt zo’n zescilinder toch mooi. De buitenkant van de cilinders oogt al lang niet meer als nieuw, de binnenkant waarschijnlijk wel. Afgezien van een heel klein beetje zweten bij het kleppendeksel is het blok droog. Van Sleeuwen: ‘Boven in het kleppendeksel zit de kabel voor de toerenteller. Een O-ringetje zorgt daar voor de afdichting en dat wil nog wel eens lekken.’ ‘Klopt’, aldus de eigenaar, ‘dat O-ringetje heb ik al twee keer vervangen. Heel veel werk is dat niet.’

Zes cilinders synchroniseren kan nog een hele klus zijn.

Koolborstels

In het jaar dat Cees in het bezit kwam van zijn CBX1000 werd de Nederlandse CBX-club opgericht. ‘Ik had een oproep gelezen in een motorblad en ben naar de oprichtingsvergadering gegaan. Daar was ik een van de veertien geïnteresseerden. Inmiddels zijn het er meer dan tweehonderd, een leuke actieve club mag ik wel zeggen. Ik ben sinds de oprichting (1991) dan ook lid van de Honda CBX1000 Club Nederland. De club kent een jaarlijks “Eurotreffen” dat telkens in een ander land wordt gehouden en georganiseerd door de daar gevestigde Honda CBX-club. Daardoor ben ik met mijn motor al in veel Europese landen geweest. In 1995 heb ik een rondrit gemaakt met mijn oudste dochter achterop. Het Eurotreffen was toen in Noorwegen. We hebben een rondje Noord-Oost Europa gedaan: Nederland, Berlijn, Kopenhagen, Oslo, Kongsberg (Eurotreffen), Stockholm, Helsinki, Gdansk, Warschau, Berlijn en weer thuis. Een prachtige reis met leuke herinneringen. Bijna ieder jaar werd er zo wel een leuke reis gemaakt. Afgelopen jaar zou het “Eurotreffen” in Nederland worden gehouden maar toen, en ook dit jaar, ging dat vanwege corona niet door. Alle hoop is nu gevestigd op 2022.’

Gedurende alle reizen heeft de Honda CBX-B onderweg nooit verzaakt. Cees: ‘Al scheelde het één keer niet heel veel. Ik vertrok uit Montpellier richting Nederland toen de motor kuren kreeg. De dynamo laadde nog amper. Als ik niet harder reed dan 80 ging het nog net goed. Achteraf bleek dat bij een hoger toerental (hogere snelheid) de koolborstels van de dynamo gingen “zweven” en het bijladen stopte. Ik ben toen rustig naar huis gereden. Op zich geen ramp, want het weer was zo slecht dat stevig doorrijden sowieso geen optie was. En normaal gesproken ben ik toch al niet iemand van hard rijden. Het brandstofverbruik van de CBX is bij mij zo’n 1 op 14, Maar als je flink doortrekt loopt het al snel op tot 1 op 10. Dat is dan ook zo’n beetje het verbruik van mijn zijspancombinatie, wat op zich dan weer vrij normaal is te noemen.’

Qua onderhoud doet Cees zelf heel weinig aan zijn Honda, zelfs aan poetsen heeft hij een hekel. ‘Het is zelfs een keer voorgekomen dat ik de CBX negen jaar lang niet heb gepoetst. Wat dat betreft vertroetel ik mijn CBX niet zoals sommige andere bezitters dat wel doen. Wel zorg ik ervoor dat er altijd goed en vooral tijdig onderhoud wordt gepleegd, want dat komt de betrouwbaarheid ten goede. Olie- en bandenspanning controleren doe ik zelf, de rest besteed ik uit.’

Revisie`

Voor beurten brengt Cees zijn Honda steevast naar een motorzaak. Eerst was dat Roadrunner Motoren in Velp. ‘Een eind uit de buurt, maar daar was ik via een kennis terechtgekomen. Prima zaak. Later ben ik voor onderhoud naar Six Center in Nieuwleusen (inmiddels verhuisd naar Heino) gegaan. De naam van het bedrijf zegt het al, ze zijn specialist in onderhoud en verkoop van onderdelen voor (klassieke) zescilinders. Behoudens een ingrijpende revisie van het motorblok is er nooit iets bijzonders met de Honda CBX-B aan de hand geweest.’

Die revisie was nodig, omdat het blok steeds meer olie begon te consumeren. Cees: ‘Het verbruik was opgelopen tot 1 op 1.000. In mijn topkoffertje heb ik steevast een bus met olie staan. Met zo’n 120.000 kilometer op de teller heb ik me afgevraagd wat te doen. Een andere CBX met weinig kilometers, als die al te vinden is, zou al gauw tussen de 6.000 en 8.000 euro gaan kosten. Totale revisie van het blok, inclusief arbeidsloon, zou ongeveer even duur uitvallen. Dat speelde tien jaar geleden. Omdat ik niet van plan was in de toekomst iets anders te gaan rijden dan een CBX heb ik besloten tot revisie.’

In 2010 zijn de onderdelen besteld, omdat Honda Nederland toen bezig was met een grote opruimactie. Een half jaar later is de revisie uitgevoerd door Six Center. Nieuwe zuigers, nieuwe klepzittingen, nieuwe nokkenasketting, nieuwe lagerschalen, nieuwe koppelingsplaten, et cetera, et cetera. Alles wat maar een beetje aan slijtage onderhevig was of dat in de nabije toekomst kon worden, is vervangen. Cees: ‘Na die revisie was het blok weer als nieuw, maar daar viel aan de buitenkant weinig van te zien. Het had veel geld gekost, maar op zich zag de motor er nog precies zo uit als voor de revisie. Maar waar het mij om ging, was dat het blok weer honderd procent betrouwbaar zou zijn voor de resterende jaren. Tot nu toe is dat steeds nog het geval geweest. Het olieverbruik is van 1 op 1.000 teruggelopen naar 1 op 6.000. Dat vind ik alleszins acceptabel.’

Honda CBX-B op de brug

Dat Cees van Norden geen poetser is, blijkt als hij met zijn CBX bij Motor.NL-expert Van Sleeuwen arriveert. De 38 jaar oude CBX ziet er deugdelijk uit, maar zeker niet in showroomstaat zoals bij menig andere CBX-bezitter wel het geval is. Van Sleeuwen begint met een kort proefritje waarna hij niet anders kan concluderen dan dat de Honda nog precies doet wat hij moet doen. ‘Natuurlijk is een 1000 cc van nu veel sterker, zijn de remmen beter, is eigenlijk bijna alles beter. Maar gezien de leeftijd, de CBX is inmiddels een soort van klassieker, functioneert alles nog zoals je van zo’n motor mag verwachten.’

Toerisme: Eilandhoppen rond het IJsselmeer

Op de brug kan de zescilinder eens goed van alle kanten worden bekeken, te beginnen bij de voorkant. Daar bevinden zich nog steeds de originele geventileerde remschijven. Die zijn nog nooit vervangen en gezien het geringe slijtagepatroon is dat op korte termijn ook niet nodig. Om de voorvork wat stabieler te krijgen is een stabilisator tussen de vorkpoten gemonteerd. Die zat er overigens al op toen Cees de CBX kocht.

Voor het overgrote deel verkeert de CBX nog in originele staat. Wel zijn er een keer andere uitlaten (Jama) gemonteerd. Cees: ‘De originele waren doorgeroest. Ik heb gekozen voor een type dat zoveel mogelijk op de originele uitlaat lijkt. Het uitlaatgeluid is zeer beschaafd of beter gezegd, bijna fluisterstil. Ik hou niet van herriepijpen.’

Accu en laadstroom vertonen geen gebreken.

De koplamp van de CBX ziet er erg mat uit. Van Sleeuwen: ‘Dat is normaal voor motoren van die leeftijd. Goede verlichting was toen vaak bijzaak. Een groot verschil met moderne motoren.’ Net als de koplamp ziet ook het dashboard er wat dof uit. Mooi is anders, maar dat doet in dit geval niet af aan de functionaliteit. 

De Honda heeft nooit schade gehad. Het kuipwerk en de tank hebben dan ook nog de originele lak die zonder veel poetsen in goede conditie is gebleven. De buddyseat is een keer vervangen. Cees: ‘Ik was op een treffen waar iemand zo’n buddy te koop aanbood. Dat kwam precies op het juiste moment.’

Cees van Norden is niet van plan zijn CBX op korte termijn in te ruilen voor iets anders. ‘Ik zou wel gek zijn, nadat ik zoveel geld heb geïnvesteerd in de revisie van het blok. Ik ben nu 72 en het is maar de vraag hoe lang ik nog motor kan rijden. Ik hoop natuurlijk nog heel lang. De kilometers worden verdeeld over twee CBX-en. Eentje met en eentje zonder zijspan.’

Pluspunten Honda CBX-B

De CBX is uitgegroeid tot een collectors item 

Minpunten Honda CBX-B

Hoog brandstofverbruik

Honda CBX-B: goed om te weten

De CBX werd in 1978 geïntroduceerd. Voor Honda was het de eerste zescilinder. Benelli had eerder in 1974 al een 750 cc op de markt gebracht. Een jaar na Honda kwam Kawasaki met een watergekoelde 1300cc-zescilinder. Ondanks dat bijna iedereen de CBX een prachtige machine vond, vielen de verkopen tegen. Voor een sportieve motor liet de handelbaarheid van de brede zescilinder te wensen over. ‘More show than go’ riepen de criticasters. 

Om de verkopen van de CBX nieuw leven in te blazen kwam er in 1982 een CBX-B met monovering en een kuip op de markt. Daarmee werd de CBX meer geschikt gemaakt als toermotor. Ook het kontje, tank en zijschildjes werden aangepast. Het blok werd teruggetuned van 105 tot 100 pk. Dat laatste had te maken met nieuwe wetten in Amerika waar op dat moment 100 pk de grens was. Ondanks deze aanpassing werd de CBX in Amerika vanwege speciale wetjes aldaar geen succes. In Europa deed de CBX het wat beter, maar de CBX was zeker geen succes voor Honda om op voort te borduren. In 1985 viel het doek voor de CBX. Honda bouwde later wel weer zescilinders, maar dat waren zescilinderboxers voor de GL-types (vanaf GL1500).

Richtprijzen bij motorzaak

Een Honda CBX is een van de weinige motoren zonder afschrijving. Als je een CBX zoekt, zul je er meestal meer voor moeten betalen dan wat hij nieuw heeft gekost. De nieuwprijs lag destijds omgerekend op ongeveer € 5.300,-. Een goed onderhouden CBX, die nog in originele staat verkeert, levert dit bedrag nu nog gemakkelijk op.

Reparaties en problemen

19.200 km toerentellerkabel vervangen
51.000 km koolborstels dynamo vervangen
67.700 km uitlaatsysteem vervangen
72.400 km toerentellerkabel vervangen
97.000 km revisie Pro Link
120.000 km revisie motorblok

Merkenclub

De Honda CBX1000 club (www.cbx1000.nl) bestaat sinds 1991 en telt zo’n tweehonderd leden. Doel van de vereniging is de CBX-generatie rijdende te houden. Er zijn het hele jaar door (club)activiteiten met als hoogtepunt het jaarlijkse Eurotreffen ergens in Europa.

Highway 1, Amerika: Good vibrations en koude rillingen

0

Tussen Los Angeles, Californië en Port Angeles, Washington overbrugt een fabelachtige kustroute van 1500 mijl een wereld van verschil. Op een Goldwing met stereo reed Jan Dirk Onrust van Good Vibrations naar koude rillingen, van palmbomen naar regenwoud. En van de Beach Boys naar Nirvana.

Als ik bij Eaglerider L.A. arriveer, staat‘ie al klaar. Een zwarte Honda Goldwing met mijn naam erop. De Electra Glides en Road Kings ernaast verschrompelen erbij. Er wordt wel eens wat lacherig over de Goldwing gedaan, maar ik ben er blij mee. De tiencilinder dieselmotor is bijvoorbeeld heerlijk soepel en rustig, terwijl het verbruik best meevalt. Zeker als je op de cruise control rijdt. De stereo-installatie met cd-speler vind ik ook prettig. Net als het chemisch toiletje dat onder het zadel zit. En de zonneluifel mag in Nederland overbodig lijken, maar langs de zonovergoten West Coast zal die zeker zijn nut bewijzen. Helaas heb ik net niet de allernieuwste Goldwing meegekregen, dus de magnetron ontbreekt. Mijn model heeft nog gewoon dat portable frituurtje aan boord. Oh ja, je kunt ook nog achteruitrijden met de Honda. Maar dat vind ik eerlijk gezegd een tikkeltje overdreven.

Baja California, Mexico: Zingend door de woestijn

Highway 1

Nadat ik 382 formulieren bij de verhuurder heb ondertekend, waarop ik beloof de Goldwing na een regenbui niet in een wasdroger te stoppen, kan ik gaan. Ik sla een keer linksaf en daarna rechtsaf, de Lincoln Boulevard op, ook bekend als Highway 1. Ik hoef nu alleen nog maar deze weg en later de 101 te volgen totdat ik bijna bij Canada ben. 1500 mijl kustweg ligt nu voor me. Yo! Mijn eerste kwartje kan de jukebox in. 

Catch a ride to the end of the highway, And we’ll meet by the big red tree’, krijst John Fogerty van CCR in Up Around The Bend. Op de bewegwijzering staan nog meer flarden van songteksten. Sunset Boulevard, Beverly Hills, Highway 1 North, Santa Monica Boulevard, Malibu Beach. Het voelt alsof ik in een videoclip zit. En kijk eens aan. Bij een kruispunt stopt de bijbehorende mooie zwarte meid met cowboyhoed, in een Chrysler Crossfire Convertible. Ze kijkt naar mijn offroad broek met ingezette stukken en zegt: ‘Wow, scratchy…’ Een complimentje denk ik, dat ik maar beantwoord met: ‘Nice hat.’ Ze lacht. Aan het eind van een zijstraat zie ik de Pacific glinsteren. Ik geloof dat ik me hier erg ga thuis voelen.

Beroemde forensen

Highway 1 staat in de top tien van ‘All-American Roads’ en heeft onder motorrijders een reputatie door zijn bochtige karakter –  ‘alleen geschikt voor ervaren rijders,’ overdrijven de reisgidsen. Maar het eerste stuk langs de forensensteden van L.A. loopt voornamelijk recht. Geeft niet, want dan kan ik tenminste een beetje kijken naar de villa’s die hier tegen de bergen of aan het strand zijn gebouwd. Grote sterren wonen allang niet meer in Hollywood, maar hier, in Santa Monica (Sean Penn, Robert Redford, Gwyneth Paltrow),  Malibu (Richard Gere, Mel Gibson, Barbra Streisand) of Santa Barbara (Brad Pitt, John Cleese, Oprah Winfrey,  John Travolta). Ook de man die dit deel van de West Coast zijn eigen muziek gaf woont er: Brian Wilson van de Beach Boys.

Landschappelijk zie je hier al de eerste mooie stukken  – ‘Malibu – 27 miles of scenic beauty’ zeggen bumperstickers, maar je blijft de druk van L.A. voelen.

Een stuk noordelijker, in Cambria, begint een kalm en gemoedelijk Californië. Nog amper ben ik afgestapt in het gezellige hoofdstraatje of voorbijgangers spreken me aan alsof ik op de hoek woon. ‘Een mooie dag voor een ritje! Waar ga je naartoe vandaag?’ vraagt een ouder echtpaar. Dan moet je niet denken dat ze iets van je willen. De openbare vriendelijkheid van de Amerikanen is gewoon groot. En dat warmt de koude Hagenaar in me snel op. ‘Rijd je wel voorzichtig op Highway 1, met al die bochten?’ Ja, ma, zal ik doen. Ook goede reis, hè.

Twee kasteelheren

Amerika staat natuurlijk bekend als het land waar een krantenjongen het tot miljonair kan schoppen – als hij tenminste niet de journalistiek in gaat. In Cambria kun je zien dat zelfs een zwerver zijn droomkasteel kan bouwen. Maar dat bestaat dan natuurlijk wel uit bouwafval, lege flessen, autowielen en toiletbrillen. Het heet Nitt Witt Ridge en voor een paar bucks krijg je een rondleiding.

Maar het echte krantenjongens-droomkasteel ligt vijftien mijl verderop: Hearst Castle, een toeristische topattractie. Krantenmagnaat William Randolph Hearst – over wie de filmklassieker Citizen Kane gaat – liet het bouwen in de jaren twintig van de vorige eeuw. Eigenlijk kwam er bij Hearst lang niet zoveel geld binnen als bij oliemagnaten als Rockefeller of Getty, maar hij wist wel veel beter hoe hij het moest uitgeven. Dus is zijn kasteel volledig over the top. Het bouwsel met 115 kamers, enorme zwembaden en een vliegveld is een mengeling van vele Europese stijlen uit net zoveel verschillende tijdperken. Het geheel doet me denken aan een verzamel-cd van BZN. Maar als je het woord ‘kitschtent’ laat vallen, krijg je ervan langs van de gids. ‘Voor Europeanen lijkt het alsof het niet binnen een traditie past. Maar juist het makkelijk mengen van allerlei stijlen hoort bij de Californische traditie.’ Oké, je hebt gelijk. En ach, eigenlijk vind ik het kasteel mooier dan ik wil toegeven.

Basic Instinct

Met Personal Jesus roept Johnny Cash alvast wat hulp van boven aan, als ik over Highway 1 naar Big Sur rij. Dit is een heel bochtig stuk langs diepe afgronden en veel aanleiding om even niet op de weg te letten: zeeleeuwen, de ruige kustlijn, vuurtorens. De weg figureerde onder meer in Basic Instinct en Hitchcock’s Suspicion. Toch heeft hij niet spanning van een echte thriller, maar de amusementwaarde is hoog. En voor het eerst kom ik andere motorrijders tegen.

De kustweg eindigt in Carmel, waar Clint Eastwood twee jaar burgemeester was en waar veel gepensioneerde filmhelden wonen. Direct erna rijd ik Monterey binnen. Behalve het vermaarde aquarium, zijn de toppers Cannery Row en Fisherman’s Wharf, twee oergezellige havenstraatjes met houten restaurants en winkels, en een zeeleeuwenkolonie die voor nog meer leven in de brouwerij zorgt. Er zijn hier vandaag veel mensen op de been en op straat treedt een oude blueszanger op – zo goed dat de rillingen me over de rug lopen. Wat een heerlijk stadje, denk ik al na tien minuten. En nog heel beroemd ook. Hier werd in 1967 het eerste grote popfestival ter wereld gehouden. Dat was het begin van de Summer of Love en betekende de doorbraak van onbekenden als Jimi Hendrix, Buffalo Springfield en the Byrds. Met een beetje overdrijving mag je stellen dat de hippiebeweging hiervandaan de wereld veroverde. Misschien zie je daarom nog zoveel bloemen in de straten van Monterey.

Devil’s slide

California Dreamin’ van The Mamas and the Papas liet de wereld dromen van Californië. Voorbij Monterey zie ik duizenden mensen die dat ook deden. Maar voorlopig zijn ze fruit aan het oogsten en wonen ze in afzichtelijke trailers en hutjes. Het zijn de Mexicanen, waarop de enorme fruitindustrie tussen Salinas en San Jose drijft.  

Na het saaie landbouwgebied kom ik bij Santa Cruz – surfhoofdstad van de wereld – weer aan de kust. Cabrillo Highway, zoals de Hwy 1 hier heet, loopt zacht en rustig langs lege stranden en stille dorpjes. Pas aan het eind biedt de weg spektakel: Devil’s Slide, een stukje steil dat voortdurend gerepareerd moet worden, omdat het anders in de oceaan stort. Op de top wacht me een mooi uitzicht op San Francisco en kan ik YMCA van de Village People in de jukebox stoppen. Maar laat ik dat nummer nou net niet bij me hebben..

Highway 1 loodst me zonder veel gedoe over de Golden Gate Bridge, waar ik direct word herinnerd aan een uitspraak van Mark Twain: ‘De koudste winter die ik ooit meemaakte, was een zomer in San Francisco.’ IJzig koud en grimmig is het, maar dat maakt de overgang naar de Shoreline Highway (Highway 1) des te prettiger. Als de zon doorbreekt stijgt het kwik in een paar kilometer met twaalf graden. Hier begint een van de allermooiste delen van de West Coast. Een uiterst idyllisch achterland met zee-inhammen en boerendorpjes, en weelderige kust. Denk aan de beelden uit The Birds van Hitchcock, waar je de hoofdpersoon in haar witte sportwagentje langs houten dorpjes aan de oceaan ziet rijden. Dat is hier opgenomen.

Toerisme Schotland: Buiten-Hebriden – Achterlijk mooi

Dikke meiden

Het landschap en de weg zijn werkelijk adembenemend, maar een knappe meid heb ik sinds L.A. niet meer gezien. Dikke des te meer. Bij een kruideniertje dat alleen maar alternatieve low fat, low calorie, biologisch geteelde producten verkoopt, kom ik nauwelijks door de winkel omdat vrouwen met een gigantisch achterwerk het gangpad blokkeren. In het volgende plaatsje valt me op dat een motorrijder voor me tergend langzaam door de hoofdstraat rijdt. Als ik dichtbij ben, zie ik dat het geen kerel op een Goldwing is, maar een meid op een mountainbike. I rest my case.

Wanneer ik de 150 mijl lange kust verlaat heeft Highway 1 nog een waanzinnige toegift voor me in petto. Een weggetje door de redwood pines, dat wordt aangekondigd met een waarschuwing: ‘Pas op! 22 mijl kronkelweg.’ Het blijkt een fabelachtige serpentine van maagdelijk asfalt te zijn. Op een BMW GS of een KTM Adventure zou ik gek worden van plezier. Maar de Goldwing doet het ook geweldig. Links en rechts gaan de stepjes aan de grond alsof ik aan het slalomskiën ben, totdat een verkeersbord bij Leggett een droevige mededeling heeft. Einde van Highway 1.

Oude vlaggenzwaaiers

Maar Highway 101, die al die tijd achter de kust liep, neemt het stokje over en wordt in Oregon de nieuwe kustweg. Anders dan California heeft Oregon geen Spaanse invloeden. Er hangt eerder een Scandinavische houthakkersfeer. Ik heb dan ook snel een paar vrienden: een groepje ‘war veterans’ dat bij een kruispunt in Bandon zijn steun betuigt aan de troepen in Irak. ‘Why don’t you join us?’ vraagt een van de oude vlaggenzwaaiers. Als ik zeg dat ik uit Holland kom en journalist ben, doen hij twee stapjes achteruit. Aan de overkant staat een tegendemonstratie van vrouwen in zwarte gewaden. Bij elke auto die passeert gaan aan beide zijden de spandoeken omhoog. ‘Maar wij krijgen de meeste steun!’ zegt een veteraan. Ze besluiten hun wekelijkse parade met het zingen van The Star-Spangled Banner. De overkant doet niet mee.

Oregon Coast

De Oregon Coast bestaat grotendeels uit ruige kliffen en de typische losstaande rotspilaren, die als gigantische wratten uit het strand en de zee steken. De branding, die vandaag vele golvenrijen breed is, maakt het beeld nog dramatischer. En daar tuf ik dan langs met mijn jukebox. Long may you run. Liedjes van Neil Young vandaag, zal iets het countrysfeertje te maken hebben. 

Bij North Bend kom ik in de Oregon Dunes, de hoogste duinen van de hele West Coast. Omdat ze hier in de jaren dertig Europees helmgras hebben geplant, lijkt het strand hier sprekend op de Nederlandse kust. Toch zet ik maar geen Bløf of De Dijk op. Ten eerste omdat ik daar niets van heb, ten tweede omdat het dan waarschijnlijk zou gaan regenen.

Stomdronken op de Harley

Voorbij Florence (leuke Old Town!) klautert de 101 tegen de rotsen op omhoog. Schuin onder me surfen zeeleeuwen in de hoge golven en laten pelikanen zich in het water ploffen. In de verte zie ik de witte huisjes van Yachats aan het strand liggen. Toeristen – onder wie veel fietsers – stoppen bij elk viewpoint om foto’s te maken. Je zou denken dat aan deze prachtkust tal van speelfilms zijn opgenomen. Maar dat valt tegen. Alleen Depoe Bay, ‘de kleinste haven ter wereld’ zat in een topfilm: One flew over the Cuckoo’s Nest. Hier maakte Jack Nicholson met een gestolen boot zijn hilarische vistochtje met de medebewoners van het gekkengesticht. Vissersboten huren kun je er nog steeds. Walvissen kijken kan ook.

Na nog veel aardige plaatsjes eindigt de Oregon Coast bij de machtige Columbia River, die hier zes kilometer breed de zee in stroomt. Even landinwaarts ligt Astoria, dat bekend  staat als Little San Francisco. Niet alleen ligt het aan een enorme brug – veel langer dan Golden Gate Bridge – het heeft ook Victoriaanse huizen en is tegen heuvels gebouwd. Dit prettige stadje dient wél vaak als filmlocatie. The Goonies, Free Willy, Short Circuit en The Ring zijn hier opgenomen. En nu werkt Sean Penn er aan Into the Wild. Maar toch is het vooral burgemeester Van Dusen zelf die zijn stadje op onnavolgbare wijze op de kaart weet te zetten. In juli klapte hij met zijn Harley stomdronken tegen een auto, weigerde een bloedproef en haalde daarmee de landelijke publiciteit. Dat lukte hem ook bij twee eerdere veroordelingen wegens rijden onder invloed. 

Come as you are

Halverwege de Astoria Bridge van zes kilometer begint Washington State, een overgang van jewelste. Ik verlaat niet alleen de kust, maar nagenoeg ook de bewoonde wereld en het goede weer. In de motregen rij ik door saai groen met een paar suffe dorpjes. Ik vreet kilometers alsof het spruitjes zijn. Na 100 km verlatenheid scheer ik langs een houthakkersgehucht dat met gevoel voor humor Cosmopolis is genoemd.

Ook Aberdeen (16.000 inwoners), dat erna komt, stelt weinig voor. Er staat een dampende houtfabriek, pogingen om er meer van te maken zijn grotendeels mislukt. Typisch zo’n plaatsje waarvan je denkt: ‘Wat moet je toch als je hier wordt geboren?’ Nou, dit: je richt een bandje op, je wordt de grondlegger van een rockstroming, pleegt zelfmoord en wordt met 50 miljoen volgens Forbes de best verdienende dode ooit. Ja, dit Klazienaveen in het kwadraat is home of the grunge rock, de geboorteplaats van Kurt Cobain en Nirvana. Daarom staat onder het bord ‘Welcome in Aberdeen’ de tekst ‘Come as you are’ – naar een nummer van Nirvana. Ook Violet Blue komt hiervandaan, maar wie dat is weet ik natuurlijk niet.

Zombies

Of het door de grunge rock komt, of door de nabijheid van de Olympic Mountains en de oceaan, dat weet ik niet. Maar boven Aberdeen valt vier meter regen per jaar (vijf keer De Bilt). Daarom vind je hier wat je eerder rond de Evenaar zou verwachten: regenwouden. Ze liggen in het Olympic National Park, dat ongeveer de omvang van Friesland heeft. Via een doodlopend weggetje kom ik erin en snel besef ik dat Unplugged in New York van Nirvana een adequate beschrijving bevat.

In the pines, in the pines
Where the sun don’t ever shine
I would shiver the whole night through

De bomen zijn hier zo hoog (tot 90 m) en de begroeiing is zo dicht, dat het duister wordt. Op bodem buitelen de varens over elkaar en boomstammen zijn gewikkeld in draderige mossen, alsof het zombies zijn. Erachter liggen de gletsjers van de Olympic Mountains, net als het wonderlijke regenwoud veelvuldig onderwerp van National Geographic.

Als ik tegen de avond naar eindpunt Port Angeles rij, stop ik bij het stemmige Lake Crescent om een extra shirt aan te trekken. De Good Vibrations van Los Angeles zijn vervangen door koude rillingen. Eigenlijk is het noordwesten van Washington in alle opzichten de tegenpool van zuidelijk California. Geen drukte maar rust, geen palmbomen maar regenwoud, geen Beach Boys maar Nirvana, geen vliegtuig naar Europa maar een veerboot naar Canada. Maar de kust van Port Angeles zou niet bij Amerika horen als hier geen filmklassieker was opgenomen: The Hunt for Red October.

Zondagmorgenfilm: Justin Barcia is een held

0
Justin Barcia

Iedereen die een beetje thuis is in het Amerikaanse Supercross weet het al jaren; zoals Justin Barcia zijn er geen twee. Nee, echt! Wat een puur karakter. Zet je hem op een tweetakt, is het plaatje compleet. ‘I blew up everything!’

Itchy Boots: Van motoravonturier naar rallyrijder?

0
Itchy Boots

Ik had nooit gedacht dat ik op een dag rally’s zou willen rijden. Op de motor de wereld rondrijden leek me eigenlijk wel avontuurlijk genoeg. Toch belandde ik na een ontmoeting met een Dakar-rijder en de bijbehorende dosis aan inspiratie, op de Kalahari Rally in Zuid-Afrika. Als enige op een 250cc-motor was de competitie intimiderend en vooral, veel sneller. Daarom had ik mezelf beloofd het gewoon rustig aan te doen, ik had immers niets te bewijzen en wilde gewoon eens meedoen.

Na het startsein gingen die goede voornemens direct het raam uit en reed ik mijn kleine Honda, zoals ik die nog nooit had gereden. Zonder alle bagage achterop, maar met GPS-tracker en evacuatiehelikopter paraat, kon ik plotseling veel grotere risico’s nemen. Zeven dagen lang heb ik de motor en mijzelf tot het uiterste gepusht. Ik kwam erachter dat de bijna 100.000 kilometer die ik in de afgelopen drie jaar op de motor heb geklokt niet eens zo’n verkeerde voorbereiding waren geweest. Ik was gewend om hele dagen op de motor door te brengen, om altijd door onbekend terrein te rijden en constant op de navigatie te letten. Dat bleken essentiële vaardigheden voor een cross country rally! Iedere motorrijder die graag beter wil worden in offroadrijden kan ik aanraden eens mee te doen aan een rally. Naast de fantastische sfeer, het elkaar helpen onderweg en de adrenaline, ga je er echt stukken beter van rijden!

‘Hoe goed je ook voorbereid dénkt te zijn, het loopt altijd anders’ – Itchy Boots

Frankrijk: Elzas, stampen door zuurkoolland

0

Als het koud is in de Ardennen, als het hoost in Luxemburg, als je pak drie kilo zwaarder is in het noordoosten van Frankrijk en als je in de Vogezen sneeuw ziet liggen, dan wil je nog maar één ding. Een grote bak zuurkool. En daarvoor moet je natuurlijk in het zuurkoolcentrum van Frankrijk zijn. De Elzas.

Noem ons gerust culinaire Neanderthalers, maar we zijn nou eenmaal gek op simpele winterkost. Hutspot, boerenkool en zuurkool met vette jus zijn allemaal gerechten waar je ons voor wakker mag maken. Als er tenminste een dik pak sneeuw ligt. Zonder dat is winterkost als een kerstboom in de zomer. Het past niet, het hoort niet, het slaat nergens op. De afgelopen winters waren voor ons als jongens van de gestampte pot dus schraal en ellendig.

Toerisme Duitsland: Pfalz, reisje langs de wijn!

‘Maar als de winter niet naar ons komt, dan gaan wij toch naar de winter?’ stelde mijn maat Jan voor. Gouden idee. Maar waar is het echt winter en kun je toch een beetje rijden? En waar hebben ze echte winterkost? In de Elzas natuurlijk, het zuurkoolcentrum van Frankrijk.   

Op een maartse vrijdag vertrekken we bij een temperatuurtje van 13 graden. Maar al in de Belgische Ardennen gaat het de goede kant op. Het is nog maar acht graden en het regent zo hard dat het verkeer stilvalt en onze pakken kilo’s aankomen. Voorbij het Franse Metz valt de duisternis in en langzaam krijgt de kou ons in zijn greep. Als we in de plooien van de Vogezen komen, zien we boven ons al een enkele plak sneeuw liggen. De ouderwetse zuurkooltrek begint nu echt te knagen.

Schuiver

Onze eerste bestemming is Niedermorschwihr. Het klinkt als een onderafdeling van Duitse geheime dienst, maar het moet een lieflijk dorpje van 500 inwoners zijn, aan de beroemde Route de Vin. De routeplanner denkt daar anders over en stuurt ons in volledige duisternis over minuscule slingerweggetjes en paadjes tussen de wijngaarden door. Gaat dat nou wel goed, vragen we ons af. We stoppen om de kaart uit te vergroten. Als ik mijn voet aan de grond zet, glijd ik meteen weg. Zzjwooeef. Het is hier verdorie spekglad. Jan schrikt van mijn schuiver en houdt met moeite zijn eigen fiets overeind. Met slapstickachtige capriolen krijgen we gezamenlijk mijn fiets weer overeind. Drie keer zo langzaam vervolgen we onze weg. Om mezelf gerust te stellen, probeer ik te beredeneren waarom mijn bergschoenen wel wegglijden en mijn banden niet. Zachter rubber en meer koolstof, bedenk ik. Maar als ik mijn voorrem voorzichtig aanraak en mijn voorwiel voel wegglijden, vervliegt mijn zelfbedachte  geruststelling. Mij rest nu slechts een laatste middel. Met toegeknepen billen en zwetende oksels verder rijden. En zo bereiken we toch nog heelhuids Niedermorschwihr. We zien vakwerkhuizen met pastel- en terracottakleurtjes en houten balkons. Langs de stoepen liggen bijeengeveegde sneeuwhopen. Erachter vinden we Hotel de l’Ange, ons verblijf voor vannacht. De gastheer en –vrouw komen direct naar buiten. ‘We waren een beetje bezorgd vanwege de gladheid,’ zegt monsieur Boxler opgelucht.

Sneeuwvlokken

Het hotel heeft alles waar je op hoopt, na een winterse rit van 700 kilometer. Mooie,  oude inrichting, gedempt licht, warmte en gezelligheid. Maar bovenal een pot zuurkool, geserveerd op een tafeltje met roodwit geblokt kleed, net als in de reclames voor Gelderse rookworst.

Verse zuurkool uit het vat krijgen we, gekookt met veel witte wijn. Met eroverheen een laagje stofvlees en gegratineerde aardappelen. De zuurkool – choucroute, zoals de Fransen in verbasterd Duits zeggen – wordt opgediend in een diep aardewerken potje, want anders gaan die Hollanders prakken, zullen ze in de keuken hebben gedacht.

‘Oeeh, wat lekker,’ zegt Jan. ‘Zo houden we het wel vol de komende dagen.’

Buiten dwarrelen sneeuwvlokjes langs het raam. Naast ons snort de potkachel. Het enige wat ontbreekt is een tv met beelden van een schaatswedstrijd. Maar met een fles Riesling – ook Elzas – en een paar bellen cognac heb je ook een leuke avond.

Tankversperringen

De morgenzon schijnt fel en we moeten snel zijn om nog een sneeuwbal te kunnen draaien, want het dooit flink. Dat betekent dat we van gladheid weinig last zullen hebben. Op deze hoogte althans.

Niedermoschwihr ligt middenin de Route de Vin, een route van 180 kilometer langs de oostkant van de Vogezen. ’s Zomers ogen de wijnhellingen allerlieflijkst en bieden ze talloze bejaarde buspassagiers een leuk dagje uit. Niet echt rock ’n roll dus, maar in de late winter ligt dat anders. Dat merken we meteen als we ons dorpje verlaten. Zo weelderig en mierzoet als de wijnhellingen over twee maanden eruit zullen zien, zo grimmig ogen ze nu. De kleur is bijna uit het landschap verdwenen en de lege wijnranken lijken op tankversperringen. Onderaan de hellingen zien we de wazige contouren van de wijnhoofdstad Colmar. Aan de andere kant liggen de machtige toppen van de Vogezen. De meeste komen weliswaar amper boven de 1200 meter uit, maar de winter heeft de sneeuwgrens een kilometertje of twee verlaagd, waardoor het middelgebergte de allure krijgt van een hooggebergte. Tijd om onszelf weer eens even in de handen te wrijven. Verdorie, wat is dit mooi. En dat op een dagje rijden van huis. Maar kun je er met de motor ook nog een beetje bijkomen met al die sneeuw? We gaan het proberen.

Sneeuwkettingen

We verlaten de wijnroute en rijden bij Wintzenheim de Vogezen op. Op slingerasfalt met hier en daar zelfs een haarspeldbocht klimmen we in enkele kilometers naar een hoogte van 1.000 meter. En dan zitten we zomaar middenin winterwonderland met dorpjes als op een kerstkaart, omgeven door donkere dennenbossen. In de berm ligt een paar decimeter sneeuw, maar het asfalt is schoon. Als we via een zijweggetje nog hoger willen komen, stuiten we op borden die sneeuwkettingen adviseren en daarna op een slagboom. ‘Route non déneigée’, staat er.
‘Wat betekent dat?’ vraagt Jan.
‘Dat verstandige mensen hier omkeren,’ vertaal ik vrij.
‘Oh,’ zegt Jan. ‘Dat slaat dus niet op ons.’ Maar na een kort stukje slibberen moeten we erkennen dat doorrijden geen optie is, ook niet voor malloten. Dan maar weer naar de hoofdweg. Die houden ze weliswaar sneeuwvrij, maar kleddernat is het wegdek wel. De vele bochten nemen we daarom voorzichtig. Maar dat is slechts een klein offer. Er staat tegenover dat we door een landschap rijden dat je eigenlijk nooit ziet vanaf de motor. En dat we alweer trek in zuurkool beginnen te krijgen.

Knarsend dialect

Door de dooi hangt er een grauwe nevel over de dalen. De schoorstenen roken flink, hier en daar heeft een boer een houtvuur aangestoken. Het damperige sfeertje geeft de toch al geïsoleerde dorpjes een extra besloten en geheimzinnig karakter. Dit afgeslotene typeert ook de bewoners. Ze staan bekend als kat-uit-de-boom-kijkers, ze spreken een knarsend dialect en vinden dat ze nergens bij horen. Een gezegde luidt: ‘Ik kan niet Frans zijn, ik wil niet Duits zijn. Ik ben een Elzasser.’ Ja, dit zijn de Friezen van Frankrijk.

De Elzas is een typisch grensgebied, dat eeuwenlang de speelbal was in de oorlogen tussen  Duitsland en Frankrijk. Het behoorde oorspronkelijk tot het Heilige Roomse Rijk, maar kwam na de Dertigjarige Oorlog (1648) grotendeels in Franse handen. Na de Frans-Duitse Oorlog van 1870 werd er weer Sauerkraut gegeten. Toen de Vrede van Versailles in 1919 was getekend, kwam er weer choucroute op tafel. Hitler liet de Elzassers nog eens vier jaar Sauerkraut essen en stuurde de Elzassische jongemannen het leger in. De Fransen maakten er daarna weer choucroute van, met campagnes als ‘Wees netjes, spreek Frans’. Maar hoe je het ook noemt, hét gerecht van de Elzas wordt nergens anders in Frankrijk gegeten en in Duitsland overal. Dat zegt toch wel wat over de aard van het gebied.

Baja California, Mexico: Zingend door de woestijn

Stinkende motor

De Elzas heeft meer beroemde spijzen. De belangrijkste ruiken we van verre, als we bij het plaatsje La Poutroie aankomen. Munsterkaas. En die is wel typisch Frans. Bij fromagerie La Graine au Lait maken ze het. Omdat het ook een proeverij en museumpje is, gaan we naar binnen – al geeft onze neus een vluchtadvies. In de zevende eeuw maakten monniken de kaas voor het eerst en nog altijd wordt hierbij rauwe melk gebruikt. Je moet er iets voor overwinnen, maar dat wordt wel beloond. We vinden het zo lekker, dat we er meteen vijf in de topkoffer stoppen. Bijkomend voordeel: geen dief die het nu nog in zijn hoofd zal halen mijn stinkende motor te jatten.
We zijn naar een meter of 700 afgezakt. Hier ligt weinig sneeuw meer in de berm en de weg is droog. Om te voorkomen dat je te snel door de haarspeldbochten gaat, hebben ze het asfalt vervangen door klinkers, maar daarbuiten kunnen we nu echt pure pretkilometers maken over bijna verlaten slingerweggetjes.

Aardbevingshuizen

In Riquewihr (hoogte 300 m) hebben we het gehad. Als we stoppen in dit mini-wijnstadje met zijn vele vakwerkhuisjes, valt op hoe sterk de temperatuur in een paar kilometer is opgelopen. Het is zo lauw dat we in onze T-shirts op het gras naast de stadspoort neerploffen. Een enkel fruitboompje heeft zelfs al bloesem. Toeristen komen ’s zomers massaal op dit middeleeuwse stadje af, maar verder zien we alleen wat timmerlieden die een huis opknappen. Zij geven ons eindelijk de verklaring voor de vele Duitse vakwerkhuisjes, die je hier overal aantreft. ‘Het zijn helemaal geen Duitse huizen, maar aardbevingshuizen. Door de diagonale balken blijven ze veel langer overeind staan.’ Het blijkt nogal eens te schudden hier. Het epicentrum van de laatste middelzware beving, precies vijf jaar geleden, lag hier maar dertig kilometer vandaan. 

Zuurkoolmoe

Een paar kilometer noordelijker ligt Ribeauvillé. Ook een pareltje, maar dan wat groter en veel levendiger. Om niet te zeggen; erg gezellig. Maar wij moeten in Bergheim zijn, daar weer iets boven. In dit vestingstadje, dat ooit als Romeins legerkamp begon, staat ons hotel, waar ze zuurkool serveren. La Cour du Bailli. Buiten is het een graad of 15. Binnen krijgen we een bord zuurkool en zeven soorten vlees en worst. Bij het stijgen van de temperatuur, is de belangstelling voor andere gerechten toegenomen. Met enige jaloezie kijken we naar de biefstuk en zalm van de andere gasten. Met enige verbazing kijken zij naar onze zuurkool.

De schotel lijkt eigenlijk verdacht veel op de Hollandse stamppot, maar dan zonder stamp. Een zekere zuurkoolmoeheid begint zich bij ons af te tekenen. ‘Heb je morgen nou weer zuurkool op het programma staan?’ vraagt Jan bedrukt. ‘Jazeker,’ zeg ik. ‘We doen de zuurkoolroute, we gaan naar Koning Zuurkool en je mag driemaal raden wat we ’s avonds eten.’ Jan kijkt me lang en glazig aan.

Duitse herrijzenis

De derde zuurkooldag verrijken we eerst met een cultuurhistorisch element. De Haute Koenigsbourg, het enige Monument National van de Elzas en de bekendste toeristische attractie van de regio. De enorme burcht die op een rotskam 755 meter boven het Rijndal uitpriemt, werd voor het eerst genoemd in de twaalfde eeuw. In de loop der tijd werd het uitgebreid en vervolgens belegerd, afgebrand en geruïneerd. Maar nadat de Elzas eind negentiende eeuw in Duitse handen kwam, besloot de Duitse keizer Wilhelm II het als symbool voor de Duitse herrijzenis op zeer grondige wijze te restaureren en uit te breiden met een adelaarsnest. Amper tien jaar later, na de Eerste Wereldoorlog, was hij het kasteel en de hele Elzas kwijt.
Voor een kleine zes euro kun je het even merkwaardige als grootse kasteel bezichtigen. Het meest indrukwekkend is het weidse uitzicht over het hele Rijnland. En dat heb je ook al voor de kassa.

Kasteel Haute Koenigsbourg

Route de la Choucroute

Behalve de Route de Vin – waaraan het kasteel ligt – heeft de Elzas ook een Route de la Choucroute. Deze loopt door de vlakke Ehn-vallei onder Straatsburg. ‘Langs de zuurkoolplantages,’ zoals Jan zegt.

Door omgeploegde, zwarte akkers rijden we van dorp naar dorp, maar hoe we ook zoeken, van de Route de la Choucroute geen spoor. Daarom gaan we naar Blaesheim om Philippe Schadt, de bedenker van de route, om uitleg te vragen. In zijn bomvolle restaurant Chez Philippe geeft hij een plausibele verklaring. ‘De route bestaat niet meer.’

Topkok Schadt vertelt dat de route bedoeld was om twaalf restaurants die zuurkool serveren op de kaart te zetten. ‘Zuurkool maak je niet elke dag. Met een route en een schema wilden we bereiken dat gasten toch altijd ergens terecht konden als ze zuurkool wilden eten. Maar niet iedereen had de discipline zich aan de afspraken te houden. Dat was het einde van de Route de Choucroute.’

‘Is het bij u vandaag zuurkooldag, toevallig?’ vraagt Jan achterdochtig.

‘Nee, maar ik zal wat andere specialiteiten laten brengen,’ zegt Schadt, die met een enkel handgebaar zijn personeel in beweging zet.

Het verhaal gaat verder onder het routekaartje..

Slechte smaak

Schadt praat over zuurkool alsof het kaviaar betreft, in plaats van een volksgerecht van 49 cent per zakje. Hij gruwt van zuurkool uit een zakje. En eigenlijk van alles wat Nederlanders met zuurkool doen. ‘Nederlanders staan natuurlijk bekend om hun slechte smaak. Ze hebben geen gevoel voor kwaliteit. Daarom is de prijs zo belangrijk voor ze. Voor zuurkool in een restaurant willen ze daarom niet betalen…’

‘Kuch,’ zeggen wij.

‘…terwijl het een prachtig basisingrediënt is. Het grootste geheim zit in de bereidingswijze zelf. In het op de juiste dikte snijden, het koken in de juiste wijn en de toevoeging van een scheutje olie. Daarna kun je er van alles mee doen.’

Dat Schadt er iets van kan, blijkt wel uit zijn klantenkring. Foto’s van Schadt naast talloze beroemdheden sieren de muren. Zelfs Chirac en Schröder hadden hier een onderonsje onder het genot van Schadt’s choucroute. Als zijn zuurkool in de buurt komt van de hors d’oeuvres die we krijgen, moet het een goddelijk gerecht zijn.

Een wandelend zuurkoolvat

Wanneer we ’s avonds naar het dorpje met de toepasselijke naam Krautergersheim rijden voor ons derde zuurkooldiner, hebben we weer hoop. Nog steeds vinden we het veel te warm voor zware kost, maar het restaurant heet Le Chou’Heim en is dus een echte zuurkoolspecialist. Het maakte bovendien deel uit van Schadt’s zuurkoolverbond.

Een oma en haar schoondochter ontvangen ons alsof we familie zijn. Het betekent dat vooral oma niet weg te slaan is bij onze tafel en ons bestookt met verhalen, fotoalbums en gastenboeken. In de keuken wordt ondertussen hard aan ons gerecht gewerkt. De keuze hebben we helemaal aan de schoondochter overgelaten. Als het maar niet te zwaar is, hebben we gezegd.

We hebben 348 foto’s bekeken als oma trots met een grote schaal uit de keuken komt. Zuurkool met grote piepers en varkenspoten. Ai. De zuurkool is zonder meer voortreffelijk bereid, maar na drie dagen voelen wij ons inmiddels een wandelend zuurkoolvat dat uit alle kieren zuurkooldampen oprispt en elk moment kan ontploffen. Na een halve schaal hebben we er helemaal genoeg van. Uit beleefdheid halen we zelfs driekwart, maar verder komen we echt niet.

Op de terugweg keert de winter nog even venijnig terug. Over de Vogezen gaan we door de natte sneeuw, in Luxemburg door zware regen en in de Ardennen is het pak drie kilo zwaarder  en krijgen we het koud. We hebben weer honger als een leeuw. En dan wil je na drie dagen zuurkool nog maar een ding. Een Big Mac-menu met grote frites en een grote coke. Of doe maar twee.

DesertX vs Lucky Explorer: wie heeft erfgenaam van Cagiva Elefant?

0

Ducati en MV Agusta presenteerden bijna tegelijkertijd hun idee van een compromisloze straat-enduro, maar wie heeft de ware erfgenaam van de Elefant in de stal staan?

Nostalgie heeft de goed gefunctioneerd in de motorwereld. Het moedigt weemoedige gevoelens op bij een steeds ouder wordende klant. Net de fascinatie voor de oude Dakar door de jaren heen intact is gebleven en zelfs een cultstatus heeft aangenomen. Uit een soortgelijke vergelijking zijn de huidige tegenpolen ontstaan. Het begon allemaal met de Africa Twin, gevolgd door de Ténéré 700 en vorig seizoen de Aprilia Tuareg. Een absolute hoofdrolspeler van de beroemdste en moeilijkste rally ter wereld ontbrak echter: de Cagiva Elefant.

Het betwiste erfgoed

Het is nutteloos al te veel in te gaan op de geschiedenis van de Cagiva Elefant, maar met twee Dakar-overwinningen met Edi Orioli heeft de Cagiva Elefant bijgedragen aan de geschiedenis van de klassieke Dakar. Maar Cagiva bestaat Cagiva meer. Misschien heerst de hoop om de naam Elefant terg te zien op de tank van een moderne enduro, maar de erfenis van de Cagiva Elefant is voortgekomen uit de vooruitziende ondernemersgeest van Claudio en Giancarlo Castiglioni. Die namen in de jaren 80 en 90 zowel MV Agusta als Ducati onder hun hoede. En nu zijn deze twee merken, die hun eigen weg zijn gegaan, de tegenpolen van een heropleving met de Cagiva Elefant.

De hoofdrolspelers

Ducati DesertX en Lucky Explorer Project 9.5 zijn de aangewezen erfgenamen van de Elefant. Elk met hun eigen redenen kunnen ze aanspraak maken op het exclusieve ‘recht’ op de erfenis. Wat het vaderschap van het idee betreft, verdient Ducati misschien de eer, omdat het DesertX-concept al in 2019 in Milaan werd getoond. De motor zal in het voorjaar van 2022 debuteren. Aan de andere kant heeft MV Agusta ook raak geschoten door de Lucky Explorer-kleurstelling, synoniem met de bestsellers van Cagiva, nieuw leven in te blazen. Het is dan ook moeilijk om ze op hetzelfde niveau te vergelijken, omdat het ontwikkelingsproces zo verschillend is. Maar we zullen het toch proberen.

2022 Ducati DesertX in teken van Cagiva Elefant

De details

In deze ethische strijd hebben de twee merken elk aan hun eigen visie van een al dan niet reis-enduro uitgewerkt. In feite zijn de twee motorfietsen ook verschillend van elkaar. De Ducati DesertX hoeft de liefhebbers niet enthousiast te maken met de belofte dat je er de wereld mee kunt ronden. Dat doet de Multistrada veel beter. De DesertX markeert veel eerder het debuut van een Ducati met wielen in de maten 21- en 18 inch, met veel bodemvrijheid, een bewezen, high-performance motor (zoals ooit de DesmoDue van de Elefant 900) en een reeks goodies zoals de extra achtertank die, samen met de lange veerweg en de twee rij-modi gewijd aan off-road gebruik, duidelijk maken dat de DesertX echt de woestijn wil.

De Lucky Explorer 9.5 daarentegen probeert alle troeven van het segment reis-enduro in één fiets samen te vatten: 21 inch wielen, semi-actieve vering, een driecilinder van 123 pk (110 pk voor de Desert X) en een reeks uiterlijk aantrekkelijke kenmerken die van deze motorfiets een object maken om in je garage te willen. Maar niet voor 2023, zoals MV Agusta heeft gezegd.

De weg naar succes kan ook goed naast elkaar worden afgelegd. De DesertX is de gespierde, prestatiegerichte versie van de slankere straat-enduro’s, waarmee je verder kunt gaan dan een gravelweg in Noorwegen. Net als met de Tuareg, Ténéré, Norden et cet. De Lucky Explorer 9. 5 daarentegen is een reis-enduro die kilometers wil maken en daardoor dichter in de buurt komt van de grotere Africa Twin, R1250GS en Triumph Tiger 1200. Een echte vergelijking is door de pandemie al een paar motorseizoenen uitgesteld, maar de ideologische is net begonnen: de strijd om de erfenis is geopend.

Ducati Panigale V4 S 2022 – test

0

Ducati heeft haar Panigale V4 vernieuwd voor 2022 en wij mochten hem gaan testen op het circuit van Jerez.

Kawasaki maakt prijzen 2022 Z-modellen bekend

0
prijzen 2022 Z-modellen

2022 belooft een prachtig jaar te worden voor de naked bikes van Kawasaki. Zo is het volgend jaar precies 50 jaar geleden dat de machtige Z1 zijn introductie deed en nieuwe maatstaven zette in de motorwereld. Na de spectaculaire onthullingen van de nieuwe Z900 SE, Z900RS SE en Z650RS eerder dit jaar maakt Kawasaki nu zijn prijzen bekend voor de gehele Z line-up.

Z900 SE

The best just got better. In 2022 wordt de verkochte naked bike van Nederland nóg beter met de introductie van de nieuwe Z900 SE. Het nieuwe SE model beschikt over hoogwaardige Öhlins vering, Brembo remmen en speciale kleurstelling welke het agressieve Sugomi design nog beter complementeren. Gebleven zijn het 948cc vier-in-lijn motorblok met sensationele vermogensafgifte en het speciaal getunede inlaatgeluid en uitgebreide elektronicapakket.

De Z900SE is verkrijgbaar vanaf €12.199,-

2022 Kawasaki Ninja H2 SX, snelle Sports Tourer met radar

Z900RS SE

De Z900RS SE brengt de succesvolle mix van het heden en het verleden naar een nóg hoger niveau. Als basis voor deze Special Edition dient de Z900RS, dé immers succesvolle hommage aan de originele Z1. Door de toevoeging van Brembo remmen, Öhlins vering en een waanzinnig mooie ‘’Yellow Ball’’ kleurstelling is de Z900RS SE dé Retro Sport om te hebben op dit moment.

De Z900RS SE is verkrijgbaar vanaf €14.999,-

Z650RS

De nieuwe Z650RS is de meest recente uitbreiding in de razend populaire Kawasaki Modern Classic range. Met het moderne rijwielgedeelte, een veelzijdig parallel-twin motorblok, ontspannen rijpositie en een prachtig design heeft de Z650RS alles in zich om een succes te worden.

De Z650RS is verkrijgbaar vanaf €8.999,-

Naast deze 3 modellen zijn ook de prijzen van de volledige 2022 Z-range bekend gemaakt.

2022 Z H2 SEverkrijgbaar vanaf €23.349,-
2022 Z H2verkrijgbaar vanaf €20.749,-
2022 Z900verkrijgbaar vanaf €10. 899,-
2022 Z900 70kWverkrijgbaar vanaf €10.599,-
2022 Z650verkrijgbaar vanaf €8.099,-
2022 Z125verkrijgbaar vanaf €5.199,-
2022 Z900RSverkrijgbaar vanaf €13.499,-

Kijk voor de prijzen van alle modellen, kleurstellingen, Edition kits of een dealer bij u in de buurt op www.kawasaki.nl.

BMW M1000RR heeft nu een Lego Technic-kit

0

Vorig jaar onthulde BMW de M1000RR. Dat is de eerste motorfiets die net als BMW’s sportauto’s het M-label draagt, met 212 paardenkrachten om dat waar te maken. Maar met slechts 500 exemplaren wereldwijd was de M1000RR geen gemakkelijke prooi om te bemachtigen. Voor wie dat gemist heeft, of er gewoonweg niet het geld voor had, heeft BMW de handen ineengeslagen met Lego om een schaalversie van de motorfiets te verkopen.

De kit creëert een overtuigende weergave van de M1000RR. De schaal is 1:5, en de lengte van de motorfiets is iets minder dan 46 centimeter. De kit bestaat uit 1.920 afzonderlijke onderdelen.

Omdat het een Lego Technic-kit is, heeft de motor ook een aantal coole functies. Het meest indrukwekkende is het feit dat het een functionerende, handgeschakelde versnellingsbak heeft. Met drie versnellingen en de vrijloop is het een paar versnellingen minder dan in het echt, maar het is nog steeds erg cool. Hij heeft ook functionele vering en een echte aandrijfketting naar het achterwiel.

De Lego BMW gaat pas op 1 januari in de verkoop, dus je zult moeten wachten tot na de feestdagen om er een op te halen. De prijs is € 199,99. Niet goedkoop, maar zeker beter te betalen dan de echte.

LEGO Ducati Panigale V4 R uit meer dan 15.000 steentjes!

Ebroh voegt Bravo CR toe aan 2022 line-up

0

Een groot aantal lichtgewicht elektrische tweewielers die momenteel in Europa verkrijgbaar zijn, zijn vaak machines van Chinese makelij die zijn gerebadged en lichtjes gerestyled. Maak hiervan wat je wilt, maar de feiten spreken voor zich. Deze betaalbare machines hebben het voor motorrijders een stuk gemakkelijker gemaakt om zich te verplaatsen en de overstap te maken naar groenere, duurzamere mobiliteit.

Bimota KB4: een bijzondere Italiaan

Toegegeven, de technologie die in sommige van deze tweewielers wordt gebruikt, laat veel te wensen over. Maar, zoals met de meeste dingen in het leven, moeten er compromissen worden gesloten. We beginnen echter enkele verbeteringen te zien bij deze instapmodellen. De algemene kwaliteit van in China gemaakte fietsen lijkt ook te verbeteren, zowel voor elektrische motorfietsen als voor motorfietsen met een verbrandingsmotor. Dat gezegd hebbende, een groot aantal Europese merken haalt zijn machines inderdaad uit China, en biedt ze in eigen land aan tegen aantrekkelijke prijzen.

Eén zo’n bedrijf is het Spaanse elektrische mobiliteitsmerk Ebroh. Voor 2022 heeft het bedrijf een sportieve motorfiets aan het assortiment toegevoegd. De Bravo CR is een volledig elektrisch aangedreven motorfiets met een vrij vertrouwd uiterlijk. Als je hem van opzij bekijkt, kan je hem gemakkelijk verwarren met een Kawasaki Ninja 250. Het is duidelijk dat de ontwerpers van deze motorfiets, laten we zeggen, geïnspireerd waren door het lichtste familielid van de Kawasaki-sportmotorfamilie.

Vanuit het oogpunt van prestaties is de Bravo CR behoorlijk indrukwekkend. Hij heeft een eenvoudige architectuur met een kleine elektrische motor die in het achterwiel is geïntegreerd. Met een continuvermogen van 5 kW, stuwt hij de sportieve e-bike naar een topsnelheid van 115 km/u. Met deze cijfers levert de Bravo CR prestaties die vergelijkbaar zijn met die van 125cc-motoren met verbrandingsmotor.

Kawasaki: drie zero-emissie modellen verschijnen in 2022

Wat efficiëntie betreft, belooft de Ebroh Bravo CR een respectabele 100 kilometer actieradius op een enkele lading. Hij doet dit dankzij een 72V, 100 Ah vaste lithium-ion batterij. De motor is uitgerust met een ingebouwde 14A-snellader die de batterij in minder dan vijf uur kan opladen. De Bravo CR zal naar verwachting in december 2021 bij de dealers verschijnen en is verkrijgbaar in drie kleuren: zwart en groen, zwart en blauw, en zwart en rood. De prijs zal € 5.537,- (exclusief NL-belastingen) bedragen.

Bravo CR