zaterdag 26 juli 2025
Home Blog Pagina 789

Eerste test 2021 Ducati Multistrada V4 S

0
2021 Ducati Multistrada V4 S

Niet één onderdeel van de 2021 Ducati Multistrada V4 S is uitwisselbaar met z’n V2-voorganger. Je kunt wel stellen dat Ducati met deze nieuwe V4-allroad en z’n 170 pk letterlijk de gebaande paden verlaat. Ducati ging terug naar de tekentafel en wat er uiteindelijk tevoorschijn kwam, zou wel eens de meest technisch geavanceerde productiemotorfiets ter wereld kunnen zijn…

TestlocatieVlaams- en Waals-Brabant
OmstandighedenAangenaam, zeker voor eind november
TemperatuurTussen de 6 en 15 graden
Testkilometers311 kilometer
BijzonderhedenMultistrada betekent vele wegen. Geen grotere verscheidenheid aan wegen dan in hartje België.

Waarom rijden we hem?

Omdat alleen zeggen dat Ducati met een nieuwe Multistrada komt, totaal de lading niet dekt. Een V4-blok in plaats van de geijkte V2. Geen desmodromische klepbediening en zelfs geen stalen vakwerk-buizenframe meer. Geen evolutie maar revolutie!

Werkt goed, die nieuwe knoppenpartij. Er is een handige, nieuwe joystick en alles is ook verlicht. De adaptive cruise control en het radarsysteem zijn natuurlijk de paradepaardjes van de nieuwe Multistrada. Op zijn minst het eerste talking point. Zelfs op de kortste afstand zorgt de adaptive cruise control ervoor dat je comfortabel achter je voorligger aan blijft kachelen. Met simpele plus- en min-toetsen kun je de afstand op je voorligger verder vergroten of verkleinen. Of dat nu een auto of een andere motorrijder is, het werkt. Nooit meer in een groep rijden en constant je cruise control bijregelen. Toegegeven, dat is natuurlijk een luxeprobleem van jewelste. En terwijl ik dat denk stroopt het verkeer voor me iets op en wel verdraaid, de adaptive cruise control is wakker. Eerst gaat het gas dicht en vervolgens begint de motor lichtjes te duiken. De 2021 Ducati Multistrada V4 S remt voor mij. Een bizarre gewaarwording, terwijl zelfs een controlfreak als ik me comfortabel voelde bij het loslaten van die controle. De radar aan de voorzijde regelt dus enkel het afstand houden met de adaptive cruise control, terwijl de radar achter je dode hoek en de rijbaan naast je checkt. Een lampje in de spiegels brandt constant als er een voertuig in de dode hoek zit. Mocht je zelfs dat missen en al de richtingaanwijzer naar die bezette rijbaan uitzetten, dan begint het lampje te knipperen om je te waarschuwen. Er is ook nagedacht over hoe je als motorrijder een situatie met opstropend verkeer in jouw rijbaan oplost – gas erop en naar links! Als de achterste radar niks ziet in de rijbaan naast je, draait de adaptive cruise control automatisch het gas vast open op het moment dat je richting aangeeft. Terug naar je vooringestelde kruissnelheid. Een primeur in de motorwereld en het werkt voortreffelijk. Of het een must is? Ik zou het niet missen als ik het niet had. Alleen het is wel gruwelijk praktisch en het feit dat het zo goed werkt belooft dat we er meer van gaan zien. Het is de allereerste poging voor een dergelijk systeem. En in combinatie met het radarsysteem is niet eens hét hoogtepunt van de nieuwe Ducati Multistrada V4.

2021 Ducati Multistrada V4 S: puur gemak

Alle gadgets daargelaten is de 2021 Ducati Multistrada V4 S op papier al een uiterst complete motorfiets. Waar de oude Multistrada uiteindelijk gewoon een brute hooliganmotor met reismogelijkheden was, is de nieuwe V4-versie niet alleen technisch compleet anders. De Multistrada is volwassen geworden. Met wegrijden valt meteen op hoe vriendelijk en gemakkelijk alles overkomt. De zit is ruim, totaal niet hoog en met een breed, voor het oog raar lopend stuur heb je van meet af alle controle. Het nieuwe rijwielgedeelte is sowieso meer op wendbaarheid geënt. Met het kortere V4-blok kon de achterbrug langer worden voor meer stabiliteit. Terwijl Ducati er tegelijkertijd voor koos een smallere 170-achterband te monteren. Dat tezamen met het 19 inch-voorwiel gooit de hele Multistrada-formule op zijn kop. Veel minder specifiek op straatgebruik gericht en flitsender sturend ook. Je zou dan ook niet zeggen dat de nieuwe Multistrada vier kilo zwaarder is dan zijn voorganger. Eerder een goede twintig kilo lichter. Zelfs met asfalttemperaturen van nagenoeg nul, voelt de motor snel vertrouwd. Remmen is wel even wennen, met een wat zachtere hendel dan ik zou willen. Toch vertraagt het moeiteloos. En dat is ook wel nodig, want langzaam gaat het niet.

Eerste test 2021 Kawasaki Versys 1000 S

Houtje-touwtje?

Ducati monteerde namelijk niet zomaar houtje-touwtje het V4-blok uit de Streetfighter V4 of de Panigale V4 in een nieuwe aluminium monocoque-Multistrada-frame. Ducati liet de slag ongemoeid, maar boorde de cilinders met twee millimeter op. Zo kwam de cilinderinhoud van het GranTurismo V4-blokuit op 1.158cc – een groei van 55cc. Klinkt verwaarloosbaar en toch heeft het ervoor gezorgd dat de Multistrada meer koppel heeft dan de Panigale V4 en ook dan de Streetfighter V4. Met 125 Nm is het niet heel veel meer dan die twee, maar het maximale koppel is al bij 8.750 tpm voorhanden. Sowieso is alles vanaf de 6.500 tpm pure mechanische bloedspoed. Onder de 3.000 tpm heb je niks te zoeken, maar daarboven hangt de motor lekker aan het gas. Al schakel je wel snel te vlug op. Deels door de fijne quickshifter, maar ook omdat het al gauw heel hard gaat. Alleen mis je dan dat heerlijke eindschot – je mist het beste van de 170 paardenkrachten.

Zo veel vermogen klinkt misschien wel heel indrukwekkend voor een allroad. En dat is het natuurlijk ook. Toch is het vooral heel leuk, maar niet echt overweldigend. Zeker door de goede windbescherming is op hoog tempo rijden niet vermoeiend. Dat vriendelijke, dat gemak. De Multistrada V4 S heeft eigenlijk alleen de naam en kleine elementen van het uiterlijk van de voorganger overgenomen. Verder is dit een heel ander beestje. Je zit veel meer in de motor dan op de laatste V-twin Multistrada, en staand klopt de motor ook nog beter. Mooi smal zo rond de tank en met een zadel dat tot ver naar achteren makkelijk comfortabel met de benen te klemmen is. Zaken die zeker bij een eventueel onverhard avontuurtje van pas zullen komen.

2021 Ducati Multistrada V4 S

Waar een wil is…

De driehonderd kilometer die wij ermee reden was een absolute peulenschil. Die eerste rij-indruk geeft aan dat een rondje wereld voor de 2021 Ducati Multistrada V4 voelt als de benen strekken. Maar dan wel voorzien van de juiste banden, dan zie ik het deze motor echt zo doen. Zeker nu het achterwiel standaard al smaller is voor het betere onverharde rubber. Al zijn de spaakwielen dan weer niet standaard. Desondanks zijn dat eigenschappen die de Multistrada 1260 ook aardig onder de knie had. Alleen pakte je daar dan weer specifiek de Multistrada Enduro voor en voor het sportievere werk greep je naar de Pikes Peak-versie. Natuurlijk komen er ook nu weer varianten en speciale versies. En ik tel inmiddels al zeker vijf optiepakketten. Alleen heeft Ducati met Multistrada V4 S-versie feitelijk al die goede kenmerken van die aparte Multistrada 1260-modellen in een gevat. Het kan die bloedsnelle topsporter met toerruit zijn. De sport-modus is zo geselecteerd voor de scherpste gasreactie. Dan is het desmoloze GranTurismo V4-blok misschien nog wel smeuïger dan die in de Streetfighter. Vanaf 6.500 tpm doet-ie qua geluid en toerengretigheid ook niks onder voor zijn nakedbike-broertje. In het korte werk gaat het mogelijk zelfs nog gemakkelijker hard ook. Kwiek toeren doet de Multistrada V4 idem dito in de Touring-modus. Ruitje wat hoger – met één vinger!

Interview met Ducati Benelux over de 2021 Ducati Multistrada V4 S

Vergelijkbaar

Wat ons brengt bij het nadeel dat aan elk voordeel kleeft. Dit is een van de meest technisch geavanceerde motorfietsen die je kunt kopen, waarvan akte. Inclusief de radar al helemaal. Enkel is die radar wel een optie. Net als de spaakwielen – en die wil je, kom op -, de koffers, de Akrapovič-demper, middenbok en de handvat- en zadelverwarming. Zaken die de motor afmaken, maar die de prijs ook flink opjagen. Voor de standaard Multistrada V4 heeft Ducati een vanafprijs van € 22.390,- in de boeken staan, terwijl de standaard Multistrada V4 S – mét bijvoorbeeld elektronische vering, maar nog zonder de radar al € 25.590,- euro kost. Al die hebbedingetjes daargelaten, krijg je ook met de standaardmachine een heel complete motorfiets. Het blok, de zit, dashboard, vering en remmen zijn zelfs in de meest basale uitvoering op en top. Ga je toch voor de Full-uitvoering, betaal je een niet misselijke € 30.140,-. Veel geld, maar in vergelijking niet eens zo heel veel duurder dan de BMW R 1250 GS Adventure met vergelijkbare opties.

2021 Ducati Multistrada V4 S

Geen straf

Vergeet wat je leest in de specificaties. Op papier zou je je kunnen denken dat de 2021 Ducati Multistrada V4 S stiekem een beetje een braverik geworden is. Dat is een vergissing. Met zijn hippe gadgets, eindeloze menu’s vol briljant geprogrammeerde elektronica, het superscherpe en oerdegelijke dashboard en hoe gemakkelijk alles lijkt te gaan. Alleen die 170 pk op zijn curriculum vitae, dat blijft de oren spitsen. En dat moet ook. In de praktijk is de Multistrada ook naar een hoger plan getild. Maar die revolutie is niet goedkoop, wel degelijk en heel goed. First adapters pay the price, zeggen ze dan. Alleen als je als first adapter dan een Multistrada V4S voor je geld krijgt, is dat geen straf. Het stuurt en rijdt vergelijkbaar gemakkelijk als die Duitse concurrent en hij kan die braverik spelen. Maar als je het wilt, gaat het zonder blikken of blozen ook als de gesmeerde bliksem. Bovenal bleek de Multistrada V4 S zo comfortabel dat ik na een lange dag sportief blazen over Belgisch asfalt zonder pijntjes af kon stappen. En dat is misschien nog het grootste compliment.

Pluspunten 2021 Ducati Multistrada V4 S

Scherp en wendbaar rijwielgedeelte. Het machtige nieuwe GT V4-blok. De enorme collectie technische en elektronische slimmigheden.

Minpunten 2021 Ducati Multistrada V4 S

Spaakwielen hadden toch standaard mogen zijn. Aan de dorstige kant voor een reismotor.

2021 Ducati Multistrada V4 S: conclusie

De allereerste Ducati V4-allroad en het is meteen een schot in de roos. Technische innovaties als radar zijn leuk en aardig. Het werkt briljant, maar het leidt bijna af van het feit dat de Ducati Multistrada V4S gewoon een geweldig goede motorfiets is. De GranTurismo-incarnatie van Ducati’s V4-blok wekt een haast even zo machtige indruk als de V4-krachtbron in de Panigale en Streetfighter. Zonder desmodromische klepbediening, wat natuurlijk best wel pijn doet. Maar eerlijk gezegd: je mist het niet. Het blok draait zo gemakkelijk hoge toerentallen en vanaf 3.000 tpm tot de 12.000 tpm heb je altijd gang te over voorhanden. Het rijwielgedeelte met het nieuwe aluminium monocoque-frame maakt elk van de 170 paardenkrachten aanspreken vervolgens heel gemakkelijk – rijgemak heeft de Multistrada V4 in overvloed. Al was het maar omdat al de elektronica volledig ongemerkt hun werk doen, zodat jij je met het rijden bezig kunt houden. En dat is toch de topprioriteit. Al die luxe, al die handigheden, al die technische innovaties… Het zijn natuurlijk ‘slechts’ de kersen op een toch al niet te versmaden smakelijke taart. Uiteindelijk gaat het om hoe de motorfiets rijdt. En dat doet de Multistrada V4 als de beste.

2021 Ducati Multistrada V4 S

2021 Norton Atlas 650 bevestigt door TVS

0
2021 Norton Atlas 650

Nog voordat Norton het faillissement aanvroeg en door TVS werd overgenomen, werd het Atlas 650-model aangekondigd. Tot nu toe was niet bekend of het model zou worden uitgebracht. Nu is de 2021 Norton Atlas 650 bevestigd door TVS en Norton.

2021 Norton Atlas 650: twee modellen

Veel data is nog niet bekend, maar de TVS bevestigt dat de Norton Atlas 650 zal worden aangedreven door een 650 cc parallell-twin, die 84 pk en 64 Nm zal leveren. De zithoogte is 824 mm.

Norton dient zes modeloctrooien in

Het lijkt erop dat er sinds de eerste aankondiging in 2019 geen grote wijzigingen in het model zijn aangebracht. Volgens de gegevens van toen zal de motorfiets een klassieke scrambler-uitstraling hebben en een buizenframe gebruiken. Het drooggewicht zou 178 kg zijn en de tankinhoud bedraagt 15,5 liter. Er zijn twee modellen gepland, waarvan één meer voor het rijden op onverharde zijwegen. Dat model heeft minimaal een 19 inch-voorwiel, de ander een 18 inch-voorwiel. Brembo wordt ingeschakeld voor de remmerij.

Behalve de motorgegevens en de zithoogte werden alleen de twee modellen Nomad en Ranger op de homepage van Norton bevestigd. Of de andere gegevens nog actueel zijn, is niet duidelijk, maar je mag ervan uitgaan. Op de Norton homepage kun je je interesse in de 2021 Norton Atlas 650 kenbaar maken.

Joan Mir: ‘Valentino Rossi nodigt me weer uit op de Ranch’

0
Joan Mir

Wereldkampioen Joan Mir heeft nog niet genoeg van het winnen. Met een goed geprepareerde Suzuki ging hij op uitnodiging Valentino Rossi naar de Tavullia Ranch.

‘Toen Valentino me feliciteerde met het wereldkampioenschap, vroeg hij me opnieuw om langs te komen op de Tavullia Ranch,’ zegt Joan Mir. Hij stond meteen klaar om de uitdaging aan te gaan, maar er kwam ook een droom voor hem uit. Sporten op het circuit van Valentino Rossi, het terrein waar ook de Academy-coureurs trainen. De ranch is in feite een bedevaartsoord voor iedereen, ook voor motorrijders die al in de MotoGP racen en twee wereldtitels op zak hebben.

‘Dit jaar,’ vervolgt Joan Mir, ‘zullen we nooit vergeten vanwege de Covid-19. Mijn kampioenschap kwam tot stand in het meest vreemde WK ooit. Ook nu nog beheerst het virus ons leven, dus ik weet niet of wanneer ik in de gelegenheid ben om op de uitnodiging in te gaan. Maar als het kan, ga ik zeker naar de Ranch. Em ik zal dat doen met een Suzuki die speciaal voor de gelegenheid is geprepareerd. Ik heb Suzuki al bewerkt om mij een motorfiets cadeau te doen met het oog op de uitdaging in Tavullia.’

Rossi: ‘2e helft van mijn carrière staat op het punt te beginnen’

Honda Gold Wing krijgt radar in 2022

0
Honda Gold Wing 2022

Honda ontwikkelt ook radartechnologie voor haar motorfietsen. Volgens sommige recentelijk ingediende patenten zou het eerste model dat dit nieuwe systeem zou moeten weergeven de Honda Gold Wing zijn, die altijd een van de technologische vlaggen van het Japanse bedrijf is geweest.

Honda- en radartechnologie

Geboren en ontwikkeld in de automobielsector, komt de radartechnologie ook naar de motorfietsen. Op de nieuwe BMW R 1250 RT en Ducati Multistrada V4 zit het al. En waarschijnlijk ook op de KTM Super Adventure.

Radartechnologie maakt het mogelijk om de snelheid van de motor aan te passen en de afstand tot de voorligger constant te houden. Zo ontstaan nieuwe veiligheidsstandaarden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Honda ook is toegevoegd aan de lijst van fabrikanten die meer dan geïnteresseerd zijn in deze technieken. Die interesse maken we op uit nieuwe patenten voor de Honda Gold Wing.

In 2022 radar op Honda Gold Wing

Volgens de door Honda ingediende patenten lijkt de ontwikkeling van de radartechnologie ook in Japan al goed op gang te zijn. De aanpassing van een voor auto’s gemaakt systeem op twee wielen is nooit gemakkelijk. Dat is ook in Honda’s geval het grootste obstakel: waar laat je de ‘kleine doos’? Hoewel de radar door sommige materialen, waaronder plastic, kan ‘zien’ zonder dat de radargolven worden onderbroken of vervormd,  moet de afschermende oppervlak relatief glad en vlak zijn.

Gelukkig voor Honda lijkt tussen de koplamp van de Gold Wing genoeg ruimte te zitten. Het plan is om de radar in het midden van het front te plaatsen met beugels die aansluiten op het frame dat ook de voorruit en het dashboard ondersteunt. Het Honda-octrooi lijkt ook te suggereren dat de ruimte tussen de radarsensor en omhulling wordt gevuld met een sponsachtig materiaal. Dat moet de overdracht van trillingen beoerken, die schadelijk zijn voor de sensor. De ontwikkeling lijkt al verte zijn gevorderd. Mogelijk al in 2022 heeft ook de Honda Gold Wing radar

Moto2: Bo Bendsneyder in punten bij afscheid

0
Bo BENDSNEYDER

Tijdens de laatste Grand Prix van 2020, die van Portugal op het prachtige circuit van Portimão, nam Bo Bendsneyder in stijl afscheid; niet alleen van het NTS RW Racing GP-team van eigenaar Roelof Waninge en manager Jarno Janssen, maar ook als GP-coureur. Na twee seizoenen in de Moto3 en drie in de Moto2 is er geen plaats meer op het hoogste raceniveau voor de winnaar van de Red Bull Rookies Cup in 2015. En dat is jammer te noemen. Al helemaal omdat de 21-jarige Rotterdammer een week na zijn tot nu toe beste Moto2-race en resultaat (achtste in Valencia) in Portimão opnieuw een heel goede wedstrijd reed. Na als zestiende uit de kwalificatie tevoorschijn te zijn gekomen, op nog geen halve seconde van polesetter (en latere winnaar) Remy Gardner, had Bendsneyder in de eerste bocht de pech dat hij moest uitwijken voor Fabio Di Giannantonio en Nicolò Bulega, die samen ten val kwamen. Dit voorval kostte de Nederlander de nodige tijd. Maar hij liet zich er niet door ontmoedigen. Vanaf de 22e plaats knokte Bendsneyder zich op het technisch moeilijke en zware circuit naar een uiteindelijk knappe dertiende plaats en zo drie WK-punten. Frappant punt was dat de NTS-coureur in zijn jacht op de twaalfde plaats in de laatste ronde van de race zijn snelste rondetijd realiseerde. Het verschil ten opzichte van winnaar Gardner bedroeg na 23 ronden, ondanks de eerder genoemde tegenslag, nog geen zeventien seconden.

NTS RW Racing GP en Bo Bendsneyder; het verhaal

Na afloop van (voorlopig?) zijn laatste GP-optreden bleek dat Bo van tevoren had gehoopt om, net zoals in Valencia, bij de eerste tien te eindigen. ‘Na de eerste ronde dacht ik “Daar gaat mijn top tien”, maar ik kon de knop omzetten en die frustratie gebruiken als motivatie om te knallen. Jammer dat ik net Schrötter niet meer kon pakken voor de twaalfde plaats. Ik ben blij met hoe we het seizoen hebben afgesloten. Dat geeft een goed gevoel.’

Ondanks dat blijft het echter jammer dat Bendsneyder naast de openingswedstrijd in Qatar pas in de laatste drie races van 2020 heeft laten zien, hoe goed hij als coureur kan zijn. De vraag blijft waarom dit niet het hele seizoen zo is geweest. Ook al omdat er door de vanwege de coronapandemie uitgevaardigde ontwikkelingsstop weinig tot niets aan de machines mocht worden veranderd. Dat gold ook voor de NTS. Desalniettemin ging het met deze machine met Bendsneyder in het zitje op het eind van een zeer stressvol seizoen steeds beter. Wat als dit eerder was gebeurd? Hadden we dan volgend jaar wederom een Nederlandse coureur in het enige Nederlandse GP-team aan de start gehad?

Nu is dat niet het geval. Dat geldt wat Bendsneyder betreft ook voor een buitenlands GP-team. Want zijn naam ontbreekt op de (voorlopige) Moto2-startlijst van 2021. En dat is jammer. Niet alleen voor Bo, maar ook voor de hele Nederlandse motorsport. Want die wordt volgend jaar door geen enkele GP-coureur vertegenwoordigd.

Naast het feit dat er geen enkele Nederlandse coureur op de lijst staat van de drie GP-klassen (te weten de MotoGP, Moto2 en Moto3 met in totaal 22+30+28=80 rijders), valt op dat van die 80 vaste GP-coureurs er maar liefst 25 uit Spanje en 23 uit Italië afkomstig zijn. Samen zijn dat er 48. De overige 32 rijders komen vervolgens uit zeventien andere landen. Nederland behoort daar dus niet meer bij. En dat maakt de zaak alleen nog maar erger!

Kevin Schwantz: ‘Marc Márquez krijgt het zwaar volgend jaar’

0
Kevin Schwantz

De onvergetelijke Kevin Schwantz, een Suzuki-legende uit de jaren 80 met het beroemde nummer 34, heeft een interview gegeven aan speedweek.com. Hij gaat hier in op het thema jonge generatie coureurs en de terugkeer van Marc Márquez. Kevin vreest dat de comeback van de zesvoudige MotoGP-wereldkampioen gecompliceerd kan zijn. Hij gelooft dat Marc Márquez’ rol als dominante heerser aangevallen zal worden getrokken.

‘Marc,’ zegt Kevin, ‘kan niet aan de top van de hiërarchie blijven staan. Tenminste, niet zo gemakkelijk als in het verleden. Dit jaar zijn veel jongens ontstaan en ze zijn gegroeid. En ze zullen komend seizoen blijven groeien. Na een jaar afwezigheid in MotoGP zal Marc tijd nodig hebben om het tempo op te voeren. Hij zal altijd in gedachten houden dat zijn laatste race eindigde in een crash. Natuurlijk hoop ik voor hem dat dat niet het geval is en dat hij met dezelfde fysieke en mentale kracht kan rijden als voor de crash in Jerez.’

Vijf dingen die je nog niet wist over MotoGP-wereldkampioen Joan Mir

Kevin Schwantz hoopt dat Marc Márquez de fysieke en mentale kracht van de afgelopen jaren zal behouden. Maar hij vreest dat hij veel tegenwerking coureurs zal ondervinden van meer coureurs. Veel jongere coureurs in 2020 gegroeid en zullen blijven groeien.

Kevin Schwantz over de jonge generatie

Kevin had het ook over de volgende generatie coureurs. In het bijzonder degenen die nu van de Moto2 naar de MotoGP gaan: Enea Bastianini wereldkampioen, Luca Marini en Jorge Martin.

‘Het is geweldig om meer jonge rijders op deze motoren te hebben. Jack Miller is een goed voorbeeld van wat je kunt doen, ook al is hij niet meer zo jong. Bastianini en Marini zijn erg sterk. Misschien zijn ze volgend seizoen niet zo sterk, maar over twee of drie jaar wel. En dan zullen de managers van de andere teams denken: “Verdikke, waarom hebben we ze niet meegenomen?” Schwantz zegt dat hij de groei van de jonge coureurs in de verschillende klassen graag volgt.

Kevin Schwantz

Het is leuk om te zien hoe tieners groeien als ze door de Moto3 en de Moto2 gaan.

‘Het is leuk om te zien hoe tieners groeien als ze door de Moto3 en de Moto2 gaan. Als je ze goed bekijkt, kun je op de een of andere manier ook voorspellen hoe het afloopt. Kijk naar de Moto2 van een paar jaar geleden. Daarin reden toen bijvoorbeeld Franco Morbidelli, Alex Rins, Joan Mir en Quartararo tegen elkaar. Fabio Quartararo is een type coureur dat verloren had kunnen gaan voor de MotoGP. Met zijn talent zou hij dan veel vraagtekens hebben achtergelaten. Maar je kon het ook voorspellen door te kijken hoe de dingen voor hem werkten in de Moto2. Ook toen raakte hij verdwaald als hij het in een weekeinde niet kon vinden in de motor. Maar je ziet ook wat goede begeleiding en een goed team voor zo’n talent betekent.’

Zondagmorgenfilm: MotoGP seizoen 2020

0

Het zit er helaas echt op… Het MotoGP-seizoen 2020 kwam vorig weekeinde op Portimao ten einde en dat is een flink gemis merken we vandaag. Want vanaf juli was er elk weekeinde top-motorsport op televisie. Nu is het wachten tot Le Dakar 2021 en om dat wachten iets plezieriger te maken, hebben wij twee mooie films van het MotoGP seizoen 2020 online gezet. Wat een jaar!

Yamaha V-Max, de eerste serie (1984-1987) – Mijlpaal

0
Yamaha V-Max

Yamaha’s VMAX – de afstammeling van de originele V-Max – krijgt volgens onze informatie geen derde generatie in Europa. Maar in Japan wordt de geëvolueerde Vmax altijd nog geproduceerd. Jaar in jaar uit. De Yamaha V-Max was een unieke machine die best lang in productie bleef, terwijl hij maar weinig veranderende. Voor Yamaha was de V4 eerder een prestigeobject dan een daverend verkoopsucces. Wel is het zo dat destijds de bestellingen voor Nederland afhankelijk was van de vraag. Die was niet altijd hoog genoeg, daarom viel er soms een modeljaar uit het leveringsprogramma.

Het verhaal van de Yamaha V-Max begon in Las Vegas, waar in oktober 1984 de originele v4 1200cc werd gepresenteerd. De V-Max en de VMAX die erop volgde, zijn eerder marketing- dan verkoopsuccessen. Ze leverden voor hun tijd heel veel vermogen, maar de verkopen gingen niet sky high. Wat er wel werd verkocht, kwam al snel en vaak in handen van motorrijders die de V-Max technisch en optisch aanpakten. Ze maakten ‘m nog bruter, sneller en beter sturend en remmend. Maar altijd nog cooler…  Daarom is het vinden van een originele eerste generatie V-Max tegenwoordig zo makkelijk nog niet.

Liever een V8 dan een V4

Een paar jaar voor de onthulling in 1984, maakte een groep Yamaha-ingenieurs een ontdekkingsreis door de VS. Een van hen was Akira Araki, die later het V-Max-project zou leiden. In 2001 legde hij op de huiseigen ‘Design Café’ website van Yamaha uit hoe het idee van de V-Max tot stand kwam bij het zien van coureurs die wedstrijdjes reden op een brug over de Mississippi. ‘Ze begonnen vanaf het ene uiteinde van de brug’, zei hij, ‘en de finish was de andere kant. Het was een simpele regel: Gas er op en gaan. En dan maar zien wie er als eerste de andere kant bereikte.’ Het concept dat hij voor zich zag na de indrukwekkende performance op de brug was om een motor maken, die vooral heel snel rechtuit kon. Het was de geboorte van het V-max-concept.’

Het vroege ontwerpwerk voor de motor werd, de Amerikaanse doelgroep indachtig, gedaan in het Amerikaanse kantoor van GK Design International. De opzet was geïnspireerd door dragracing en hotrods. Daarom werd er gekozen voor een V4-blok. Een V8 was nog echter geweest, maar daar werd om meerdere redenen van af gezien. De V4 was een mooi alternatief. Ook wat betreft het geluid. Komt bij dat Yamaha al werkte aan een V4, een 1198cc-blok die werd ontwikkeld voor de in 1983 geïntroduceerde Venture Royale, waarmee gepoogd werd om Goldwing-klanten van Honda af te snoepen. Ondanks de goede bedoelingen werd de Venture Royale geen succes.

Yamaha V-Max

V-Boost

Het nieuwe blok was een prima ding. Voor een Goldwing-concurrent. Het leverde ongeveer 90 pk en was helemaal opgezet als blok voor een luxe tourer. Maar Araki’s geesteskind moest heel wat meer peper in de kont hebben. Na te hebben overwogen om een turbo toe te voegen – iets dat in de vroege jaren 80 in zwang was, alle Japanse fabrikanten hadden een motor met turbo ontwikkeld – kwam het Yamaha op het idee van V-Boost. Aan de de V-Boost van de originele V-Max 1200 lag een idee ten grondslag dat later ook zou leiden tot het Hyper VTEC-systeem van Honda. Beide zijn ontworpen om een fundamenteel compromis aan te gaan tussen een laag koppel en een hoog vermogen. Voor tractorachtige trekkracht, zoals nodig voor de Venture Royale, moesten motorontwerpers kleine inlaatgroottes gebruiken. Die verhogen de snelheid van het mengsel dat de cilinders binnenkomt, waardoor brandstof en lucht beter worden gemengd bij lage motortoerentallen. Maar dezelfde kleine inlaten zullen motoren bij hoge toerentallen wurgen, waardoor het piekvermogen wordt beperkt.

BSA Gold Star BB34 GS (1953) – Mijlpaal

Terwijl Hyper VTEC, zoals die werd gebruikt op de VFR800, overschakelt van het gebruik van een enkele inlaatklep bij lage toeren naar twee kleppen bij hoge toeren – verdubbeling van de inlaat – doet V-Boost dezelfde truc op een andere manier. Die bereikte een verdubbeling van de inlaatgrootte door een slim inlaatspruitstuk te gebruiken. De V-Max had vier kleine carburateurs, één voor elke cilinder, maar het V-Boost-systeem opende vlinderkleppen in het inlaatspruitstuk om de gasfabriekjes paarsgewijs te koppelen boven 6.000 tpm. Dat betekende dat elke cilinder door twee carburateurs werden beademd in plaats van één bij hoge toeren, waardoor de ademhaling veel beter werd en het vermogen een serieuze oppepper kreeg. Het resultaat was opmerkelijk en het verhoogde het vermogen van de luie, koppelrijke op de Venture Royale gebaseerde blok van 95 pk tot maar liefst 145 pk. In 1984 was dat een onvoorstelbare waarde. Geen enkele andere productiemachine kwam zelfs maar in de buurt van zoveel vermogen.

Zoek de verschillen

Vermogen kan een probleem zijn. Terwijl Amerikaanse modellen helemaal ontketend bleven, werd van 1991 tot 1995 in veel markten het V-Boost-systeem uitgeschakeld. Dat was in de tijd dat fabrikanten en importeurs zich hielden aan de zelfopgelegde vermogensbeperking tot 100 pk. Zonder V-Boost werd het vermogen beperkt tot een Venture Royale-achtige 95+ pk en werd voor de onvoorstelbare 145 pk aan banden gelegd en daarmee ook het unieke van een V-Max. Een originele Europese V-Max heeft meestal 100 pk. Het grappige is dat sommige eigenaren dat nooit hebben geweten. De V-Max werd hier te lande aan de pers voorgesteld in z’n ongetemde uitvoering.

Misschien niet verrassend, de geknepen fietsen werden niet in grote aantallen verkocht en er bleven er nog minder van over in originele staat. Voor de uitstraling maakt het niet veel uit. Maar als je op zoek bent naar een V-Max, controleer dan of het model dat je koopt geen gecastreerde versie is.

De Yamaha V-Max van Cees Cornwall

Cees Cornwall is een geboren Noord-Hollander met een indrukwekkend wegraceverleden, tot Amerika aan toe. Toen hij voor het eerst oog in oog stond met een V-Max was hij verkocht. Dat was een officiële 100 pk Europafiets. Via via hoorde hij dat er bij Yamaha een onbeteugeld exemplaar te koop stond. Dat was een machine die voor introducties was gebruikt en die aan de reputatie van de Yamaha V4 had gewerkt. Bladenmakers en andere influencers uit die tijd hadden de dikke Yamaha aardig afgetrapt. Maar het was en bleef – waarschijnlijk – de eerste V-Max met vol vermogen in Europa. Cees, die niet alleen een getalenteerd coureur was – ‘Ik was gewoon iemand die erg laat voor de bochten remde’ – maar ook een gedreven techneut is, trok eerst het blok helemaal uit elkaar. Daar kwam hij een wat uitgelopen drijfstangoog tegen. Plus een deerlijk mishandelde koppelingskorf. Het blok werd met TLC weer gemonteerd en kreeg daarbij een nieuwe, chique zwarte jas. Het lakken van blokken was indertijd blijkbaar in Japan nog een dingetje. De motor van Cees was na veel zoeken de enige originele, vroege V-Max die we konden vinden. En dat terwijl we een heel uitgebreid netwerk hebben. De motor is in absolute topstaat. En er wordt op gereden. Niet per definitie op de harteloze manier van de testers van toen. Maar toch. ‘Dat was uit gebrek aan respect voor de techniek’, mijmert Cees sombertjes. Bij ‘gewoon’ gebruik is een vroege V-Max niet het brute, ongeleide projectiel dat hij volgens zijn reputatie is. ‘De remmen zijn niet over bemeten. En door de dikke achterband stuurt hij wat lomp,’ zegt Cees die intussen in de Benelux en ver daar buiten de man is waar V-Max eigenaren terecht komen als ze technische problemen hebben. ‘Maar in de bochten krijg ik de voetsteunen aan de grond. Ach, het is hetzelfde verhaal als bij de Kawasaki 500cc driecilinder tweetakt. Iedereen ‘wist’ hoe beroerd die dingen stuurden. Maar mannen die konden sturen gingen er op Zandvoort erg hard mee.’

Yamaha V-Max

Yamaha V-Max: Weinig modelontwikkeling

Voor een motor die bij de lancering in 1984 zoveel indruk maakte, werd de ontwikkeling van de V-Max verwaarloosd. Hoewel de Amerikaanse verkopen in de beginjaren prima liepen, zakte de vraag in. Daarom was ‘de krachtpatser niet het scherpste mes in de plannen van de marketeers of het snelste konijn in het bos’ (citaat van Jan Keijzer). Ja, er waren updates, maar doorgaans alleen voor kleuren en afwerkingen. Het achterwiel werd in 1986 vervangen en de V-Boost werd verbeterd. In hetzelfde jaar begon de Europese verkoop met de energiezuinige versie in Frankrijk. Het voorwiel is bijgewerkt in 1987 (1988 in Amerika). In 1990 kreeg de V-Max een nieuw ontstekingssysteem.

In 1993 waren er nieuwe vorken en remmen, met grotere schijven en vierzuigerremklauwen ter vervanging van de oude met slechts twee potten. En in 1996 werd het blok aangepast om een spin-on oliefilter toe te voegen en de Britse V-Max kreeg eindelijk het Amerikaanse V-Boost-systeem.

Ondanks het duidelijke gebrek aan interesse, bleef de eerste generatie V-Max tot eind 2007 dus vrijwel ongewijzigd in vorm. In 2009 kreeg de VMAX een grote opknapbeurt.

De reputatie

Vanuit de media en aan de bar bouwde de Yamaha V-Max aan zijn reputatie. Inclusief de roep dat hij een ontembare bruut was plus de reputatie dat het frame te slap was en de remmen onder presteerden. Natuurlijk steekt in elk verhaal wel een grond van waarheid, maar in de praktijk was er best te leven met zo’n V-Max. Zonder V-Boost was hij wat loom en met sportlongen was hij onder de 6.000 tpm ook gewoon handtam.

Het Grote Verbouwen

Een Yamaha V-Max is enorm verbouwingsgevoelig. Die verbouwing kun je onderverdelen in cosmetische ingrepen en handelingen die de technische aspecten meten verbeteren. Om met dat laatste te beginnen: Al snel ‘wist’ iedereen’ dat een V-Max slecht stuurde, veerde en remde. Zo kwamen er andere remmen, veersystemen, voor- en achtervorken en veerelementen. Er kwamen ook enorm cool uitziende frameverstevigingspijpen. En uitlaatsystemen. En dingen die glommen.

Aan de cosmetische kant werden nieuwe wielen, uitlaten en een enorme partij polyesterwerk aangeboden. Het idee om de inlaatpoorten constant de volle voeding door twee carburateurs te geven, was ook zo’n topper. Het volledige goed doordachte inlaatsysteem raakte erdoor van de leg en de V-Max werd er erg nerveus van op het gas. Veel grote geesten plakten onvervaard USD-voorvorken in hun V-Max. Het idee dat een V-Max vaak een pure showfiets was, hield de schade aan de voorzijde binnen de perken. Want bij de transplantatie van zo’n vet ogende voorpartij met dikke remmen vergat menig genie dat de hele rijwielgeometrie aan de voorkant er van in de war raakte. Cees zelf vertelt dat hij, als ex coureur, doodsangsten heeft uitgestaan op zo’n opgewaardeerde V-Max. ‘Het ding stuurde als een winkelwagentje op een keienpad.’

Yamaha V-Max wordt VMAX: de tweede generatie

Tegen de tijd dat de 1200cc V-Max stierf, was het al geen geheim dat er een compleet nieuw model op komst was. En dat werd de VMAX uit 2009, een 1700cc krachtpatser van (bijna) 200 pk sterk. Als je Classic & Retro blijft volgen, kun je daar omstreeks 2040 een leuk verhaal over verwachten. Nog even geduld dus.

Sleuteltips van Cees Cornwall

  • Heeft je Vmax de neiging tot sputteren met accelereren, schroef de carburateurdeksels los en bekijk de rubberen membranen van de gasschuif. Heeft het rubber losgelaten en kan je er dus doorheen kijken, vernieuw de gasschuif. De rubbers zijn niet los te koop.
  • De luchtregelschroeven zijn vaak een probleem. Draai ze er eens uit en blaas de kanalen goed door. Daarna moet wel het CO weer worden afgeregeld. En CO meten doe je in de uitlaatbochten.
  • De enige manier om het CO goed af te stellen is het CO-meten in de uitlaatbochten. De boutjes kunnen zijn vastgeroest, dus draai ze af en toe los en smeer ze even. CO-meten achter in de dempers heeft niet veel zin. Je weet dan niet aan welke carburateur je moet stellen om het echt goed te krijgen.
  • Voor de uitademkant vonden we al zoekend zomaar 25 verschillende leveranciers van alternatieve uitlaatsystemen voor de V-Max 1200. De ervaring leert dat zulk moois vaak gemonteerd wordt zonder de sproeierbezetting en het luchtfilter aan te passen. Dat kan leiden tot serieuze motorschades.
  • Haal de olieaftapplug uit het cardan en verwijder het magneetje uit de plug. Het komt voor dat het magneetje loslaat en als die tussen het pignon- en kroonwiel komt, is het betalen. Want van het cardan zijn geen onderdelen los te koop. De nieuwere modellen hebben dit magneetje ook niet meer.
  • De startmotor is wel een dingetje. Vervanging van de oude met twee koolborstels door eentje van na 1995 – met vier koolborstels – is niet de ideale oplossing. Cees Cornwall heeft een modificatie bedacht die het probleem op lost.
  • Het is heel belangrijk om de carterpan van je V-Max eens te verwijderen en te kijken of de O-ring van de olieleiding nog op zijn plaats zit. Deze O-ring is van siliconenrubber en is eigenlijk te slap. Je zult begrijpen dat als daar teveel olie weglekt er een enorme schade aan het motorblok kan ontstaan. Cees gebruikt zelf een betere en stuggere soort als vervanging. Nog meer vettige tip: vervang na demontage de complete olieleiding set, met het losdraaien van de banjobout verdraaid de leiding en terugbuigen geeft een te groot risico van scheuren of breken.
  • De tip voor deze winter: Vul de lege tank met een paar liter alkylaatbenzine zoals Aspen. Tank nooit E10. Tap de vlotterbakken van de carburateurs af, anders is de Yamaha V-Max na de winter gegarandeerd niet meer aan de gang te krijgen. Trek alle stekkers los en spuit er wat contactspray in. Vervang ook de remvloeistof want daar zit ook water in waardoor remmen en -leidingen het inwendig lastig krijgen. Spuit ook wat siliconenspray op de rubbers en bedrading! Ooit de voorvorkolie vervangen? Doe het beslist een keer en probeer eens oliedikte 15 in plaats van 10! Kijk van het voorjaar ook even naar de bandenspanning: vóór 2,4 en achter 2,8 bar. Een correcte bandenspanning laat een V-Max beter sturen

Yamaha V-Max 100 of 145 pk

Verschillen in tellers van de Yamaha V-Max zijn natuurlijk niet belangrijk maar toch: het rode gebied bij de toerenteller begint bij de 100 pk-versie eerder en de kilometerteller loopt minder ver door (260 km haal je toch niet). Een makkelijke controle is om het contact even aan te zetten, dan hoor je het motortje zoemen van de V-Boost die even open en dicht gaat. Er zijn meer verschillen, zoals de uitlaten, toerenteller, kilometerteller, V-Voost met elektronica, nokkenassen, bedrading, schakelaar van de reservestand benzinetank, reflectors, spiegels, de sproeierbezetting…

2021 Kymco DT X360: Adventure Crossover-motorscooter

0
2021 Kymco DT X360

2021 Kymco DT X360 is een nieuw model dat de avontuurlijke motorscooter-rijder zal aanspreken. Een motorscooter met off-road invloeden en genopte banden op 14 en 13 inch wielen.

Tijdens een digitale presentatie heeft Kymco het nieuws voor 2021 onthuld. Met daarin onder meer aandacht voor de DT X360, een model dat de Taiwanese fabrikant presenteert als een Adventure Crossover. De DT X360 ziet er inderdaad wat off-road uit, maar het stof dat de motor in z’n leven zal verzamelen zal toch vooral van het asfalt komen.

2021 Kymco F9 elektrische sportscooter met versnellingsbak

Maar toch, het uiterlijk, de tweekleurige lak, de genopte banden en de aanwezigheid van handbeschermers. Het ziet er allemaal heel smaakvol uit. En de wat rauwe voorkant met snavel is helemaal in de lijn van de reisenduroschool. Wat dat betreft  geeft de Kymco DT X360 een duidelijk signaal af: genieten. Het succes van de Honda X-ADV heeft immers aangetoond dat het publiek gevoelig is voor deze oproepen.

Kymco DT X360 is ook Downtown 300i

Onderhuids heeft de nieuwe Kymco eigenlijk een meer traditionele structuur. Het is een comfortabele motorscooter voor woon-werkverkeer en om een stukkie buiten de stad te toeren. Aan de techniek ligt in essentie de bekende Downtown 300i ten grondslag. De DT X360 heeft het grootste deel van zijn chassis, afmetingen en blok van dit model betrokken.

De belangrijkste technische verschillen zitten in de banden. In de maten 120/80-14 en 150/70-13 en het meer genopte loopvlak. Maar ook in het remsysteem met nieuwe remschijven en remklauwen en het paar achterste schokdempers.

De eencilindermotor, met enkele nokkenas en vier kleppen, stijgt van 300 naar 321 cc. Het maximum vermogen stijgt van 30 pk bij 7.750 tpm naar 34 pk bij 7.250 tpm. Het maximale koppel blijft staan op 29,4 Nm. Maar het relatieve toerental daalt met 500 tpm, van 6.250 naar 5.750 rpm.

Het dashboard van de 2021 Kymco DT X360 bestaat uit een gloednieuwe kleur led-display. Er zit tractioncontrol op en je start de DT X360 zonder sleutel.

Het Duitse Middelgebergte van west naar oost

0
Duitse Middelgebergte

Een rit van het Ebbegebergte en het Rothaargebergte via het Thüringer Schiefergebergte en het Elbsandsteingebergte tot aan het Zittauergebergte. Dat belooft – ook ver ten noorden van de Alpen – bergbochtenplezier dwars door Duitsland.

Van Herscheid naar Zittau; volgens de navigatie is de snelste route zonder snelweg elf uur en 6 minuten en 632 kilometer. Hmm… Dat maken wij wel uit. We willen immers ook nog wat zien tijdens de lange rit door landschappen, die allemaal de veelbelovende toevoeging ‘gebergte’ achter hun naam hebben. Mijn ‘jachtvoertuig’ is een Kawasaki Z900RS Café; geen wilde vechthond of een wolf in schaapskleren, maar met zijn pittige 112 pk toch een ideaal wapen voor de bochtige buitenwegen. Dus begint de tocht daar waar de meisjes nog wilder zouden zijn dan de koeien: in het Sauerland. Daar horen ook het Ebbegebergte en de Nordhelle bij, met 662 meter de hoogste berg in deze streek en tegelijkertijd – als Al 707 tussen Herscheid en Valbert – berucht en geliefd door hellingshoekfanaten uit het Ruhrgebied en zelfs uit Nederland. Helaas geldt dat ook voor degenen die graag wegen afsluiten.

Is dit alles?

Kneesliders schrapen totdat het donker wordt. Maar toch… ‘Is dit alles? Is dit alles?’, zou Doe Maar zingen. Na de eerste bochten ter opwarming kijken ook reismaat Gerd en ik elkaar bij de Nordhelle vragend aan. Is dit alles? Ons oordeel: best aardig, maar geen vergelijking met een topparcours, zoals de Kesselberg tussen Kochel en Walchensee. Ja, meertjes. Daarvan zijn er in het Sauerland rijkelijk veel. Bijvoorbeeld de door waterratten en badnimfen geliefde Listertaldam, met vier campings en vlak daarnaast de Biggetaldam, destijds het grootste bouwproject van Duitsland. De dorpen, die voor de Listertaldam eerst waren platgewalst en verderop weer waren opgebouwd, zijn voor de Biggetaldam weer onder water gezet. Vergeleken met dit meer is het nieuw aangelegde Phoenix-meer op het oude Hoesch-terrein in Dortmund maar een plasje.

Voor de kleine honger of een gesprekje tijdens het tanken kun je terecht bij Motortrefpunt Bigge Grill aan de westelijke oever tussen Sondern en Attendorn. Voor Kerst groeien de Nordmansparren in hun speeltuin rond de Homert, het hoogste plateau van het Lennegebergte. Een stille, misschien zelfs weemoedige groet aan de Z900 met zijn Kawasaki-groene racestrepen, die vrijelijk en zonder wortels door de bochten wiegt, maar die in tegenstelling tot een kerstboom veel meer dan een tot twee weken per jaar plezier biedt.

We komen langs avonturenland Fort Fun bij Bestwig – net als de Attahöhle bij Attendorn en de Karl May-speeltuin Elspe een van de vele vrijetijdsparken in deze omgeving – en kachelen vlot verder naar Niedersfeld. Dan rijden we omhoog naar Langenberg, met 843 meter de hoogste berg van het Roothaargebergte in Sauerland en zelfs van heel Nordrhein-Westfalen. De weg loopt dood op de wandelparkeerplaats van de Hochheide Hütte. Die is helaas wegens renovatie gesloten. Er is dus geen taart met koffie, slechts een prachtig panorama en een gravelpad bij de op- en afrit.

Edersee

Tot ziens Sauerland, hallo Stölzinger Gebergte. Nog nooit van gehoord? Wij ook niet. Totdat ‘professor Wikipedia’ ons verder hielp. Via Küstelberg en Hanzestad(!) Medeberg aan de Edersee: zo mooi als de weg langs de oever is, zo streng hanteren ze de maximumsnelheid van 50 km/u. De waterstand is zo laag dat het pleziervaartuig Sern von Waldeck er als een vis op het droge bijligt. En terwijl motorrijders hier bij mooi weer aan de Edersee als een zwerm naar het Bikerscafé Zundstoff zoemen, trekt de Doornroosje-achtige discotheek Las Wega aan de B253 bij Wega alleen publiek naar de dansvloer dat in een ander tijdperk is blijven hangen. Gelukkig loodst onze digitale helper ons weg van Wega naar hotel Sonnenhof en het mooie stadje Melsingen, met zijn bruisende nachtleven in de oude binnenstad.

Als een drie-eenheid liggen het Stölzinger Gebergte, het Richelsdorfer Gebergte en het Knüll Gebergte in het Noord-Hessische bergland, tussen Melsungen en Bad Hersfeld. Het is altijd weer een ontdekking, deze afgescheiden, voormalige randgebieden met hun bonte mengeling van bossen, akkers en graslanden, uitzichten en slingerende wegen. Zodra je over een heuveltop rijdt, ben je alweer in een ander landschap en denkt ‘oh wat mooi, het lijkt wel een 3D-film’. In dorpjes zoals Wickersrode zwaaien kinderen nog naar langsrijdende motorrijders en ook buschauffeurs vinden het leuk om eens andere gezichten te zien. Alleen een buizerd voelt zich bedreigd door de Kawasaki en de Ducati. Hij stijgt met een markante ‘Hiaah, Hiaah’ uit een veld omhoog en zweeft over de gigantische Eisberg, de hoogste heuvel van het Stölzinger Gebergte. Waar, zoals in Nausis, ‘het vaderland een thuis heeft’ en een klein straatje van Stolzhausen naar Rockensüß voert. Echt prachtig.

Bergbouwstad Nentershausen

Een prettig verblijf biedt de oude bergbouwstad Nentershausen aan de voet van de Herzberg, de hoogste berg van, nou?… Het Richelsdorf Gebergte. We nemen een picknickpauze op een bankje boven op de Burcht Tannenberg en gaan dan verder naar het Knüll. De Amerikanen bouwden in de jaren vijftig een radiostation op de kop van de ‘Knull’, een gedoofde vulkaan die de titel hoogste berg van de regio maar net aan de Eisenberg moet laten. Dat deden ze vermoedelijk om de ‘roden’ – met andere woorden de Russen – in de gaten te houden. Die tijden liggen ver achter ons. Tegenwoordig zijn jeugd- en wandelaarsherbergen Boglerhaus en Knull-Jause net als de camping een lonende business op de stompe bergkop.

Toerisme: Herfst op de backroads van Alabama, Amerika

Vrije vaart tot aan het Thüringse Schiefergebergte! Wat een prachtig gebied, een mix van slingerende landwegen en levensverhalen. Bij Philippsthal ligt een van de laatste bergen, geheel in het wit. Nee, het is geen ijsberg, die smelten immers allemaal binnenkort. Het is de Monte Kali, de stortplaats met het afval van de open kaliumzoutmijn aan de Werra. Na ‘Die Wende’, de bevrijding van Oost-Duitsland, heeft men acht van de negen kalifabrieken in Thuringen gesloten. De groeve in Merkers werd omgebouwd tot een belevenispark. Dan over de brug naar Vacha, waar passende concertposters hangen voor ‘City’, de DDR-cultband met de hit Am Fenster. Borden en plakkaten, die langs de straten hangen – zoals ‘belastingenverklaring voor pensionados’ of ‘Viba Nougat-Wereld’ – houden onze grijze cellen behoorlijk bezig. Geholpen door het feit dat de Japanse viercilinder zelf in de zesde versnelling lekker rustig door de dorpen tokkelt, waardoor je de gedachten de vrije loop kunt laten en door de wereld kunt vliegen. Tot aan de vrije avond in de jagershut in Schmalkalden.

Thuringer woud

Hartelijk welkom in het thuis van onze olympische kampioen Katie Wilhelm, zo begroet ons een aanplakbiljet in het Thuringer Woud. Het roodharige Biathlon-icoon bezoeken we niet, maar de grote Farmdenkopf, de hoogste berg in het Thuringse Schiefergebergte, wel. Maar helaas, het panorama bij het pompstation Goldisthal is alleen te voet te bereiken. Zo blijft het voor ons bij een blik op de adelaarskop, die als voor tuindecoratie uit steen gebeiteld is. Vliegen we verder naar het Fichtelgebergte en het Elstergebergte? Nee hoor, we zijn immers niet op de vlucht, zoals de gehate vrachtwagenchauffeurs, die hun multitonners door de smalle Thuringse landwegen proberen te persen. We rijden liever gelijk door naar het Erzgebergte, tijd en moeite sparend.

Ook deze bochtige etappe, via Probstella, concentratiekamp-memorial Laura, Swinger-Club ‘Zum Kuckuck’, Bad Lobenstein, Plauen en Poppengrün, is een aardige tocht. We belanden uiteindelijk in Morgenröthe-Rautenkranz, geboorteplaats van kosmonaut Sigmund Jähn, de eerste Duitser in de ruimte. Voor het gebouw van de ruimtetentoonstelling staat een MIG 21-F13 opgesteld. Als piloot zat je daar regelrecht op de motor. En dat bij een topsnelheid van 2125 km/u! De Britse Andy Green was in 1997 half zo snel, toen hij het wereldsnelheidsrecord op land behaalde. Op dit moment traint hij – hoe ouder, hoe gekker – voor het breken van de 1000 mijl per uur barrière. Dat is dan weer een anachronisme als je het afzet tegen de wereld van de boogkandelaars en de houten mannetjes in Seiffen. Maar zelfs met Kawasaki’s eigen bodemraket, de 231 pk sterke superchargermachine, de H2, zouden we er vanmiddag niet meer kunnen komen. Vooral niet, omdat we onderweg eerst nog de Monster-Chopper bij motorpleisterplaats Ehrenzipfel bewonderen en bestijgen. We maken daarom een tussenstop op de Fichtelberg, met 1.215 meter de hoogste berg van het Erzgebergte en van onze hele toertocht. Een hoogtepunt is ook het hotel Fichtelberghaus, een topadres met buitenaards panorama. Ze hebben ook een garage, zodat de motoren niet door de wind omver worden geblazen.

Overal volkskunst

Nu veranderen we het perspectief van Fichtelberg naar Seiffen. Wie hierbij aan een zeepkistenwedstrijd denkt, slaat de plank mis. In spreekwoordelijke zin. In de speelgoedstad in het centrum van het Erzgebergte is de volkskunst overal. Het wemelt hier van winkels en etalages met uit hout vervaardigde kerstpiramides, houten mannetjes en boogvormige kandelaars. De ultieme tegenpolen van de PlayStation, MediaMarkt en Saturn. Veel geluk. Het notenkrakenmuseum in Neuhausen laten we aan ons voorbijgaan, net als het vliegtuigmuseum in Cammerswalde, we verkiezen in plaats daarvan de slingerende loop bij het beroemde Teichhaus. En komen dan nauwelijks meer uit de wirwar van omleidingen bij Bärenfels und Rehefeld.

‘Is dat daar de Grote Zschirnstein?’, vraagt de inmiddels in het Elbsandstein Gebergte gestrande jager aan een dorpsbewoner van Kleingießhübel? ‘Nee, de kleine. De grote ligt daarachter; daar kom je alleen te voet, alle wegen zijn afgesloten.’ ‘En het mooiste uitzicht?’ ‘Dat vind je bij Schöna.’ Dat heeft allemaal geen zin, deze trofee gaat aan ons voorbij. De hoogste berg is sowieso niet de meest imposante van het Elbsandstein-gebergte. Dat zijn de bijzonder schilderachtige Schrammsteinen en het bastion. Miljoenen bezoekers en kunstenaars als de romanticus Caspar David Friedrich kunnen het niet fout hebben. Basta. Maar ook hier geldt: zonder zweetvoeten geen prijs en dus geven we onze stalen rossen maar weer de sporen, rijden door het oog van de naald naar Bad Schandau over de Elbe en steken dan via het naburige Tsjechië af naar het Zittauer Gebergte, om daar in het laatste schemerlicht een vette buit binnen te halen. Bij Jonsdorf zien we een enorme rotsformatie, direct aan de straat. Bij Waltersdorf stoppen we bij de Sonnebergbaude, een leuk landhotel met een terras, waar vandaan je de vos en de reebok nog goede nacht kunt zeggen, of van waaruit je de volgende dag een mooie wandeling kunt plannen naar de met 792 meter de hoogste berg van het Zittauer Gebergte. Recht daartegenover zie je de Lausche.

Toegift

Achter die zeven bergen, daar ligt een gebergte dat nog veel kleiner is als jij, Zittauer, dat pronkt met de titel ‘kleinste middelgebergte van Duitsland’. Het ligt achter Coswig bij Meissen, bij het Spaargebergte, een ongeveer drie kilometer lange en tweehonderd meter brede bergkam met een hoogte van 191 meter. Heel spaarzaam. Dan zien we voor het hotel Boselblick, dat bekend staat om zijn Zwitserse specialiteiten, een rood wit geschilderde koe, als gebodypainte vlag van de monniken, net zoals in de Alpen.

De hoogste bergen van het middelgebergte

  • Ebbegebergte: Nordhelle (662,7 m)
  • Lennegebergte: Homert (656,1 m)
  • Rothaargebergte: Langenberg (843,2 m), Kahle Asten (842 m)
  • Stölzinger Gebergte: Eisberg (583 m)
  • Richelsdorfer Gebergte: Herzberg (478,2 m)
  • Knüllgebergte: Eisenberg (635,5 m), Knüllköpfchen (633,8 m)
  • Thüringer Schiefergebergte: Große Farmdenkopf (868,7 m)
  • Fichtelgebergte: Schneeberg (1051 m)
  • Elstergebergte: Kapellenberg (759 m)
  • Erzgebergte: Keilberg (1244 m), Fichtelberg (1215 m)
  • Elbsandsteingebergte: Große Zschirnstein (560,3 m)
  • Zittauer Gebergte: Lausche (792,6 m)
  • Spaargebergte: Juchhöh (191,1 m)

Reisinformatie

In Duitsland zijn er twintig middelgebergten die zich expliciet ‘gebergte’ noemen; van het Ahrgebergte in de Eifel tot het Zittauer Gebergte in het oosten. Er zijn er maar een paar die hoger zijn dan 1.200 meter of die boven de boomgrens uitkomen. Karakteristiek voor deze bergen is de reliëfenergie, dat is het hoogteverschil tussen de voet van de berg en het hoogste punt; al naargelang de regio is dat 200 tot 500 meter. Het mag dan zo zijn dat het landschap hier niet zo spectaculair is als rond de beruchte collegabergen Galibier of Großglockner, maar daar staat tegenover dat het wegennet in de middelgebergten veel uitgebreider is – en veel minder druk – dan de bekende trekpleisters in de Alpen.

De gereden route is 1.400 kilometer, te rijden in vier tot vijf dagen.

Heenreis

Van de A45, afrit Lüdenscheid-Süd, rijd je via de noordkant van de Versetalsdam naar Herscheid. Ongeveer halverwege het centrum van het kleine stadje voert een weg naar links naar de Herscheider Mühle.

Overnachten

– Landhotel Herscheider Mühle, Herscheider Mühle 1, 58849 Herscheid, tel: 00-49-2357-2325, www.herscheider-muehle.de. Mooi in het groen gelegen historische hotel. Kamer vanaf € 55,50, tweepersoonskamer vanaf € 82,50.

– Hotel Jagdhaus Weber, Reblin 11, 58849 Herscheid, tel: 00-49-2357-90900, www.jagdhaus-weber.de. Kamer vanaf € 50,-, tweepersoonskamer vanaf € 80,-.

– Hotel Sonnenhof, Franz-Gleim-Straße 11, 34212 Melsungen, tel: 00-49-5661-73 89 99, www.hotel-sonnenhof-melsungen.de. Het modern ingerichte hotel heeft geen restaurant, maar wel een op loopafstand bereikbare oude binnenstad. Kamer vanaf € 40,90, tweepersoonskamer vanaf € 52,80.

– Hotel Jägerklause, Pfaffenbach 45, 98574 Schmalkalden, tel: 00-49-3683-60 01 43, www.hoteljaegerklause.de. Gasten worden in de stijl van een Alpenhotel begroet. Kamer vanaf € 63,-, tweepersoonskamer vanaf € 85,-.

– Hotel Fichtelberghaus, Fichtelbergstraße 8, 09484 Oberwiesenthal, tel: 00-49-37348-1230, www.hotel-fichtelberghaus.de. Dit hotel scoort onder meer door zijn ligging op 1.215 meter. Kamer vanaf € 62,-, tweepersoonskamer vanaf € 98,-.

– Wanderhotel Sonnebergbaude, Hauptstraße 154, 02799 Großschönau, tel: 00-49-35841-3300, www.sonnebergbaude.de. Skilift en voetpad omhoog naar Lausche recht tegenover het hotel. Bijzonder goed op motorrijders ingesteld. Kamer vanaf € 48,-, tweepersoonskamer vanaf  € 72,-.

Hotel Fichtelberghaus

Motortrefpunten

– Bigge Grill; op de westoever van de Biggetaldam bij Attendorn.

– Restaurant Bikertrefpunt en Western-Motel Zündstoff; in Helmfurth aan de Edersee.

– Knüll-Jause; boven op de Knüllköpfchen bij Schwarzenborn.

– Bikertreff Ehrenzipfel; in Breitenbrunn aan de voet van de Fichtelbergs.

Literatuur en kaarten

In plaats van een reisgids kun je beter een overzichtskaart gebruiken, bijvoorbeeld Deutschland Süd van de ADAC, 1:500.000, € 9,99. Verder is een set detailkaarten van minstens 1:20.000 handig om de mooiste weggetjes te vinden.