Triumph Motorcycles lanceert met trots de nieuwe Scrambler 400 XC, die de gewaardeerde 400cc Modern Classic line-up verder uitbreidt en offroad capaciteiten combineert met een opvallend design. Deze motorfiets, die vanaf september 2025 beschikbaar zal zijn via het Triumph-dealernetwerk, is een perfecte keuze voor zowel avontuurlijke rijders als liefhebbers van klassiekere stijlen.
De Scrambler 400 XC is uitgerust met nieuwe gespaakte wielen, vervaardigd uit lichtgewicht aluminium en voorzien van tubeless banden, wat zorgt voor optimale prestaties op alle soorten terrein. Met een 19-inch voorwiel en een 17-inch achterwiel biedt deze motorfiets niet alleen uitstekende offroad mogelijkheden, maar ook een authentiek Scrambler uiterlijk. Het vernieuwde hoge voorspatbord en de flyscreen bieden daarnaast stijlvolle bescherming tegen zware weersomstandigheden.
Kies uit drie moderne kleurstellingen: Racing Yellow, Storm Grey en Vanilla White, die stuk voor stuk zijn voorzien van opvallende graphics en een zwart Triumph-logo. Paul Stroud, Chief Commercial Officer van Triumph Motorcycles, benadrukt de wereldwijde vraag naar dit model en de hoop om nog meer motorrijders aan te spreken met zijn aantrekkelijke ontwerpen en verbeterde capaciteiten.
De Scrambler 400 XC is niet alleen visueel indrukwekkend, maar biedt ook toonaangevende specificaties voor de avontuurlijke rijder. Met een hoogwaardige vering die zorgt voor een comfortabele rit op gevarieerd terrein, evenals geavanceerde technologieën zoals schakelbare tractiecontrole en een speciale offroad ABS-modus, is deze motorfiets ontworpen om zowel veiligheid als veelzijdigheid te waarborgen.
Met een krachtige 400cc TR-serie motor, die 40 pk en 37,5 Nm koppel levert, biedt de Scrambler 400 XC responsieve prestaties in elke rijomstandigheden. De zesversnellingsbak met slip & assist-koppeling en het roestvrijstalen uitlaatsysteem dragen bij aan de betrouwbaarheid en het karakteristieke geluid dat bij Triumph hoort.
Met een aantrekkelijke prijsstelling vanaf €7645 in België en €8645 in Nederland, en meer dan 20 originele accessoires om de motor aan te passen, is de Scrambler 400 XC de ideale metgezel voor zowel beginners als ervaren rijders. Ontdek de onmiskenbare charme en veelzijdigheid van de nieuwe Scrambler 400 XC en maak u klaar voor onvergetelijke avonturen op de weg en daarbuiten.
Een van de oudste namen in de motorwereld is het Amerikaanse Indian Motorcycle. Lang, lang geleden was dit het grootste en beroemdste motormerk ter wereld. Innovatief en ongenaakbaar in de sport. De roerige geschiedenis van Indian is een boeiende reis door de tijd. Ideaal leesvoer voor onder een relaxt zonnetje deze zomer.
Indian dankt haar naam en ook haar oorsprong aan die andere tweewieler, de fiets. Dat kwam door George Hendee (1866-1943). Hij kwam uit de stad Springfield in de staat Massachusetts, ‘rechtsboven’ op de landkaart van Amerika. Hendee was een professioneel wielrenner die met koersen begon toen hij 16 jaar oud was. Hij was een enorm groot talent. In 1886 brak hij het wereldrecord op de halve mijl dirttrack op een hoge bi. Net zoals de huidige wegracerij voor motoren, kent ook de dirttrack haar oorsprong als fietswedstrijd. Het was een succesvol jaar voor George, want hij werd ook Amerikaans Nationaal Amateur kampioen in de hoge bi-klasse. George Hendee was ook Amerika’s eerste nationale wielrenkampioen. In totaal won hij 302 van de 309 wedstrijden waar hij aan deelnam. Hij was een bijzonder succesvol wielrenner en erg bekend in die tijd.
In 1892 stopte hij met de wielrennerij en drie jaar later ging hij zelf fietsen produceren. Dat ging goed, dus richtte George in 1896 de ‘Hendee & Nelson Manufacturing Company’ op. Zijn nieuwe firma maakte twee soorten fietsen, de Silver King voor mannen en de Silver Queen voor vrouwen. Deze fietsen werden ook geëxporteerd. Om in het buitenland duidelijk te maken dat het hier om een Amerikaans product ging, kregen ze de naam ‘American Indian’ mee. Succesvol was deze onderneming niet. Binnen een paar jaar ging het failliet. In de veiling die volgde in 1898 kocht Hendee de volledige inventaris aan materiaal, gereedschap en voorraad op. Kort daarna richtte George de ’Hendee Manufacturing Company’ op. Vanaf dat moment werd de naam ‘Indian’ ook in Amerika voor zijn fietsen gebruikt. Hendee sponsorde erg veel koersen en nogal wat talentvolle wielrenners kregen van hem een gratis Indian-fiets. Door deze acties kreeg de Indian merknaam veel bekendheid en daarmee stegen de verkopen flink.
George Hendee met zijn nichtje June Hale in 1927.
In januari 1900 ontmoette George tijdens een fietsevenement in de stad New York de als kind uit Zweden geëmigreerde Carl Oscar Hedström (1871-1960). Carl was naar het evenement in Madison Square Garden gekomen met zijn stayermotor, een motor die veel lichter was dan de zware monsters die tot dan toe dienden als gangmaker. George was zwaar onder de indruk, ook het motorblokje was stukken kleiner dan de meeste motorblokken die tot op dat moment gebruikt werden en functioneerde perfect. Hendee gaf Hedström daarom opdracht om een gemotoriseerde fiets te ontwikkelen die geschikt was voor massaproductie, de eerste Indian-motorfiets stond op het punt om geboren te worden! Dit was het begin van een lange, vruchtbare samenwerking tussen de twee fietsliefhebbers die precies een jaar later, in januari 1901, zou leiden tot de oprichting van de Hendee Manufacturing Company. Hendee nam in het nieuwe bedrijf de administratieve kant voor zijn rekening, Hedström had een dubbelrol als ontwerper en hoofdconstructeur. De oprichting van de Hendee Mfg. Co. wordt gezien als de start van motorfabrikant Indian.
De eerste Indian-prototype uit 1901 gebouwd door Oscar Hedstrom.
De eerste Indian was de Indian Camelback. De foto stamt uit 1905.
De nieuwe Indian maakte razendsnel furore, hij was heel erg betrouwbaar vergeleken met zo’n beetje al zijn concurrenten. Aurora zag kansen en kocht een licentie om Hedström’s Indian-motorblok ook voor derden te produceren. Dit leidde niet alleen tot de oprichting van het motormerk ‘Thor’ door Aurora, maar ook tot een stortvloed aan aanvragen van beginnende motorfabrikanten die dit motorblok allemaal als uitgangspunt van hun eigen merk gebruikten. Je kunt geruststellen dat deze Indian de nog heel prille Amerikaanse motorindustrie een werkelijk enorme impuls gaf.
Indian’s motorproductie zou in die prille beginperiode explosief groeien. Het eerste jaar werden er twee verkocht, in 1904 was dat al opgelopen naar 588 stuks. Dat jaar werd ook de kenmerkende rode kleur geïntroduceerd op de Indian-motoren, tot dan toe waren de Indian’s alleen in de donkerblauwe kleur ‘Royal Blue’ leverbaar. Indian werd in alle opzichten marktleider in die vroege pionierdagen van de motorfiets. Door de grote betrouwbaarheid van de Indian modellen ontstond al snel een hele grote en trouwe Indian-klantenkring.
1918: In de Indian-fabriek krijgen de motorfietsen een laatste inspectie na een testsessie.
In 1916, niet lang voordat Amerika in de Eerste Wereldoorlog betrokken raakte, was de productie al gegroeid naar 35.000 motoren. Indian had toen een marktaandeel in Amerika van 40%. Maar niet alles was pais en vree bij de fabriek in Springfield. Carl Hedström zou op 24 maart 1913 Indian verlaten na een geschil met de raad van bestuur toen die een dubieus plan lanceerde om op een slinkse manier de aandeelkoers te verhogen. George Hendee hield het voor gezien in 1916, vanwege een conflict met de raad van bestuur over investeringen die niets met motorproductie van doen hadden, maar bedoeld waren om de eigen projecten van de bestuursleden via een omweg te financieren. Het was de beruchte periode dat het bijzonder winstgevende Indian leeggezogen werd door bestuurders die het persoonlijke gewin hoger in het vaandel hadden staan dan het welzijn van het bedrijf. Het verdwijnen van de twee oprichters zorgde in oktober 1923 uiteindelijk voor een naamsverandering. Voortaan ging de Hendee Mfg. Co. als Indian Motocycles (zonder ‘r’) door het leven. Hiermee had het moederbedrijf de modelnaam van haar succesvolle product overgenomen. De Indian-fabriek werd in die periode vaak als de ‘Wigwam’ aangeduid.
Motorsport doet verkopen
Vanaf het prille begin was het Indian-management van mening dat de racerij de ontwikkeling van de straatmodellen en de daaropvolgende verkopen stimuleerde. Dit had tot gevolg dat ze een omvangrijk raceprogramma lanceerden, geleid door hun iconische en succesvolle achtkleps V-twin boardtrack racer die in 1911 debuteerde. In die periode brak Indian ook een aantal lange afstandsrecords en wereldsnelheidsrecords. Met name Erwin ‘Canonball’ Baker en Jake De Rosier schreven in dit opzicht historie. De Rosier behaalde in slechts een paar jaar tijd voor Indian maar liefst 900 overwinningen in de dirttrack en boardtrack racerij voordat hij voor Excelsior ging rijden en in 1913 overleed aan de gevolgen van een raceongeval.
1 van 32
Ook in Europa was Indian geen onbekend merk in de racerij. Hoe veelzijdig de producten van de fabriek uit Springfield waren, blijkt bijvoorbeeld uit de Engelse ISDT Zesdaagse van 1907, die door Teddy Hasting gewonnen werd op een Indian V-twin. Ook domineerde het merk met een 1-2-3 overwinning de allereerste Senior T.T. die op het eiland Man gehouden werd. Oliver Godfrey won deze race voor de Ier Charles Franklin, de latere ontwerper van de legendarische Indian Scout en Chief. Deze machines waren de opvolgers van de beroemde Indian Powerplus, een 61 c.i./1000 cc V-twin die ondanks zijn zijkleppen meer vermogen leverde dan zijn voorganger met kopkleppen. De Powerplus bleef in productie tot 1924. Dankzij een contract met het Amerikaanse leger rolde de legeruitvoering tijdens de Eerste Wereldoorlog maar liefst 41.000 keer van de band! Maar dit legercontract zou uitlopen op een catastrofe voor Indian. Na ondertekening van het contract stegen de materiaalprijzen explosief waardoor iedere Powerplus met verlies geproduceerd werd. Harley-Davidson bouwde destijds 15.000 legermotoren en bleef daarnaast ook motoren produceren voor de civiele markt. Indian had hier geen capaciteit voor, ondanks dat ze voor de Eerste Wereldoorlog populaire en heel erg geavanceerde civiele modellen bouwden met verende frames, elektrische starters en elektrische verlichting via magdyno’s, de klassieke combinatie van een ontstekingsmagneet en een dynamo.
Toch wist het verarmde Indian na de oorlog weer op te krabbelen dankzij de 36,6 c.i./600 cc Scout en zijn grotere broer, de 61 c.i./1000 cc Chief. Beide V-twin zijklep modellen waren vergelijkbaar met de 600 cc Supersport en de 1000 cc Superbikes van vandaag de dag. Ze zouden de meest succesvolle Indian-modellen worden die de Wigwam ooit voortbracht. Beide machines waren ontworpen door Charles B. Franklin, Indian’s nummer 2 van de T.T. op het eiland Man in 1911.
De Ierse Scout
Charles Bayly Franklin werd op 1 oktober 1880 geboren in Dublin. Hij racete met motorfietsen tussen 1903 en 1916. Met Indian maakte hij furore, zowel als rijder als tuner. Indian bood hem een contract aan op de ontwerpafdeling in Springfield toen de Engelse Indian-importeur in 1915 haar deuren sloot vanwege een nieuwe, hoge importheffing op luxegoederen zoals auto’s en motorfietsen. Engeland was in oorlog, er was geld nodig. Op 1 november 1916 vertrok Charles uit de haven van Liverpool met de White Star RMS Adriatic en op 16 november arriveerde hij in de haven van New York. Hij zou nooit meer terugkeren naar Ierland. Franklin zou als ontwerper en door zijn grote technische kennis een ontzettend grote rol spelen in de historie van Indian. De 36,6 c.i./600 cc Scout was de eerste machine die Franklin ontwierp voor Indian. Voor zijn tijd was het een erg geavanceerde motorfiets, de pers beschreef hem als sensationeel. De Scout werd direct een commercieel en sportief succes. Het was in tegenstelling tot veel van de motoren uit die tijd nu eens niet een motorfiets die samengesteld was uit een som van losse, aan elkaar geschroefde onderdelen. Integendeel. Het frame, motorblok, transmissie en aandrijving waren zorgvuldig op elkaar afgestemd en ook als zodanig ontworpen. Het motorblok zat met bouten vast aan de versnellingsbak. Dat gaf mogelijkheden om de primaire overbrenging ‘bullet proof’ te maken en dat was precies wat Franklin gedaan had door hem uit te voeren als schuin vertande tandwieltrein, prachtig uitgevoerd in de lekvrije gietaluminium kast van de primaire overbrenging tussen motorblok en versnellingsbak. Het motorblok leverde een vermogen van 11 pk en er waren drie handbediende versnellingen aan boord. Het blok was rechtstreeks gemonteerd in een enkel wiegframe. Ook dat was nieuw in een tijdperk waar het motorblok normaliter via montageplaten in het frame gemonteerd werd. Dat stamde nog uit de tijd waarin fietsen omgebouwd werden tot motoren. Indian rekende daar voorgoed mee af en introduceerde een nieuwe norm in de Amerikaanse framebouw die vandaag de dag nog steeds voortduurt.
Charles Bayly Franklin.
Helemaal rijklaar woog de nieuwe Scout 154 kg. Zijn topsnelheid lag op 90 km/u en hij kon een snelheid van 72 km/u werkelijk eindeloos volhouden. Destijds waren dat indrukwekkende waarden voor een 600cc-twin. Zo brak de Scout in 1920 het wereldafstandsrecord over 24 uur met een afgelegde afstand van 1.793 km, dat was ruim vierhonderd kilometer meer dan het voorgaande record dat met een 1000cc-motorfiets neergezet was! In 1923 werden met een standaard Indian Scout een serie lange afstandsrecords gebroken die met 1000 cc Excelsior V-twins en 1310 cc Henderson viercilinders neergezet waren. Dit waren records zoals Canada-Mexico, maar met name duurritten van de Amerikaanse oostkust naar de westkust.
Net zoals bij de Scout groeide ook de cilinderinhoud van de Chief. In 1924 werd de Big Chief geïntroduceerd met een 74 c.i./1210 cc V-twin. Deze fraaie en bijzonder betrouwbare machine werd gigantisch populair. Een andere mijlpaal in de Indian-historie kwam na de overname van Ace, een fabrikant van geavanceerde viercilindermotoren waarmee ook wereldrecords gebroken werden. Dit leidde tot de introductie van de Indian Ace in 1927. Nadat het 77c.i./1265cc-motorblok en het rijwielgedeelte onder handen genomen waren, werd hij in 1928 tot Indian Four omgedoopt. Zijn volledig verende frame met achtervering was een bijzonderheid destijds. De beroemde Indian Four werd stelselmatig verder ontwikkeld tot hij in 1942 uit productie ging.
Redder in de nood
Terwijl de productiemedewerkers, ingenieurs en coureurs Indian de roerige jaren ‘20 doorhielpen met prachtige raceoverwinningen en uitzonderlijk hoge productieaantallen, zorgde het management ervoor dat dit weer net zo snel tenietgedaan werd door het kapitaal, het krediet en de goodwill van het bedrijf in rap tempo te verspelen. Hedström’s opvolgers aan de technische kant van de fabriek hadden visie, kundigheid en passie. Maar Hendee’s opvolgers aan de managementkant waren op zijn zachtst gezegd witteboordencriminelen die vast van plan waren om Indian te plunderen en te ontdoen van alle bezittingen. Onder hun mismanagement bloedde de uiterst winstgevende Indian Motocycle Manufacturing Company (IMMC) leeg om een aantal verliesgevende bedrijven die niets met de motorindustrie te maken hadden te ondersteunen. Deze bedrijven werden in het geheim geleid door IMMC-toplieden die Indian daarin lieten investeren. Dit leidde ertoe dat Indian weinig kans had om te overleven toen de Grote Depressie van de jaren ’30 zich aandiende.
Maar dat was in de vroege jaren ‘30 nog toekomstmuziek. Het waren rampzalige tijden voor zowel de motorverkopen als de motorsport in Amerika. Halverwege 1932 waren 15 miljoen Amerikanen werkloos, 5000 banken werden gesloten, talloze bedrijven sloten iedere dag hun deuren en massaverhongering kon ternauwernood voorkomen door het inzetten van gaarkeukens. In 1932 probeerde Indian het tij te keren met de verkleinde 30.5 c.i./500 cc Scout Pony en een jaar later kwam de Motoplane op de markt. Het motorblok van de 45 c.i./750 cc Scout was gemonteerd in het frame van de Scout Pony. Het was geen goede combinatie, de Motoplane zou falen. Indian produceerde in 1933 slechts 1.657 van de in totaal 7.418 motoren die dat jaar in Amerika geproduceerd werden en draaide op een capaciteit van 5%. De fabriek uit Springfield probeerde de verkopen te stimuleren door het ontwerp van de modellen te moderniseren. In die periode introduceerde Briggs Weaver zijn iconische, vloeiend gestroomlijnde stijl die in 1940 vooral tot uiting kwam door de grote, volumineuze spatborden die de wielen grotendeels omhulden. Door deze styling zien deze motoren er vandaag de dag nog net zo levendig en opvallend uit als 75 jaar geleden. De styling van de huidige zware Indian-modellen is ook op deze machines gebaseerd.
De Indian Sport Scout werd sinds 1934 speciaal voor deze 45c.i./750cc-raceklasse gebouwd en werd daarin al snel de meest succesvolle machine. Zo won hij in de handen van Ed Kretz in 1937 de allereerste Daytona 200 mijlsrace die toen nog verreden werd deels op het strand en deels op een stuk asfaltweg van Daytona Beach. Ook na de Tweede Wereldoorlog bleef de Sport Scout een uiterst competitieve machine. Hij boekte nog steeds veel beroemde en prestigieuze overwinningen ondanks de felle tegenstand van de Norton International en Manx-bovennokkers en andere Engelse kopkleppers. Ook Harley-Davidson maakte het Indian niet makkelijk met hun naoorlogse racers.
Verkeerde strategie
In de Tweede Wereldoorlog werden er ruim 42.044 militaire Indian Scouts gebouwd. Een behoorlijk aantal daarvan rust op de bodem van de Atlantische Oceaan, als slachtoffer van de Duitse U-boten. Na de oorlog werd die productie flink teruggebracht. Ralph B. Rogers, een investeerder zonder ervaring in de motorfietsindustrie, kocht een meerderheidsbelang in Indian van de ernstig zieke E. Paul duPont. Rogers besloot om Europees aandoende motorfietsen te gaan produceren. Dit, terwijl teruggekeerde Amerikaanse soldaten de militaire Scout hadden leren kennen als een uitstekende motorfiets die ze eenmaal terug in Amerika ook graag wilden blijven rijden. Nog nooit was de roep van de Indian-dealers om deze motoren zo luid geweest. Desondanks werden onder de leiding van Rogers in 1947 de 213 cc Arrow 149 en de 426 cc Super Scout 249 lightweight modellen geïntroduceerd. De 500 cc Warrior volgde in 1950. In dat jaar groeide het motorblok van de Chief V-twin overigens nog uit naar 80 c.i./1340 cc en deed een telescoopvoorvork zijn intrede.
Ondanks het fraaie uiterlijk van de lightweight-modellen werden ze vol kinderziektes op de markt gezet. Rogers had het ontwerp als gereed voor productie gekocht van het Nederlandse Stokvis. De realiteit was anders en zou langzaam maar zeker de teloorgang van het klassieke Indian inluiden. Om de technische doorontwikkeling van deze nieuwe modellen door alle kinderziektes wat meer tijd te geven, sloot Rogers een deal met de Engelse firma Brockhouse Engineering. Engelse machines van Vincent, Norton, A.J.S., Matchless en Royal Enfield werden nu door Indian in Amerika geïmporteerd. Deze strategie viel verkeerd uit toen de Engelse pond in 1949 devalueerde. Hierdoor werden deze machines veel goedkoper dan de vergelijkbare, in Amerika gebouwde, Indian lightweight-modellen die nog steeds kampten met allerhande technische problemen. Hieraan ging de Indian-fabriek uiteindelijk ten onder. De fabricage van alle Indian-motoren werd in 1953 beëindigd. Vervolgens kregen de uit Engeland geïmporteerde Royal Enfield-modellen in Amerika het Indian-logo op de tank en werden in de jaren ‘50 op de markt gezet als zijnde Indian. Dit eindigde in 1962, toen Indian failliet ging. Maar juist in dat rampjaar gebeurde er iets wonderlijks.
In 1967 verbrak Nieuw Zeelander Burt Munro op de zoutvlakte van Bonneville verschillende wereldsnelheidrecords met een Indian Scout uit 1920.
Nieuw Zeelander Burt Munro verscheen uit het niets op de zoutvlakten van Bonneville met een door hemzelf flink verbouwde Indian Scout en tot en met 1967 brak hij daar verschillende wereldsnelheidsrecords mee. De laatste was op 26 augustus 1967, toen haalde hij met zijn Scout een snelheid van 295,453 km/u! Het bouwjaar van zijn Indian Scout? 1920!
Opnieuw succesvol
Na het faillissement ontspon zich een waanzinnig spel rond het eigendom van Indian en haar merknaam… De eerste die de hand wist te leggen op Indian was de voormalige bajesklant, Indian-dealer en ondernemer Floyd Clymer. Halverwege de jaren ‘60 gebruikte hij de Indian-merknaam zonder toestemming voor een serie motorfietsen die gebouwd werden door het Italiaanse Italjet. De kleine 50 cc Papoose modellen met Minarelli-blok werden al snel gevolgd door grotere modellen met Triumph-, Royal-Enfield- en Velocette-motorblokken. Na zijn dood in 1970 verkocht Clymer’s weduwe onder valse voorwendselen de Indian-merknaam aan Alan Newman, een advocaat uit Los Angeles. Die bleef lichte 50- tot 175cc-tweetaktmachines importeren van Italjet en van Indian’s eigen assemblagefabriek in Taiwan. Toen de verkopen daalden, ging het bedrijf in januari 1977 failliet. Vervolgens werd de Indian-merknaam doorverkocht, steeds onder dezelfde valse voorwendselen, aan een serie optimisten en charlatans. Totdat alle claims om de Indian-merknaam uiteindelijk in december 1998 door een Amerikaanse federale rechtbank in Denver toegewezen werden aan de California Motorcycle Company die geleid werd door zakenman Murray Smith.
Smith bouwde een fabriek in de stad Gilroy, vlakbij het circuit van Laguna Seca in Californië. Daar werden tussen 1999 en 2003 de Indian Chief-, Scout- en Spirit-modellen geproduceerd. Aanvankelijk hadden ze motorblokken die door S&S gemaakt werden. Dat werd door de puristen van het merk niet echt op prijs gesteld, gezien de link tussen S&S en Harley-Davidson. Vlak na de introductie van hun eigen 100 c.i./1640 cc Powerplus-motorblok gingen de California Motorcycle Company in september 2003 failliet. De Britse zakenman Stephen Julius van Stellican Limited kocht vervolgens de restanten van het bedrijf van de curator, inclusief alle rechten op de Indian-merknaam. Samen met zijn partner Stephen Heese ontwikkelde Julius een nieuw vormgegeven versie van de Gilroy Indian met een 105c.i./1720cc-versie van het Powerplus-motorblok. De Indian productie werd in december 2008 weer opgestart in een nieuwe fabriek in Kings Mountain, North Carolina. Maar dit viel samen met de kredietcrisis, waardoor er slechts 800 machines gebouwd werden voordat Indian in april 2011 overgenomen werd door het goed draaiende Polaris, destijds ook de eigenaars van het inmiddels verdwenen motormerk Victory. Zij verplaatsten de Indian-productie naar hun bestaande fabriek in Spirit Lake, Iowa waar ze nu nog steeds geproduceerd worden.
Na honderdtien jaar van stammenoorlogen was Polaris aan zet om Indian nieuw leven in te blazen, tot 2013 bleven zij de Kings Mountain Indian’s nog produceren. In de tussentijd werd het Zwitserse Swissauto de opdracht gegeven een nieuw motorblok te ontwikkelen. Dit was het nieuwe, luchtgekoelde Thunder Stroke 111 c.i./1819 cc V-twin motorblok dat in maart 2013 tijdens de Daytona Bike Week zijn debuut maakte. Vervolgens werden tijdens de Sturgis-rally in augustus 2014 door Polaris hun eerste nieuwe Indian-modellen geïntroduceerd: de Classic, de Vintage en de Chieftain. In september van dat jaar werden de allereerste nieuwe Indian’s uitgeleverd aan de Amerikaanse dealers. Het Thunder Stroke 111-motorblok kreeg in 2019 een groter broertje, de 116 c.i./1890 cc Thunder Stroke 116.
In 2015 ging de nieuwe 69,1c.i./1133cc-Scout in productie, een jaar later gevolgd door de Scout Sixty met een 61c.i./1000cc-motorblok. Voor het modeljaar 2025 deed het nieuwe SpeedPlus 76c.i./1250cc-motorblok zijn intrede op een aantal Scout modellen waaronder de nieuwe 101 Scout.
Na een succesvol raceseizoen met de FTR750-fabrieksdirttracker kwam daar in 2019 de FTR1200 bij. In 2020 ging de Challenger-modellenlijn in productie, waarmee in Amerika ook met veel succes geracet wordt in de King of the Baggers-competitie. Dat kan ook prima dankzij zijn nieuwe, vloeistofgekoelde 108 c.i./1769 cc Powerplus-motorblok dat inmiddels ook in een 112c.i./1835cc-variant geproduceerd wordt. Ook zal Indian in de toekomst een aantal elektrisch aangedreven modellen uitbrengen, naast de huidige line-up die vooral bedoeld is voor kids.
Nu, bijna 125 jaar na het begin in Springfield, gaat het Indian weer voor de wind. Zowel op de straat als op het circuit, wat tegelijk ook een mooi eerbetoon is aan de beide Indian-stamvaders George Hendee en Oscar Hedström.
De motorwereld kent steeds meer rijders die zowel op als naast de verharde weg avontuur zoeken. Voor hen is een veelzijdige helm essentieel. De Airoh Bandit positioneert zich precies in dit segment als een dual-sport/adventure helm die het beste van beide werelden probeert te combineren. Met een aantrekkelijke prijs en een uitgebreide lijst specificaties is deze helm het onderzoeken waard voor avontuurlijk ingestelde motorrijders.
High Resistant Thermoplastic
De Airoh Bandit is vervaardigd uit hoogwaardig thermoplastisch materiaal (HRT – High Resistant Thermoplastic), dat een goede balans biedt tussen gewicht en bescherming. Met een gewicht van ongeveer 1630 gram (met een tolerantie van 50 gram) bevindt de helm zich in het middensegment wat betreft gewicht voor deze categorie.
De helm is verkrijgbaar in verschillende maten, van XS (53-54 cm) tot XXL (62 cm), waardoor de meeste rijders een passende maat kunnen vinden. Belangrijk voor de veiligheid is de ECE 22.06 certificering, die voldoet aan de nieuwste Europese veiligheidsstandaard voor motorhelmen.
1 van 13
Een van de sterke punten van de Bandit is het vizier. Het biedt een extra breed gezichtsveld en is uitgerust met een anti-condens positie, een vergrendelingssysteem en een krasbestendige coating. Daarnaast is het vizier UV-bestendig en wordt de helm geleverd met een Pinlock® 70 Max Vision insert, de beste anti-condens technologie die momenteel beschikbaar is.
Het ventilatiesysteem is uitgebreid met ventilatieopeningen bij de kin, bovenaan, aan de zijkanten en achteraan, wat zorgt voor een efficiënte luchtcirculatie tijdens het rijden. Het interieur is gemaakt van Coolmax materiaal dat ademend is en snel droogt, aangevuld met technische textielen (2dry microsense) met antibacteriële eigenschappen. Het binnenwerk is bovendien uitneembaar, wasbaar en hypoallergeen.
Geavanceerde veiligheidssystemen
De Airoh Bandit beschikt over enkele geavanceerde veiligheidssystemen. Het ASN (Airoh Sliding Net) systeem laat het binnenwerk bij een impact verschuiven om de energie beter te verdelen en het risico op hersenletsel te verminderen. Daarnaast is de helm uitgerust met AEFR (Airoh Emergency Fast Release), waarmee in noodsituaties de zijkussens snel kunnen worden verwijderd om het werk van hulpverleners te vergemakkelijken.
Qua rijervaring biedt de Bandit een goede balans en stabiliteit, cruciaal voor zowel op als naast de weg. De ventilatie werkt efficiënt, hoewel het geluidsniveau (ongeveer 85 dB bij 100 km/u) voor sommige gebruikers aan de hoge kant kan zijn – een algemeen kenmerk van adventure helmen met hun grotere ventilatieopeningen en kinstuk.
Sterke punten en mogelijke nadelen
De Airoh Bandit onderscheidt zich door zijn veelzijdigheid, moderne ontwerp, efficiënte ventilatiesysteem en competitieve prijs. De helm is vooral geschikt voor rijders die regelmatig wisselen tussen verharde en onverharde wegen.
Mogelijke nadelen zijn het geluidsniveau, dat voor sommige gebruikers aan de hoge kant kan zijn, en het gewicht dat bij langere ritten merkbaar kan worden, vooral in vergelijking met duurdere carbon helmen die lichter zijn.
De werelden van exclusieve horloges en custom motorfietsen zijn samengekomen in een uniek project. Het Zwitserse horlogehuis Richard Mille en de Britse motorbouwer Brough Superior hebben hun expertise gebundeld in de RMB01, een motorfiets die verder gaat dan conventionele tweewielers. Deze bijzondere samenwerking werd op 3 juli 2025 onthuld tijdens het prestigieuze Le Mans Classic evenement en belichaamt wat Thierry Henriette, CEO van Brough Superior, omschrijft als “meer dan een motor, het is een zoektocht naar perfectie.”
De RMB01 is gelimiteerd tot slechts 150 exemplaren wereldwijd, wat de exclusiviteit van dit rijdende kunstwerk benadrukt. Met een prijskaartje van €200.000 (exclusief belastingen) positioneert deze motorfiets zich in hetzelfde segment als de meest exclusieve horloges van Richard Mille.
1 van 6
Technisch meesterwerk met race-DNA
In het hart van de RMB01 klopt een 997 cc watergekoelde DOHC 88° V-twin motor met vier kleppen per cilinder. Deze krachtbron levert 130 pk en is gekoppeld aan een 6-versnellingsbak met cassette-opbouw. De multiplate oliebadkoppeling met hydraulische bediening en APTC slipperfunctie zorgt voor soepele vermogensoverdracht.
Het frame is opgebouwd uit CNC-gefreesd aluminium met een zelfdragend gesmeed carbon achterframe. De voorvering bestaat uit een Fior-type CNC-gefreesde aluminium vork met dubbele driehoekige schakels en een instelbare monoshock met 85 mm veerweg. Achter vinden we een CNC-gefreesde aluminium swingarm die scharniert in de motorcarters, voorzien van een monoshock met progressieve werking en 113 mm veerweg.
De RMB01 is opvallend licht dankzij geavanceerde materialen en productietechnieken. Het motorblok illustreert deze gewichtsbesparing perfect: van 160 kg ruwe massa is het teruggebracht naar slechts 23 kg aan afgewerkte onderdelen, wat bijdraagt aan de wendbaarheid en prestaties van deze motorfiets.
Invloeden uit de horlogewereld
Richard Mille’s invloed is duidelijk zichtbaar in verschillende designelementen van de RMB01. De gesplitste velgen doen denken aan tandwielen uit precisieuurwerken, terwijl de motorcarters verwijzen naar tourbillon-mechanismen. De wielen zijn volledig opgebouwd uit CNC-gefreesd aluminium, een techniek die precisie en lichtheid combineert.
In lijn met het puristische karakter is de RMB01 bewust ontdaan van overbodige elektronica. Het dashboard, geïnspireerd door de horlogewereld, is functioneel en minimalistisch. De mechanische snelheidsmeter vormt een directe verwijzing naar de uurwerken van Richard Mille, terwijl geskeletteerde hendels en carbon fiber accenten de gezamenlijke obsessie met detail onderstrepen.
Exclusiviteit en beschikbaarheid
De Brough Superior x Richard Mille RMB01 is vanaf eind 2025 leverbaar in drie kleurvarianten: Nocturnal Sapphire (diepblauw met blauwe details), Selene (matgrijs met oranje accenten) en Pearl of Speed (parelwit met rode details). De basisprijs van €200.000 exclusief belastingen maakt deze motorfiets tot een investering die vergelijkbaar is met de meest exclusieve verzamelobjecten.
De doelgroep bestaat uit vermogende verzamelaars en liefhebbers die op zoek zijn naar een uniek object dat de grenzen van design en techniek verlegt. Deze motor concurreert in een zeer select segment waar custom-built motorfietsen en limited-edition modellen van gerenommeerde merken als MV Agusta en Norton opereren, maar geen van deze biedt dezelfde combinatie van horlogerie-invloeden en exclusieve materialen.
Een modern eerbetoon aan het verleden
De RMB01 kan gezien worden als een moderne interpretatie van de Board Trackers, baanracemotoren uit de jaren 1910 en 1920. Deze historische machines, die reden op circuits van houten planken, waren minimalistisch en volledig gericht op snelheid. De RMB01 eert deze traditie door het uitgepuurde ontwerp en focus op prestaties, maar voegt daar een moderne dimensie aan toe met geavanceerde materialen en technologieën.
Met de RMB01 hebben Richard Mille en Brough Superior een rijdend kunstwerk gecreëerd dat de passie voor perfectie van beide iconische merken belichaamt. Het is niet zomaar een motorfiets, maar een statement over wat mogelijk is wanneer twee werelden van precisie en vakmanschap samenkomen.
Barry Baltus is een van de verrassingen van 2025. Na vier seizoenen voor het Nederlandse RW Racing GP te hebben gereden, maakte de Belg afgelopen winter de overstap naar Fantic Racing. Na de TT Assen had Baltus al drie podiumplaatsen op zijn naam staan in 2025 en bezet hij de vijfde plaats in het Moto2-wereldkampioenschap. Maar waar komt die plotselinge progressie vandaan? Baltus vertelde het ons zelf.
Je hebt dit jaar een enorme progressie gemaakt ten opzichte van voorgaande jaren. Kun je uitleggen hoe dat komt?
‘Ik heb een heel goed gevoel met het team. Vanaf de eerste test zaten we er meteen goed bij. We doen goed werk, hebben plezier op de motor en de resultaten zijn er. Alles is positief. Vorig jaar was een heel moeilijk seizoen, ook binnen het team. Na vier jaar waren we in een bepaalde routine beland. Ik had een verandering nodig en de stap naar Fantic Racing was de beste keuze.’
Heb je ook dingen veranderd in je voorbereiding of tijdens het racen?
‘Op de baan niet zoveel, maar buiten de baan werken we veel harder dan vorig jaar. Dat is de grootste verandering. Alles wordt voor de sessies beter voorbereid en na afloop doen we meer aan analyse. Ik heb me gerealiseerd dat ik buiten de baan harder moet werken. Vorig jaar was ik vooral gewoon aan het rijden, maar nu begrijp ik dat je ook naast de baan het verschil moet maken om tot resultaten te komen.’
Tijdens zijn ‘thuisrace’ in Le Mans eindigde Barry Baltus als tweede achter Manuel Gonzalez.
Kun je voorbeelden geven van wat er anders gaat?
‘We steken meer tijd in de voorbereiding, vooral in het analyseren van het circuit vooraf. Het complete plan voor het weekend is doordachter. Alles is gepland: we hebben voor elke ronde in elke sessie een duidelijk plan. Vorig jaar leek het soms alsof we voor het plezier aan het rijden waren, nu is alles meer gestructureerd. Op dit moment werkt het, dus houden we vast aan deze strategie en bekijken we het per race.’
Je verliet RW Racing GP na vier jaar. Heb je een goed gevoel aan die periode overgehouden?
‘Ja, ik ben met een goed gevoel vertrokken. Ze hebben mij opgepikt toen ik nog in de Moto3 reed en nog nergens was. Zij hebben me naar de Moto2 gebracht en mij daar de kans gegeven om te groeien. Dankzij hen sta ik nu hier. De relatie met RW is nog steeds heel goed, maar inmiddels zit ik bij een nieuw team en dat werkt heel goed.’
Voordat de Belg naar Fantic Racing vertrok, racete hij vier jaar voor het Nederlandse RW Racing GP. Zijn beste resultaat behaalde hij met een tweede plaats tijdens de Grand Prix van Qatar in 2024.
Vorig jaar overleed halverwege het seizoen je moeder. Dat moet erg zwaar zijn geweest en veel impact hebben gehad. Had je de afgelopen winter ook nodig om dat verlies een plek te geven, en heeft dat geholpen in je progressie dit jaar?
‘Ik had die winter niet per se nodig – het is meer een combinatie van omstandigheden. Vorig jaar was een ontzettend moeilijk jaar, moeilijker dan twee jaar geleden. Er sloop een bepaalde routine in het team na vier jaar samenwerken; het vuur brandde simpelweg niet meer tussen ons. Hier kon ik weer helemaal vanaf nul beginnen. Het was vorig jaar een goed idee om mee te doen aan de 8 uur van Suzuka – dat hielp om mijn gedachten te verzetten en het plezier in het racen terug te vinden. Aan het eind van vorig jaar had ik niet meer het plezier in het racen zoals ik dat nu ervaar.’
Kun je uitleggen wat voor team Fantic Racing is?
‘Het is een ontzettend fijn team. Vanaf de allereerste test voelde ik me enorm gewaardeerd – het voelt echt als een grote familie. We werken heel goed samen, ook met de andere kant van de pitbox, waar Aron Canet rijdt. Ons gezamenlijke doel is om het teamkampioenschap binnen te halen en op dit moment staan we aan de leiding. We zijn echt op de goede weg.’
Tijdens de TT Assen 2025 kende Barry Baltus (7) een moeizaam weekend. Na twee long lap penalties – vanwege een overtreding in de training – te hebben uitgevoerd in de race, kwam hij vervolgens ten val.
Heb je jezelf ook verrast met de goede resultaten?
Je rijdt inmiddels je vijfde seizoen in de Moto2, maar je bent pas 21 jaar. Is de MotoGP nog steeds de droom en leeft die droom door de recente resultaten sterker dan ooit?
Je hebt dit jaar al drie podiumplaatsen behaald, waaronder een tweede plek in Le Mans. Je noemde dat jouw thuisrace. Hoe zie je Assen – is dat ook een thuisrace voor jou?
Jerez, Le Mans en Aragón: Barry Baltus stond vóór de TT Assen al drie keer op het Moto2-podium in 2025.
Je bent ook al twee keer als tweede geëindigd. Wat ontbreekt er nog om een race te winnen?
‘Er mist eigenlijk niet zo veel. In Mugello – net voor Assen – ging het wat minder, maar we weten waarom, en dat is het belangrijkste. Als we vaker mee kunnen strijden in de voorhoede, heb ik er vertrouwen in dat het op een gegeven moment vanzelf de goede kant op zal vallen.’
Strijden aan de voorkant van het Moto2-veld – is dat heel anders dan in het middenveld?
‘Het is eigenlijk veel makkelijker om vooraan te vechten dan in het midden- of achterveld. De rijders daar zijn gewoon slimmer. Je hebt voorin geen coureurs die proberen om tien man tegelijk in te halen. Als je vanaf de eerste rij start, komt het soms voor dat je in de hele race maar een paar keer ingehaald wordt of zelf hoeft in te halen. In de Moto2 is inhalen sowieso lastig, omdat iedereen vrijwel hetzelfde tempo rijdt.’
Wanneer ben je aan het einde van het seizoen tevreden?
Barry Baltus is vernoemd naar Barry Sheene, tevens de reden waarom hij met startnummer 7 rijdt. Tijdens de TT Assen 2024 verscheen Baltus in een speciale kleurstelling van zijn idool Sheene.
Een hobby mag geld kosten. Mobiliteit kost sowieso geld. Maar hoeveel kost het nou eigenlijk precies? Wij besloten daar eens wat dieper in te duiken en de rekenmachine uit de kast te trekken.
Met die rekenmachine op tafel komt het eerste probleem boven water. Welke kosten tikken we in op het klavier? Wat reken je wel en niet mee? Motorkleding? Nou, dat maar even niet, we houden het bij de motor zelf. Welke motorfiets? Het maakt uit of je een MV Agusta van 70.000 euro koopt of een Versys van 9.000. Die MV zal in een jaar meer afschrijven dan de Versys in zijn geheel nieuw kost. Een achterband voor een MV zal ook twee keer zoveel kosten en vier keer zo snel verslijten. Het zijn keuzes, net als de brandstof: tanken we 98 of 95? Zit daar in de praktijk veel verschil tussen? Hoeveel kilometer rijden we per jaar? Hoeveel schadevrije jaren heeft de motorrijder? Is het een man of een vrouw? Het aantal variabelen stapelt zich in hoog tempo op en het woord ‘precies’ verliest al snel zijn gebruiksrecht. Het wordt een indicatie die past bij een groot aantal aannames en keuzes. Een educated guess zou een mooie omschrijving zijn. Maar het geeft wel helderheid, dus gaan we er toch wat dieper op in aan de hand van drie zes-en-halven: de Kawasaki Versys 650, de Triumph Tiger Sport 660 en de Moto Morini XCape 650. We gaan ervan uit dat we ze na vier jaar inruilen met 16.000 km op de teller, bij aanschaf van een vergelijkbare nieuwe motor.
Nieuwprijzen staan vast, da’s mooi. Tegenwoordig worden die gegeven inclusief ‘onvermijdbare kosten’, dus je hoeft ook geen verrassingen te verwachten met afleveringskosten. De afschrijving is een ander verhaal. Uiteraard hangt zoiets af van de nieuwprijs, een duurdere motor verliest in het begin meer waarde dan een goedkope. Het hangt echter ook af van je dealer, hoe graag hij hem inruilt (heeft-ie er al vijf staan?), wat je terugkoopt en vooral of jouw inruiler een populaire motor is, die hij gemakkelijk weer kan verkopen. Motorrijders zullen wellicht liever een gebruikte Versys kopen dan een gebruikte XCape, omdat het Italiaans/Chinese merk zich na zijn hergeboorte nog moet bewijzen. Een rondje bellen levert het volgende op: op de Versys schrijf je bij Arie Molenaar in vier jaar 3.000 euro af, op de Moto Morini bij MotoPort Almere ook 3.000 en op de Triumph bij MotoPort Goes 4.400 euro. Logisch, want de Triumph is nieuw bijna 2.000 euro duurder dan de Versys en 3.000 euro duurder dan de XCape. De XCape is 1.000 euro goedkoper dan de Versys, maar heeft wel dezelfde afschrijving. Dat zal zitten in het verschil in populariteit en bekendheid, zoals al beschreven.
1 van 2
Verse olie kost een smak geld.
Gelukkig is de accu nog ok.
Kopen?
Je zou denken dat je geen kosten hebt als je een motor cash kunt betalen. Dat hangt er echter van af hoe je er tegenaan kijkt. Want als je 9.000 euro hebt en je zet het op de bank, dan krijg je daar rente over. Die rente loop je mis als je een motor koopt. Het kost je dus toch geld. Als we even rekenen hoeveel: de actuele rente bij een doorsnee bank als de ING staat op 1,25%. Zet je het aanschafbedrag van een Versys op de bank, vang je in het eerste jaar 112,49 rente. Dan staat er dus 9.111,49 op de bank. Daar krijg je het jaar erop rente van. Zo groeit het bedrag je spaarrekening elk jaar en groeit ook het rentebedrag dat je daar weer over krijgt. Na vier jaar zou je in totaal 458,46 rente hebben gehad, gemiddeld 114,62 per jaar. Die rente heb je dus niet als je er een motor voor hebt gekocht. Dat moeten we dus meerekenen.
Lenen
Moet je geld lenen om een motor te kopen, dan wordt het wat duurder: Dan betaal je rente. Nu kun je een lening in vier jaar helemaal aflossen, maar dat hoeft niet. Je kunt ook precies zoveel aflossen dat het bedrag, dat je de bank na vier jaar nog verschuldigd bent, gelijk is aan de waarde van je motor. Je verkoopt je motor, geeft het geld aan de bank en je lening is afgelost. Veel motor-financieringsplannen hebben dat idee in het achterhoofd. Al hebben financieringsmaatschappijen het liever over ‘slottermijn’ dan ‘restschuld’, want dat klinkt positiever. Maar als globaal rekenvoorbeeld: als je bij de ING een persoonlijke lening neemt voor 8.999 euro met een maandlast van 125 euro, dan heb je na 48 maanden nog een restschuld van 5.875 euro. De inruilprijs van een Versys – 6.000 euro. Dat is dus genoeg om de lening mee af te lossen. Je hebt op dat moment 48 x 125 euro betaald. Dat is 6.000 euro, waarvan 2.876 euro rente. Gemiddeld per jaar dus een kostenpost van 719 euro.
Je kunt een lening ook helemaal aflossen, zonder slottermijn. Doe je dat ook in 48 maanden, dan heb je een maandlast van 226 euro. Het kost dus meer, maar het is toch goedkoper. Hoe kan dat? We rekenen het uit. Na 48 maanden heb je 10.848 euro betaald, waarvan 1.854 euro rente. Een kostenpost van 463,50 per jaar. Dat scheelt dus gemiddeld 256 euro rente per jaar. Toch was je maandlast 101 euro hoger. Dat komt omdat je je lening helemaal hebt afgelost. Je hebt geen slottermijn, dus de inruilwaarde van de motor is helemaal van jou, die kun je investeren in je nieuwe motor. Je hebt die hoge maandlasten dus in feite gehad om 6.000 euro te sparen. Als je die hogere maandlast kunt missen is dat mooi. Zo niet dan, is zo’n financieringsplan een mooie manier om met een lage maandlast toch een nieuwe motor te rijden. Wij doen dat niet, we doen alsof we rijke stinkers zijn. Dus voor onze berekening gaan we ervan uit dat de motor met eigen geld is gekocht.
Belasting en verzekering
De houderschapsbelasting is bij auto’s afhankelijk van de brandstof en het gewicht. Bij motorfietsen is het wat overzichtelijker: Het kan per provincie een paar centen verschillen, maar niet meer dan dat. Gewicht speelt geen rol, de brandstof wel. In de provincie Utrecht kost een elektrische motor 36 euro per jaar, op benzine 144 euro. In Gelderland kost een benzinemotor 152 euro per jaar. Wij kozen voor Utrecht. Gewoon omdat het lekker centraal ligt.
Bij verzekeringen is er wel een enorme spreiding aan premies, afhankelijk van je situatie. Ben je 24, heb je geen schadevrije jaren van je auto en koop je een pk-kanon, dan kost het je honderden euro’s per maand, zeker als je voor WA en volledig casco gaat. Ben je een ervaren kilometervreter met 80% no claim, dan kom je er met een paar tientjes per maand vanaf, bij WA kan het de prijs van een glas bier benaderen. Een kleintje pils bedoel ik dan: ik heb twee oude motoren die WA rond de €2,50 per maand kosten! Wij gingen uit van iemand die op zijn negentiende is gaan autorijden, op zijn 24e een motorrijbewijs haalde en die na zes schadevrije jaren op zijn dertigste een van de drie motoren kocht en via MotorNL WA met Volledig Casco verzekerde, inclusief opzittenden-verzekering, verhaalsrechtsbijstand en pechhulp Nederland. Daarbij moet je wel lid zijn van de Riders Club, voor de extra korting. Dan blijkt het verschil voornamelijk bepaald te worden door de catalogusprijs van de motor: de Triumph kost 505,02 euro per jaar/44,61 euro per maand, de Versys 458,46 euro p.j./38,91 euro p.m. en de Moto Morini 407,51 euro p.j./37,17 euro p.m.. Een spreiding van 85 euro per jaar dus, ongeveer 7,50 per maand.
1 van 3
Langer doorrijden met versleten remblokken kost je geheid je remschijf. Dan ben je pas echt duur uit!
Zo'n luchtfilter heeft dus echt wel zin. Dus nooit op bezuinigen!
De vervanging van een oliefilter moet nu eenmaal om de x-kilometer.
Onderhoudsintervallen zijn tegenwoordig vrij groot. Voor de Versys geldt een interval van een jaar of 12.000 km voor een kleine beurt, 24.000 voor een grote. Kleppen stellen hoeft pas bij 48.000 km. De twee grote beurten ga je in vier jaar dus niet tegenkomen bij 4.000 km per jaar. Je krijgt bij die kilometers een jaarlijkse beurt. Waar je wel tegenaan loopt, is dat er nog een 1000-beurt is, om de slijtagedeeltjes van het inlopen uit de motor te halen. Dan wordt het schema voor onze Versys: kleine beurt bij 1.000, 5.000, 9.000, en 13.000. Je moet dus op 16.000 km vier kleine beurten rekenen. Voor de andere twee motoren geldt eigenlijk hetzelfde: de grote beurt bij de Moto Morini hoeft pas na 20.000 km, de kleine om de 10.000, maar elk jaar moet hij toch even bij de dealer langs. Dus ook 1.000, 5.000, 9.000 en 13.000 km. Bij Triumph hetzelfde verhaal. Op www.Triumphnijmegen.nl kun je de onderhoudsintervallen- en prijzen transparant lezen: een 1.000 km-beurt en daarna jaarlijks een kleine, een grote elke 16.000 km. Waarbij opvalt dat de 32.000 km-beurt een stuk duurder is (691 euro) en de 64.000 beurt nog duurder (805,81 euro). Maar de grote beurten kom je dus allemaal niet tegen. Ook de eerste niet, want als je hem net inruilt is dat het probleem van de dealer. Ook hier dus 1.000, 5.000, 9.000 en 13.000 kilometer. Waarbij opvalt dat de beurt bij Triumph marginaal duurder is dan bij de andere twee.
1 van 2
Als je de remblokken vervangt, bekijk dan ook de klauw eens goed.
Op en neer naar je werk over de snelweg levert altijd vierkante banden op.
Heb je naast het dealer-onderhoud nog kosten aan je motor? Je zult je motor een aantal keer per jaar wassen. Dat betekent inspuiten met motowash en afspuiten bij de hogedrukspuit in het dorp. Dat kost alles bij elkaar zo’n 7,50 per keer. Dan zul je de ketting van elke motor nog elke 600 km moeten smeren. Een spuitbus kettingsmeer kost 15 euro. Ga je uit van vijftig smeerbeurten per spuitbus, dan kost het dertig cent per smeerbeurt, of twee euro per jaar.
Optelsom
Tellen we alle jaarlijkse kostenposten bij elkaar op, dan komen we tot de conclusie dat de Kawasaki Versys 650 met een jaarlijkse kostprijs van 2.285,38 euro de goedkoopste van het stel is, op de voet gevolgd door de Moto Morini XCape 650, die 2.301,32 euro kost. Dat vertaalt zich in een kilometerkostprijs van 58 cent, 1 cent duurder dan de Versys. Het verschil met de Triumph is relatief groot. Dat komt doordat de Triumph op elk onderdeel net wat duurder is: door de hogere catalogusprijs is de afschrijving hoger, de verzekeringspremie hoger, de rentederving hoger. De beurten zijn ook wat duurder. Het scheelt allemaal niet veel, maar opgeteld kom je met 3.103,19 euro toch bijna 800 euro duurder uit. De kilometerkostprijs is daardoor 78 cent/km. Dat is riant hoger dan de belastingvrije kilometervergoeding van 23 cent. Dat komt echter voornamelijk omdat dit een politieke waarde is, die op geen enkele manier overeenkomt met de realiteit. Het komt ook doordat je alle kosten over relatief weinig kilometers afschrijft. Zou je veel meer rijden, dan daalt de kilometerkostprijs.
De Triumph Rocket 3 Storm R en GT voor modeljaar 2026 vertegenwoordigen meer dan alleen motorfietsen; ze zijn de consequente doorontwikkeling van een icoon en een ware machtsdemonstratie op twee wielen. De Rocket 3 heeft een onbetwiste uitzonderingspositie in het Triumph-assortiment dankzij de imposante 2458 cc driecilinder lijnmotor – het grootste motorblok ooit gemonteerd in een productiemotorfiets.
Dit Britse vlaggenschip belichaamt pure kracht, indrukwekkend koppel en een ontwerp dat even uniek als onmiskenbaar is. De Storm-modellen richten zich op rijders die een statement willen maken en een rijervaring zoeken waarbij acceleratie en trekkracht in een geheel eigen klasse opereren. De update voor 2026 concentreert zich voornamelijk op nieuwe kleurstellingen die de al gespierde uitstraling van de Rocket 3 verder accentueren.
Ingenieurskunst verlegt grenzen
De Triumph Rocket 3 Storm R en GT (2026) zijn gebaseerd op de update van 2024, die de ‘Storm’-aanduiding introduceerde en het vermogen verder verhoogde. De technische specificaties zijn indrukwekkend:
De vloeistofgekoelde 2458 cc driecilinder lijnmotor levert 182 pk bij 7.000 tpm en een kolossaal koppel van 225 Nm bij 4.000 tpm – cijfers die zelfs doorgewinterde sportwageneigenaren jaloers maken. De krachtbron is gekoppeld aan een zesversnellingsbak met schuinvertande tandwielen en een onderhoudsarme cardanas als eindaandrijving.
Het rijwielgedeelte bestaat uit een aluminium frame met een eenzijdige aluminium swingarm. De voorvering wordt verzorgd door een volledig instelbare 47mm Showa upside-down voorvork met 120mm veerweg, terwijl de achtervering bestaat uit een volledig instelbaar Showa piggyback-schokdemper met hydraulische veervoorspanning en 107mm veerweg.
Het remsysteem is niet minder indrukwekkend, met dubbele 320mm schijven met Brembo M4.32 Stylema vierzuiger monobloc remklauwen voor, en een enkele 300mm schijf met Brembo M4.32 vierzuiger monobloc remklauw achter, beide met bochten-ABS.
Het drooggewicht van 317 kg (R) en 320 kg (GT) is respectabel, gezien de omvang van de motor en het totaalpakket aan technologie.
Rijgedrag: meer dan alleen brute kracht
De gigantische driecilinder bepaalt in alle opzichten het rijgedrag van de Rocket 3 Storm. Het maximale koppel van 225 Nm is al beschikbaar bij 4.000 tpm en katapulteert de motorfiets met een vehementie vooruit die in deze klasse zijn gelijke niet kent. De acceleratie is adembenemend terwijl de vermogensafgifte verrassend lineair en goed controleerbaar is, wat het rijden in de stad ondanks het hoge gewicht verrassend aangenaam maakt.
Op de buitenwegen en snelwegen imponeert de Rocket 3 met soevereine trekkracht in alle toerentalbereiken. Inhaalmanoeuvres worden moeiteloze aangelegenheden. De lange wielbasis van 1677 mm zorgt voor stabiliteit bij hoge snelheden, terwijl de hoogwaardige Showa-veerelementen goede feedback geven en oneffenheden soeverein opvangen.
Het gewicht van meer dan 300 kg is merkbaar tijdens het manoeuvreren, maar zodra de Rocket 3 rolt, laat hij zich verrassend lichtvoetig besturen. De draaicirkel is echter relatief groot vanwege de lange wielbasis, wat het manoeuvreren in krappe ruimtes bemoeilijkt.
De R-versie biedt een directere en sportievere feedback, terwijl de GT-versie met zijn ontspannener zitpositie en windscherm meer comfort biedt op langere ritten.
Uitrusting en elektronica: luxe en veiligheid in harmonie
De Triumph Rocket 3 Storm R en GT zijn voorzien van uitgebreide uitrusting die zowel comfort als veiligheid verhoogt. De belangrijkste kenmerken omvatten volledige LED-verlichting, een kleur-TFT-display met geïntegreerde boordcomputer, en rijmodi waaronder Rain, Road, Sport en een aanpasbare Rider-modus.
Daarnaast bieden de modellen bochten-ABS, hellingshoekafhankelijke tractiecontrole, Hill Hold Control, sleutelloze ontsteking en een USB-laadpoort. De GT-versie wordt standaard geleverd met cruise control, terwijl dit bij de R-versie een optie is. Optioneel kan het Triumph Connectivity System worden toegevoegd, dat verbinding met de smartphone mogelijk maakt voor navigatie, muziek en oproepen.
In Nederland start de Rocket 3 Storm R met een vanafprijs van €30.895, terwijl de Rocket 3 Storm GT vanaf €31.895 kost.
Kleuropties voor modeljaar 2026
De Rocket 3 Storm R is verkrijgbaar in Satin Baja Orange / Matt Sapphire Black, Sapphire Black, en Satin Pacific Blue. De Rocket 3 Storm GT wordt aangeboden in Matt Sapphire Black / Satin Granite, Granite / Sapphire Black, en Sapphire Black / Carnival Red.
De BMW CE 04, BMW’s futuristische elektrische scooter die in 2021 werd geïntroduceerd, heeft voor modeljaar 2025 zijn eerste substantiële update ontvangen. Hoewel het karakteristieke ontwerp grotendeels behouden blijft, heeft BMW zich gericht op het verbeteren van comfort, functionaliteit en personalisatiemogelijkheden. De meest opvallende verandering is de introductie van drie verschillende uitrustingsniveaus: Basic, Avantgarde en Exclusive, elk met eigen stijlkenmerken en uitrustingspakketten.
Ontworpen voor stedelijke omgevingen
De kernspecificaties van de CE 04 blijven ongewijzigd voor 2025. De scooter wordt aangedreven door een vloeistofgekoelde, permanente magneet synchrone motor met een maximaal vermogen van 31 kW (42 pk) bij 4.900 tpm en een koppel van 62 Nm bij 1.500 tpm. Er zijn ook versies met beperkt vermogen beschikbaar (11 kW/15 pk en 23 kW/31 pk) voor verschillende rijbewijscategorieën.
De 8,9 kWh batterij levert een actieradius van ongeveer 130 kilometer volgens WMTC-standaarden, terwijl de beperkt vermogen-versie zo’n 100 kilometer haalt. De standaard 2,3 kW-lader brengt de batterij in ongeveer 3,5 uur van 0 naar 80%, terwijl de optionele snellader deze tijd verkort tot ongeveer 65 minuten.
De CE 04 is vooral ontworpen voor stedelijke omgevingen, waar zijn wendbaarheid, direct beschikbare koppel en stabiele weggedrag goed tot hun recht komen. Het lage zwaartepunt, mogelijk gemaakt door de laag geplaatste batterij, draagt bij aan de stabiliteit en het gemak waarmee de scooter door het stadsverkeer manoeuvreert.
Drie uitrustingsniveaus
De vernieuwde CE 04 is nu verkrijgbaar in drie uitrustingsniveaus:
Basic: De instapversie in Light White met standaarduitrusting kost €15.851.
Avantgarde: Gekenmerkt door Gravity Blue Metallic Matte lak en een laser-gegraveerde velg voor een onderscheidende uitstraling. Deze versie kost €16.085.
Exclusive: Het topmodel in Space Silver Metallic, uitgerust met extra comfortkenmerken zoals handkappen, een groter windscherm voor betere bescherming tegen weer en wind, een verwarmde comfortzadel met nieuwe bekleding, en verwarmde handgrepen. Deze luxe versie kost@16.853.
Uitgebreide standaarduitrusting en opties
De CE 04 beschikt standaard over een 10,25 inch kleurendisplay met geïntegreerde BMW Motorrad-connectiviteit, volledige LED-verlichting, sleutelloos starten, rijmodi (‘Eco’, ‘Rain’ en ‘Road’) en Automatic Stability Control (ASC).
De optielijst omvat een middenstandaard, bandenspanningscontrole, snellader, noodoproepsysteem, anti-diefstalalarmsysteem en een vermogensreductiekit voor A1-rijbewijshouders. Het Dynamic-pakket (€407) voegt adaptieve koplampen, bochtgevoelige ABS, tractiecontrole en een sportieve rijmodus toe voor rijders die een meer dynamische ervaring zoeken.
Dave Meijerink en Mika Meijer misten nipt de finale van de eerste langbaan Grand Prix van het seizoen. De Nederlanders eindigden in het Duitse Mühldorf respectievelijk als zesde en zevende. De winst op de 100-meter zandbaan ging naar titelverdediger Martin Smolinski.
Voor Meijerink begon de wedstrijd met technisch malheur. De coureur uit het Overijsselse Schuinesloot viel stil met een afgelopen ketting en verspeelde hierdoor twee punten. Desondanks scoorde hij via een overwinning, een tweede en twee derde plaatsen nog genoeg punten voor de last chance heat om twee plekken in de finale. Ook Mika Meijer mocht hierin aantreden. Beide Nederlanders waren pas als laatste aan de beurt voor het kiezen van hun startposities. Dat vormde een groot nadeel, want de hele dag bleken de buitenste startposities veruit het beste en die waren natuurlijk al bezet. Meijerink vocht zich in de last chance heat naar de derde plaats, Meijer werd vierde.
De wedstrijd in Mühldorf werd verreden zonder Henry van der Steen en de Duitse titelkandidaat Erik Riss. Van der Steen blesseerde zich eerder dit seizoen in Loppersum, terwijl Riss op het laatste moment zijn deelname terugtrok als gevolg van een virus dat er onder andere voor zorgde dat zijn oogzenuw was opgezwollen, wat het zicht en concentratie belemmerde. De volgende wedstrijd is al komend weekend in het Franse Marmande.
Motor.nl gebruikt cookies om jouw ervaring op onze website zo goed mogelijk te maken. Hiervoor hebben we een aantal cookies nodig. Veel lees en kijkplezier!
Functionele cookies
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een website of over verschillende websites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.